Zoekresultaten 1061-1080 van de 14209 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/3810

    “Klacht tegen een psychiater die de zoon van klagers in 2017 enkele maanden heeft behandeld in verband met psychische klachten (o.a. BDD). De psychiater heeft medicatie (SSRI) voorgeschreven. De zoon van klagers had voor en tijdens de behandeling suïcidale gedachten. Twee jaar later is hij overleden als gevolg van suïcide.Klagers verwijten de psychiater onder meer dat zij de verkeerde medicatie heeft voorgeschreven, onvoldoende toezicht heeft gehouden en niet heeft gehandeld toen klagers als ouders noodsignalen gaven. Het college acht de klacht deels gegrond, concludeert dat de psychiater haar professionele regierol onvoldoende heeft vervuld en haar dossierplicht onvoldoende is nagekomen en legt de maatregel op van berisping.”

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5261

    Klacht tegen tandarts over beugelbehandeling grotendeels gegrond. De tandarts was niet bekwaam voor het uitvoeren van deze orthodontische behandeling en dat heeft geleid tot een behandeling met een onjuiste techniek en een onjuiste uitvoering, die veel te lang heeft geduurd. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5062

    Huisarts. Verweerder is huisarts en de broer van klager. Er bestaat verschil van inzicht over de zorg voor hun inmiddels overleden vader.Klacht: Huisarts heeft zijn positie misbruikt door een onjuiste medische verklaring over klager af te leggen die in een juridische procedure is gebruikt. Dat erkent verweerder. Daarnaast verwijt klager hem dat hij medische informatie van de vader heeft achtergehouden en foutieve medische informatie over vader heeft ingezet in rechtszaken. Ten slotte verwijt klager hem dat hij de vader niet de juiste medische behandeling heeft gegeven.College: Deels gegrond. Vaststaat dat verweerder mentor en bewindvoerder van vader was, maar niet diens huisarts. De klacht over de verklaring is gegrond. Het college legt de maatregel van waarschuwing op. In de overige klachtonderdelen is klager niet-ontvankelijk, dan wel is het klachtonderdeel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5582

    Klacht tegen tandarts grotendeels gegrond. Verweerder heeft verstandskies getrokken zonder klager vooraf op risico’s te wijzen. Ook als in dossier staat dat patiënt geïnformeerd is, moet behandelaar verifiëren of dat juist is en de patiënt alles heeft begrepen. De extractie is verder ondeugdelijk uitgevoerd met een ongebruikelijke techniek. Een flink stuk van de kroon is blijven zitten en was ankylotisch. Er is zenuwschade ontstaan. Nergens blijkt uit dat de tandarts bekwaam was om deze extractie te verrichten. Tandarts kent KIMO richtlijnen niet. Voorwaardelijke schorsing 8 weken, publicatie en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5284

    De vader van klaagster verbleef in de woonzorginstelling waar verweerder werkte als specialist ouderengeneeskunde. Patiënt leed aan vasculair parkinsonisme en gebruikte bij opname Sinemet. De dosering van deze medicatie door de verpleegkundig specialist tijdens het verblijf van patiënt in de woonzorginstelling meermaals aangepast. Klaagster verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig is geweest bij het bepalen en voeren van het medicatiebeleid en in de communicatie over – onder meer – dit medicatiebeleid. Het college gaat in de beslissing in op de positie van de specialist ouderengeneeskunde in relatie tot de verpleegkundig specialist en de reikwijdte van de in levenstestament gegeven volmacht. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5857

    Klacht tegen anesthesioloog kennelijk ongegrond. Klaagster is op 11 februari 2022 geopereerd vanwege de vernauwing in de dunne darm, waarbij een deel van de dunne darm werd verwijderd. Voorafgaand aan de operatie is klaagster op 20 januari 2022 bij de anesthesioloog op de poli geweest voor een preoperatieve screening. Na de operatie zijn complicaties opgetreden. Klaagster verwijt de anesthesioloog dat zij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van de preoperatieve screening. Het college oordeelt dat de anesthesioloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5283

    De vader van klaagster verbleef in de woonzorginstelling waar verweerster werkte als verpleegkundig specialist. Patiënt leed aan vasculair parkinsonisme en gebruikte bij opname Sinemet. De dosering van deze medicatie is door de verpleegkundig specialist tijdens het verblijf van patiënt in de woonzorginstelling meermaals aangepast. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist dat zij onzorgvuldig is geweest bij het bepalen en voeren van het medicatiebeleid en in de communicatie over – onder meer – dit medicatiebeleid. Het college gaat in de beslissing in op de positie van de verpleegkundig specialist en de reikwijdte van de in levenstestament gegeven volmacht. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5285

    De vader van klaagster verbleef in de woonzorginstelling waar verweerster werkte als specialist ouderengeneeskunde. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde onzorgvuldige communicatie na een uitspraak van de Geschillencommissie Zorg, waarbij verweerster zich volgens klaagster niet toetsbaar heeft opgesteld en er geen ruimte is geweest voor een gesprek over het gevoerde medicatiebeleid. Het college overweegt dat het door de verpleegkundig specialist gevoerde medicatiebeleid en de communicatie daarover niet onzorgvuldig was en dat de klacht op dit punt door de Geschillencommissie ook ongegrond is verklaard. Desondanks is in een later gesprek door de verpleegkundig specialist in aanwezigheid van verweerster aan klaagster nog een nadere toelichting gegeven op het beleid. De beslissing een volgend gesprek te beperken tot de aan patiënt nog te geven zorg, was niet onzorgvuldig.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5530

    Klaagster is na een polsbreuk geopereerd door de chirurg. Na de operatie heeft klaagster pijnklachten gehouden. Klaagster verwijt de chirurg dat hij de operatie onjuist heeft uitgevoerd en verkeerd materiaal heeft gebruikt. Ook verwijt klaagster de chirurg dat hij haar klachten na de operatie heeft genegeerd en dat hij niet eerder aanvullend onderzoek heeft laten doen. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:57 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1995

    Klacht tegen een huisarts. Klager heeft zich in 2021 bij de huisarts gemeld met onder andere hoofdpijnklachten nadat een deel van zijn gebit was getrokken. De klachten leken even te verbeteren toen de huisarts aan hem een antibioticakuur had voorgeschreven. Enige tijd later kreeg klager opnieuw klachten, andere dan eerder, en bleek dat bij hem sprake was van een endocarditis. Volgens klager heeft de huisarts deze diagnose gemist. Ook was er volgens klager geen sprake van ‘informed consent’ wat betreft het beleid van de huisarts, heeft de huisarts achteraf onwaarheden verklaard en heeft hij onjuistheden in het medisch dossier geplaatst. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart alleen het klachtonderdeel over de onwaarheden gegrond en legt aan de huisarts een waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege is, anders dan het Regionaal Tuchtcollege, van oordeel dat de huisarts daarnaast in een bepaalde periode te weinig onderzoek heeft gedaan, klager niet voldoende heeft geïnformeerd en bij het bepalen van het vervolgbeleid onvoldoende proactief heeft opgetreden. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de opgelegde waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5529

    Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. De behandeling bestond uit het tapen van de rug/schouderregio. Daarvoor waren het ontkleden van het bovenlichaam en losmaken van de bh nodig. De bh is niet geheel uitgegaan. Er was sprake van behandeling van een kwetsbare, minderjarige patiënte en met deze omstandigheden had de fysiotherapeut meer rekening kunnen houden bij het maken van de afweging om de behandeling met tape bij deze patiënte wel of niet uit te voeren. Dit neemt niet weg dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van grensoverschrijdend gedrag of onprofessioneel handelen. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:56 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1788

    Klacht tegen een arts. Klager is betrokken geweest bij een ongeval waarbij zijn auto werd aangereden door een andere auto. Hij heeft bij de verzekeraar van de tegenpartij van dit ongeval een claim ingediend voor de lichamelijke klachten die hij daarna had en die volgens hem een gevolg van het ongeval waren. De arts heeft als zelfstandig werkend medisch adviseur twee medische adviesrapporten opgesteld op verzoek van de verzekeraar van de tegenpartij inzake de claim van klager. In deze rapporten komt hij tot de conclusie dat de lichamelijke klachten van klager geen gevolg van het ongeval kunnen zijn. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de arts in zijn medische adviesrapporten zowel onzorgvuldig is geweest in zijn weergave en/of (impliciete) interpretatie van de beschikbare informatie, als ongefundeerde aannames heeft gedaan. De rapporten voldoen niet aan de eisen waaraan het moet voldoen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de maatregel van berisping op. De arts is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is, maar acht oplegging van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:53 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1971

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klaagster is bij de orthopedisch chirurg terechtgekomen na verwijzing door de huisarts in verband met voetklachten. Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg het stellen van een verkeerde diagnose, het geven van een onjuiste behandeling, het discrimineren op basis van leeftijd en het niet voldoen aan de vereisten van informed consent en shared decision making. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:54 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1993

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft klager in 2021 gezien voor een orthopedische expertise ter beoordeling van de mate van invaliditeit van klager na drie verkeersongevallen (twee in 2014 en één in 2018). De orthopedisch chirurg heeft een rapport opgesteld. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij: (1) pijnklachten buiten beschouwing heeft gelaten en de AMA-guides onjuist heeft toegepast, (2) een onvolledige niet volledig juiste anamnese heeft afgenomen, (3) buiten zijn vakgebied is getreden, (4) door middel van MRI-scans vastgestelde afwijkingen ontkent en (5) concludeert dat klagers rugklachten niet aan de ongevallen gerelateerd zijn. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:55 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2041

    Klacht tegen een revalidatiearts. Klager is in 2011 gediagnosticeerd met het Guillain-Barré Syndroom (verder: GBS). Hij was van januari 2012 tot februari 2013 klinisch opgenomen en aansluitend poliklinisch behandeld in een revalidatiecentrum waar de revalidatiearts destijds werkzaam was. Omdat geen indicatie meer bestond voor verdere revalidatie in de tweede lijn is geprobeerd een eerstelijns fysiotherapeut te vinden voor verdere begeleiding van klager. Uiteindelijk is in 2015 nog een tweede poliklinische revalidatieperiode aan klager aangeboden voor de duur van acht weken, waarna de behandeling definitief is geëindigd. Klager verwijt de revalidatiearts onvoldoende onderbouwing van het beleid en onvoldoende informatievoorziening aan klager voorafgaand en volgend op zijn ontslag uit de tweede poliklinische revalidatieperiode, gebrekkige en oneigenlijke dossiervoering en onvoldoende toezicht op professionele dossiervorming van teamleden (psycholoog en fysiotherapeut), gebrek aan expertise als controlerend/coördinerend revalidatiearts in de periode na ontslag, waardoor er een enorme terugval in het lichamelijk en geestelijk functioneren van klager is opgetreden, in het bijzonder heeft de revalidatiearts de richtlijn spierziekten niet gevolgd, en onvoldoende zelfreflectie en onvoldoende toetsbare houding in de interne klachtenprocedure naar aanleiding van het ontslag en een onjuist/onwaar verweer gevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht in alle onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5703

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij klaagster heeft mishandeld door onder dwang antipsychotica toe te dienen en hij haar in haar slaap heeft overvallen met injecties. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5704

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij klaagster heeft mishandeld door onder dwang antipsychotica toe te dienen en hij haar in haar slaap heeft overvallen met injecties. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A203/5705

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat zij klaagster heeft mishandeld door onder dwang antipsychotica toe te dienen en zij haar in haar slaap heeft overvallen met injecties. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5706

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater was werkzaam bij de instelling en heeft klaagster destijds in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij heeft gedreigd met injecties en dat hij klaagster heeft overmand met injectiespuiten waardoor zij zich onveilig en mishandeld heeft gevoeld. Het college heeft geen contact kunnen krijgen met de psychiater en de psychiater heeft dus niet gereageerd of verweer gevoerd. In de samenhangende dossiers (A2023/5331, 5702, 5703, 5704, en 5705) is wel verweer gevoerd en is een medisch dossier bij het verweerschrift bijgevoegd. Het college heeft dit dossier ambtshalve in de beoordeling van onderhavige klacht betrokken. In deze samenhangende zaken is naar voren gekomen dat klaagster ten tijde van de procedure bij het Tuchtcollege een mentor toegewezen heeft gekregen. Het college beoordeeld daarom ambtshalve of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5331

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verblijft in een instelling. De psychiater is werkzaam bij de instelling en heeft klaagster in de hoedanigheid van zorgbehandelaar, hoofdbehandelaar en zijdelings betrokken psychiater behandeld. Klaagster verwijt de psychiater onder andere dat hij dreigt met injecties en dat hij klaagster overmant met injectiespuiten waardoor zij zich onveilig en mishandeld voelt. De psychiater heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren omdat klaagster gedurende de tuchtrechtprocedure een mentor toegewezen heeft gekregen en het niet duidelijk is of de mentor instemt met de klacht. Daarnaast stelt de psychiater dat klaagster ten tijde van het indienen van de klacht ter zake wilsonbekwaam was en zij ook om die reden niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het college overweegt dat klaagster klachtgerechtigd is. Zij had ten tijde van het indienen van de klacht nog geen mentor. Voorts overweegt het college dat als uitgangspunt geldt dat een patiënt die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de klacht en de verwoording daarvan van klaagster valt niet af te leiden dat zij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Voor het indienen van een tuchtklacht dient aan de wilsbekwaamheid geen al te hoge eisen te worden gesteld. Het college oordeelt vervolgens dat niet duidelijk is geworden op welke gedragingen van de psychiater de klacht precies betrekking heeft en waarom de psychiater onjuist of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. In het dossier zijn geen aanwijzingen gevonden voor de stellingen van klaagster. Voor zover het college kan beoordelen volgt uit het dossier dat de psychiater zorgvuldig en adequaat heeft gereageerd op de situatie waarin klaagster verkeerde. Klacht ongegrond.