Zoekresultaten 91-100 van de 846 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-160a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Er zijn geen aanwijzingen dat beklaagde de depotmedicatie heeft gefrustreerd. Het is niet aan beklaagde om recepten voor de depotmedicatie voor te schrijven, zodat het verwijt dat er op 2 mei 2019 geen depotmedicatie werd verstrekt reeds om die reden niet aan beklaagde is toe te rekenen. Bovendien is de verwarring die bij beklaagde en haar partner is ontstaan over de locatie waar de depotmedicatie werd toegediend evenmin aan beklaagde te wijten. Er zijn ook geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen beklaagde in haar aantekeningen heeft genoteerd. Ten slotte is er geen enkele aanwijzing dat beklaagde over druk op klaagster heeft uitgeoefend om te verhuizen naar beschermd wonen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 187/2019

    Tuchtrechtelijk verwijtbaar grensoverschrijdend gedrag. Maatregel: voorwaardelijke schorsing inschrijving BIG-register.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/299

    Klager verwijt verweerster dat zij klager 1) tijdens de opname fysiek heeft mishandeld, 2) onder druk heeft gezet om zelfstandig te gaan wonen en 3) onrechtmatig en te lang heeft gesepareerd. Verweerster heeft verweer gevoerd. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/298

    Klager verwijt verweerder dat hij zich tijdens de opname van klager schuldig heeft gemaakt aan (dagelijkse) pesterijen, onrechtmatige strafoplegging en discriminatie en voorts dat hij op onrechtmatige wijze een injectie met medicatie heeft toegediend aan klager. Verweerder heeft verweer gevoerd. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:317 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.034

    Klacht tegen verpleegkundig specialist ggz. Klager is via de politie vanwege zijn verwarde toestand opgenomen op een gesloten afdeling van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, waar de behandelend psychiater hem depakine heeft toegediend. Later is klager overgeplaatst naar de open afdeling waar de aangeklaagde verpleegkundig specialist ggz werkzaam was. Op verzoek van klager is de depakine toen na enige tijd afgebouwd en gestopt. Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat zij het medicijn depakine op hem heeft uitgetest terwijl klager prima functioneert op ability en dat zij de depakine heeft gecontinueerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/300

    Klager verwijt verweerster dat zij 1) klager tijdens de opname onprofessioneel heeft begeleid en niet serieus heeft genomen, 2) klager onder druk heeft gezet om begeleid te gaan wonen, 3) klachten van klager over verschillende begeleiders niet serieus heeft genomen en 4) zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan discriminatie. Verweerster heeft verweer gevoerd. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2020:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2019/11

    Klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie) tegen verpleegkundige wegens (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Verweerder is tijdens en vlak na een behandelrelatie een persoonlijke en seksuele relatie met een patiënte aangegaan. De kans op recidive is groot aangezien verweerder onvoldoende inzicht in zijn handelen toont. Het college verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder, die momenteel niet meer in het BIG-register staat ingeschreven, een verbod op om zich opnieuw als verpleegkundige in te schrijven.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.047

    Klacht tegen verpleegkundige. De verpleegkundige is werkzaam als ondersteuner Jeugd en Gezin in een huisartsenpraktijk en heeft klagers zoon aangemeld bij het Centrum voor Jeugd en gezin (CJG). Daarvoor hadden een aantal gesprekken met de moeder plaatsgevonden en een telefonisch consult met klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht, voor zover deze betrekking heeft op het verwijt dat klager onvoldoende is gehoord ter zake van de problematiek van zijn zoon en dat hij niet de kans heeft gekregen om op de inhoud van de aanmelding te reageren gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van waarschuwing op. In beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat de verpleegkundige de inhoud van de aanmelding bij klager had moeten toetsen op juistheid, met name wat betreft de gegevens die klager betreffen. De verpleegkundige heeft dit nagelaten en heeft bovendien geen wijzigingen in het aanmeldformulier aangebracht na het gesprek met klager terwijl dit wel mogelijk was. Het beroep is deels gegrond, maar leidt niet tot vernietiging van de bestreden beslissing. In het principaal beroep bekrachtigt het Centraal Tuchtcollege, onder aanvulling van gronden, de beslissing waarvan beroep. Het incidenteel beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:53 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.173

    Klacht tegen verpleegkundige. Klagers hebben namens hun overleden broer (patiënt) een klacht ingediend. Patiënt was opgenomen op een chronische zorgafdeling van een verpleeghuis, waar de verpleegkundige destijds als verpleegkundig teamleider werkzaam was. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat sprake was van een niercelcarcinoom waarvoor geen levensverlengende behandeling meer mogelijk was. Patiënt kreeg vanwege de pijnklachten oxycodon voorgeschreven. Op verzoek van patiënt en familie is de oxycodon onderbroken. Patiënt is achteruitgegaan en een maand later overleden. Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij in strijd zou hebben gehandeld met de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Daarnaast zou sprake zijn van levensbeëindiging door de verpleegkundige tegen de wil van patiënt. De verpleegkundige wordt moord met voorbedachten rade verweten. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:55 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.212

    Klacht van een GGZ-instelling tegen een voormalig werknemer, een verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij een relatie is aangegaan met een kwetsbare cliënte die verder ging dan professioneel nodig of wenselijk was. De verpleegkundige heeft in deze situatie grensoverschrijdend gedrag vertoond en in strijd gehandeld met de gedragscode GGZ I en de richtlijn van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Daarbij is bijzonder kwalijk dat de verpleegkundige bij herhaling heeft aangegeven dat het nog niet klaar is. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van doorhaling in het BIG-register op. In beroep is gebleken dat de verpleegkundige nog steeds de ernst van zijn gedragingen niet in ziet. Daarnaast kan de verpleegkundige niet verklaren wat de aanleiding is geweest voor zijn grensoverschrijdende gedragingen, waardoor het risico op herhaling aanwezig is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de verpleegkundige.