ECLI:NL:TGZCTG:2019:317 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.034
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2019:317 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-11-2019 |
Datum publicatie: | 26-02-2020 |
Zaaknummer(s): | c2019.034 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verpleegkundig specialist ggz. Klager is via de politie vanwege zijn verwarde toestand opgenomen op een gesloten afdeling van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, waar de behandelend psychiater hem depakine heeft toegediend. Later is klager overgeplaatst naar de open afdeling waar de aangeklaagde verpleegkundig specialist ggz werkzaam was. Op verzoek van klager is de depakine toen na enige tijd afgebouwd en gestopt. Klager verwijt de verpleegkundig specialist dat zij het medicijn depakine op hem heeft uitgetest terwijl klager prima functioneert op ability en dat zij de depakine heeft gecontinueerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2019.034 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., verpleegkundig specialist ggz, werkzaam te B.,
beklaagde in beide instanties, gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 13 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de verpleegkundig specialist - een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 januari 2019, onder nummer 18/340vp, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De beklaagde heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 november 2019, waar zijn verschenen de verpleegkundig specialist, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Kastelein voornoemd. Klager is, hoewel op juiste wijze uitgenodigd, niet ter terechtzitting verschenen.
Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op
5 november 2019, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijk uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“ 2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klager is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (ASS) en een psychotisch toestandsbeeld met grootheidswanen. Hij is sinds 1 mei 2018 op basis van een rechterlijke machtiging opgenomen op D., een instelling van GGZ-Centraal vanwege een verward toestandsbeeld. Op 31 mei 2018 is door de behandelend psychiater gestart met depakine.
2.2. Op 5 juli 2018 is klager overgeplaatst naar de open afdeling van de D.. Verweerster is werkzaam op deze afdeling, onder de verantwoordelijkheid van de behandelend psychiater.
2.3. op 22 augustus 2018 heeft een zorgafstemmingsgesprek plaatsgevonden tussen klager, de psychiater, de casemanager en verweerster. Klager heeft in dit gesprek aangegeven baat te hebben bij depakine. Een dag later is hij hier op teruggekomen. In de dagen hierna heeft klager meernaals geweigerd depakine in te nemen. Op
29 augustus 2018 is na overleg met de behandeld psychiater besloten de depakine af te bouwen. Op 18 september 2018 is de depakine afgebouwd en gestopt.
3. De klacht en het standpunt van klager
3.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster het medicijn depakine op hem heeft uitgetest, terwijl klager prima functioneert op abilify.
3.2. Op het mondelinge vooronderzoek heeft klager in dit verband nog toegelicht dat het juist is dat het medicijn is voorgeschreven door de behandelend psychiater, maar dat hij verweerster verwijt dat zij dit heeft gecontinueerd. Klager voelde zich onder druk gezet om de medicatie te accepteren vanwege de rechterlijke machtiging en omdat hij graag naar huis wilde. Met de mogelijkheid dat klager enkel de medicatie accepteerde, omdat hij zich onder druk gezet voelde, is door verweerster volgens klager geen rekening gehouden.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Zij heeft aangevoerd dat op 31 mei 2018, toen klager nog op de gesloten afdeling verbleef, door zijn behandelend psychiater is gestart met het medicijn depakine, waarbij hem is uitgelegd dat hiermee getracht zou worden zijn manische episode te stabiliseren. Klager slikte weliswaar abilify, maar dat is een antipsychotisch middel en heeft niet dezelfde werking als depakine. Klager is ermee akkoord gegaan dat dit medicijn zou worden gestart. Om als geneesmiddel werkzaam te kunnen zijn, moet dit medicijn worden opgebouwd omdat gezocht moet worden naar een werkzame bloedspiegel. Klager vertoonde echter al snel na de start hiermee weerstand en weigerde meerdere malen depakine in te nemen. Deze weigering is gerespecteerd, aldus steeds verweerster.
5. De beoordeling
Ontvankelijkheid
5.1. Verweerster heeft betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, nu hij inmiddels geen depakine meer gebruikt geen belang meer heeft bij zijn klacht.
5.2. Dit standpunt is onjuist. Door middel van een tuchtprocedure kunnen handelingen van BIG-geregistreerde zorgverleners wordt getoetst. Dat deze handelingen in het verleden hebben plaatsgevonden, doet hier niet af. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.
Voorschrijven depakine
5.3. Wat betreft het door verweerster continueren van de depakine stelt het college allereerst vast dat sprake is van een adequate en zorgvuldige verslaglegging door verweerster. Alle medicamenteuze interventies door verweerster zijn in overleg met en onder verantwoordelijkheid van de psychiater ingezet. Zij diende dit ook te doen, nu het gaat om een meer complexe vorm van farmacotherapie. Verweerster is aldus binnen de grens van haar bevoegdheid gebleven. Voorts kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat is geluisterd en gereageerd op de wensen van klager. De depakine is uiteindelijk gestaakt op verzoek van klager, omdat hij meende dat dit voor hem geen positief therapieresultaat opleverde. Dat verweerster (eerder) had moeten opmerken dat klager – zoals hij stelt - onder druk van de rechterlijke machtiging met de depakine is gestart, is niet gebleken. Er was geen sprake van dwangmedicatie en thans is weliswaar duidelijk dat klager niet achter de medicatie stond, maar klager heeft onvoldoende aangetoond dat verweerster dit eerder had kunnen opmerken.
5.4. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt ”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.
4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.1 Voor zover het beroepschrift van klager nieuwe klachten bevat, is klager daarin niet-ontvankelijk. In de beroepsprocedure kunnen geen nieuwe klachten aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd. Voor het overige wordt klager in het beroep ontvangen.
Klager heeft zijn beroepschrift per e-mail ingediend en daarmee heeft hij - zoals de verpleegkundig specialist terecht heeft opgemerkt - zijn beroepschrift niet ingediend op een wijze als voorzien in de toen geldende bepalingen van artikel 73 Wet BIG (oud) juncto artikel 19 Tuchtrechtbesluit en (het daaruit voortvloeiende) artikel 1 van het Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (oud). Dit leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid van klager. De reden hiervoor is dat het Regionaal Tuchtcollege heeft nagelaten dadelijk na ontvangst van de e-mail van klager d.d. 13 januari 2019 waarin hij aangaf tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in beroep te gaan, klager erop te wijzen dat het beroepschrift niet op rechtsgeldige wijze was ingediend en dat hij vóór het verlopen van de beroepstermijn op 20 februari 2019 alsnog op de voorgeschreven wijze het beroepschrift diende in te dienen, waarvoor toen nog voldoende tijd bestond.
Ook het gegeven dat klager zijn beroepschrift niet heeft ondertekend, leidt niet tot zijn niet-ontvankelijkheid. Klager heeft nadat hij bij brief van het Centraal Tuchtcollege van 4 maart 2019 op dit verzuim is gewezen, binnen de gestelde termijn alsnog een ondertekende versie van het beroepschrift ingediend (ingekomen op 11 maart 2019).
Wat betreft het ontbreken van klagers adresgegevens in het beroepschrift overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het college klager hier niet op heeft gewezen. De noodzaak hiertoe ontbrak, nu de correspondentie van en met klager geen aanwijzingen bevatten dat klagers adresgegevens na de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege gewijzigd zouden zijn. Ook dit leidt niet tot klagers niet-ontvankelijkheid.
Voorts heeft klager naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege in zijn e-mail d.d. 13 januari 2019 en zijn aanvullende brief d.d. 8 maart 2019 (met bijlagen) voldoende duidelijk aangegeven dat, en op welke gronden hij het niet eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
5. Beoordeling van het beroep
5.1 Klager stelt met zijn beroepschrift opnieuw het verwijt aan de orde dat beklaagde het medicijn Depakine onnodig op klager heeft uitgetest, terwijl hij goed zou functioneren op het medicijn Abilify en dat beklaagde het medicijn Depakine nadien heeft gecontinueerd. Het beroep strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.
5.2 De verpleegkundig specialist heeft verweer in beroep gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
5.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klager geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
5.4 In beroep is het debat door partijen nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen schriftelijk standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op
5 november 2019 heeft de verpleegkundig specialist haar standpunt nogmaals toegelicht.
5.5 Het beraad in raadkamer na de behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen aanwijzingen dat de verpleegkundig specialist tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.6 Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
6. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; J. Legemaate en
T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en D.A. Polhuis en P.A.M. Storck, leden-beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2019.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.