Zoekresultaten 1081-1090 van de 42634 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:13 Raad van Discipline Amsterdam 23-845/A/A

    Voorzittersbeslissing; De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk. Ingevolge de rechtspraak van het Hof van Discipline (zie uitspraken van 5 juli 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:4 en van 30 mei 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:117) verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich ertegen dat met een klacht die eerder is ingetrokken, voor een tweede maal een klachtprocedure wordt gestart. Klager heeft eerder eenzelfde klacht over verweerders dienstverlening ingediend en daarna ingetrokken, waarna de deken het klachtdossier heeft gesloten. Verweerder mocht ervan uitgaan dat hij zich niet meer, ook niet op een later moment, bij de deken en de tuchtrechter hoefde te verweren tegen de verwijten die klager hem had gemaakt. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de klacht alsnog inhoudelijk door de voorzitter kan worden beoordeeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:12 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-716/AL/GLD

    Klacht met betrekking tot gedragsregel 21 lid 3 Ongegrond. Deze gedragsregel bepaalt dat het een advocaat niet geoorloofd is om zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat om een uitspraak is gevraagd. De ratio hiervan is dat voorkomen moet worden dat een partij nog een poging doet om de rechter te beïnvloeden als de uitwisseling van de wederzijdse standpunten is afgerond. Handelen in strijd met deze gedragsregel is in beginsel handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Het staat vast dat in deze zaak door de rechtbank een uitspraakdatum is bepaald. Ook staat vast dat verweerder daarna – zonder toestemming van klager – zich in een e-mail tot de rechtbank heeft gewend. In die e-mail heeft verweerder – kort gezegd – geschreven dat hij er vanuit is gegaan dat zijn cliënte in de gelegenheid zou worden gesteld om haar zaak mondeling toe te lichten en hij heeft verzocht om pleidooi. De raad is van oordeel dat dit slechts een niet-inhoudelijk processueel verzoek betreft. Dit verzoek en de motivering kan dan ook niet worden gezien als napleiten waarop gedragsregel 21 lid 3 ziet. Dat betekent dat de raad van oordeel is dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Deze klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:17 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-881/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Omdat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden verklaart de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:14 Raad van Discipline Amsterdam 23-142/A/NH

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:380 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-523/AL/GLD

    Eigen advocaat. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster niet aangetoond dat klager tijdens een bespreking uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Klager betwist dat dit toen is besproken terwijl verweerster geen schriftelijk stuk heeft overgelegd waaruit haar andersluidende lezing van de gang van zaken blijkt. Naar het oordeel van de raad blijft dat voor risico van verweerster (gedragsregel 16). Voor deze gegronde klacht legt de raad een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:13 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-901/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht van een advocaat. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de cliënt van klager te dagvaarden, zonder klager van dat voornemen in kennis te stellen. Gelet op de ernst van dit handelen en de omstandigheid dat verweerster niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld, is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:18 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-855/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Uit hetgeen klaagster op het door haar ingevulde klachtformulier naar voren heeft gebracht is de voorzitter niet gebleken dat de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat. De voorzitter heeft voorts in de overgelegde stukken geen aanknopingspunten gevonden voor de bevoegdheid van de tuchtrechter.  Voor het advocaten tuchtrecht is ter zake hetgeen klaagster aan de orde wil stellen geen rol weggelegd. Raad kennelijk onbevoegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:15 Raad van Discipline Amsterdam 23-366/A/A

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:14 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-452/AL/MN

    Klager heeft eerst via mediation geprobeerd om zijn echtscheiding te regelen. Dat is niet gelukt, op een deelafspraak over de zorgregeling na. Verweerder heeft klager daarna bijgestaan in de procedure. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder terecht geweigerd om een e-mail van partijen aan de mediator, met daarin een afspraak over de zorgregeling, niet in de procedure te overleggen. Die e-mail viel naar het oordeel van de raad onder het tussen partijen afgesproken geheimhoudingsbeding in het kader van de mediation. Daarnaast heeft verweerder klager op voldoende wijze ingelicht en bovendien diens belangen op deskundige wijze behartigd door daarover ook voldoende te communiceren. Of mogelijk sprake was van losse eindjes, verschrijvingen of slordigheden of het vergeten van bewijsstukken ten nadele voor klager in het processtuk van verweerder, kan de tuchtrechter niet beoordelen. Dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Van excessief declareren is de raad niet gebleken. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:16 Raad van Discipline Amsterdam 23-499/A/A

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft een arrest van het Hof naast zich neergelegd en heeft gehandeld uit eigen gewin. Ondanks het ondubbelzinnige arrest van het Hof heeft verweerder vastgehouden aan de uitvoering van het vernietigde vonnis en de hiermee gepaard gaande executie van de woning, als ook aan de inning van de opbrengt hiervan op zijn rekeningen. Daarmee heeft verweerder laakbaar gehandeld. Verweerder heeft met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Dat wordt hem door de raad zwaar aangerekend. Mede gelet ook op zijn tuchtrechtelijk verleden acht de raad een maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken passend en gebonden.