Zoekresultaten 801-810 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338729 KL RK 18-79 C/05/338730 KL RK 18-80

      Klaagster beklaagt zich over het gebrek aan voortgang in de afwikkeling van de nalatenschap en voorts het gebrek aan communicatie over de stand van zaken.   De kamer heeft de klacht gegrond verklaard. Gelet op het feit dat de notarissen de door hen in hun brief van 30 maart 2017 gedane toezeggingen in december 2018 nog steeds niet volledig zijn nagekomen. Verder acht de kamer het verwijtbaar dat de notarissen klaagster onvoldoende hebben geïnformeerd over de stand van zaken in de afwikkeling.   Aan zowel de notaris als de kandidaat-notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 656728/NT 18-53

    Klager is met de koper van zijn woning, in verband met een probleem met asbest en tijdsdruk, overeengekomen een depotovereenkomst te laten opstellen. Bij de overdacht werd pas duidelijk welke kosten de notaris klager in rekening bracht voor het opstellen van de depotovereenkomst. Klager vond die kosten veel te hoog, maar verlaging daarvan was onbespreekbaar. Vervolgens heeft de notaris de depotovereenkomst niet uitgevoerd zoals deze was bedoeld: hij heeft het depotbedrag zonder toestemming van enige partij aan klager uitgekeerd. Toen dat duidelijk werd heeft klager van een medewerker van de notaris de instructie gekregen het depotbedrag onmiddellijk terug te storten. Klager vindt die gang van zaken onacceptabel. Klager meent dat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden.  Klagers verwijt over de gang van zaken op het notariskantoor, de bejegening van de medewerker van de notaris nadat de door de notaris gemaakte fout was ontdekt, gecombineerd met het niet-reageren van de notaris, is naar het oordeel van de kamer gegrond. Waar vaststaat dat door de notaris een fout is gemaakt, was een andere toon van de medewerker op zijn plaats geweest en de notaris had klager, ook nog nadat klager de klacht had ingediend, op enige wijze kunnen laten weten dat hij de door hem gemaakte fout betreurde en daarvoor zijn excuses kunnen aanbieden. De ernst van het verwijt is echter niet van dien aard, dat de kamer de notaris daarvoor een maatregel oplegt. Daarbij houdt de kamer ook rekening met het feit dat de notaris ter zitting alsnog zijn spijt over de gang van zaken heeft betuigd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:31 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/10

    BFT verwijt notaris dat zij een bedrag op de derdengeldenrekening (openstaande posten overdrachtsbelasting) ten onrechte niet heeft uitgekeerd aan rechthebbende cliënten. Perikelen i.v.m. opheffing rekening courant-systeem Belastingdienst in 2007. Notaris heeft niets van doen gehad met de wijze waarop het kantoor van de notaris wiens protocol zij in 2010 heeft overgenomen de transacties in verband met door cliënten verschuldigde overdrachtsbelasting in 2006/2007 in de financiële administratie heeft verwerkt. Na de overname van het protocol heeft zij echter onvoldoende voortvarend opgetreden. Toen eind 2016 duidelijk werd dat het bedrag in het verleden niet ten laste van het resultaat was gebracht en het BFT afwijzend reageerde op haar voorstel om bindend advies te vragen over de civielrechtelijke vraag wie aanspraak maakte op het bedrag (zij had toegezegd dit advies te zullen opvolgen), had zij niet mogen stilzitten op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. De maatschappij moet er immers op kunnen vertrouwen dat een notaris er alles aan doet om ervoor te zorgen dat de aan haar/hem toevertrouwde gelden zo spoedig mogelijk aan de rechthebbenden worden toegekeerd. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:3 Kamer voor het notariaat Amsterdam 650297/NT 18-33 650394/NT 18-34 650308/NT 18-35

    Klacht over een fout in een (leverings)akte van 1994. Klacht tegen drie notarissen: de oud-notaris (notaris 1, gedefungeerd in 2009), de waarnemer van de oud-notaris die de akte heeft gepasseerd (notaris 2) en de protocolopvolger van notaris 1 (sinds 2016, notaris 3). Klaagster heeft in het huis van haar overleden vader een archiefdoos met oude aktes gevonden, eentje uit 1955, waaruit blijkt dat het pand dat toebehoorde aan haar overleden overgrootvader bij de verdeling van zijn nalatenschap was toegedeeld aan zijn tweede echtgenote, met dien verstande dat aan de andere erfgenaam van overgrootvader, de grootvader van klaagster, bij verkoop van dat pand voor een koopsom van meer dan fl. 40.000, 75% van dat meerdere zou toekomen. De grootvader van klaagster is in 1973 overleden. De tweede echtgenote van de overgrootvader van klaagster heeft het pand in 1994 verkocht en geleverd voor fl 410.000. In de akte van 1994 is vermeld dat zij de enig erfgenaam was. Klaagster verwijt notarissen 1 en 2 onder meer dat zij destijds niet aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan; zij hadden in 1994 de erfgenamen van de overgrootvader van klaagster dienen op te sporen. Klaagster verwijt notaris 3 dat zij feiten achtergehouden zou hebben toen klaagster haar (kantoor) vroeg om inzage in het dossier. De kamer stelt vast dat notaris 3 niets tuchtrechtelijk valt te verwijten. Gelet op de wettelijke bewaartermijn van twintig jaar hoefde zij het dossier van de overgrootvader van klaagster ook niet meer te bewaren. Gelet op artikel 99 lid 21 Wna en de ratio van de in de Wna opgenomen vervaltermijn, is de kamer van oordeel dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht tegen notarissen 1 en 2. Klaagster is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kamer in haar klacht tegen notarissen 1 en 2.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:1 Kamer voor het notariaat Amsterdam 655427/NT 18-48

    Vast staat immers dat de notaris in ieder geval op 28 november 2016 in het bezit was van de concept-koopovereenkomst van 17 oktober 2016. De notaris heeft het belang van deze concept-koopovereenkomst ook onderkend, getuige de bewoordingen van de notariële akte van 6 december 2016. Ook indien er van moet worden uitgegaan dat de notaris de ondertekende koopovereenkomst niet zou hebben ontvangen, acht de kamer het onbegrijpelijk dat zij ervoor heeft gekozen om in de akte van 6 december 2016 een verwijzing naar “de koopovereenkomst” op te nemen, zonder dat duidelijk was naar welke koopovereenkomst verwezen werd. Voorts zijn in die akte ten opzichte van de notariële akte van 21 januari 2015 afwijkende bewoordingen opgenomen ten aanzien van de nacalculatie van de koopprijs zonder enige verificatie bij klager. De notaris had eenvoudig haar werkzaamheden kunnen opschorten en had kunnen wachten met passeren totdat zij de ondertekende koopovereenkomst van partijen zou hebben ontvangen. Dit klemt te meer nu klager ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat van enige spoed geen sprake was, hetgeen ook niet door de notaris is betwist. Met deze handelwijze heeft de notaris onduidelijkheid voor klager gecreëerd en hem in een procesrechtelijk nadeliger positie gebracht, aangezien de desbetreffende koopprijsbepaling in de akte van 2016 zich kennelijk (gezien het door verkoper ingenomen standpunt) kan laten lezen als een afwijking van de koopprijsbepaling in de koopovereenkomst van 17 oktober 2016 en als gevolg hiervan een geschil tussen klager en de verkoper is ontstaan.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:57 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/345187 KL RK 18-163

    Voorzittersbeslissing inzake waarneming protocol oud-notaris

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:6 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/331509 / KL RK 18-1

    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris als vereffenaar zeer zorgvuldig gehandeld. Hij heeft veel tijd en aandacht besteed aan het opstellen van een volledige boedelbeschrijving, inclusief de lijst van gelegateerde kunstwerken. Bovendien heeft hij vele malen en op verschillende manieren geprobeerd klaagster hierbij te betrekken.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:30 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/67, 68 en 69

    Wraking. Klaagster heeft bij kamer Den Haag klachten ingediend tegen notaris A en B. Nadat die kamer de klacht tegen notaris A ongegrond heeft verklaard, heeft klaagster in de tuchtrechtprocedure tegen notaris B een verzoek ingediend tot wraking van alle plaatsvervangend voorzitters van die kamer. O.g.v. art. 512 WvSv en art. 1 lid 1 Wrakingsprotocol kamers voor het notariaat kunnen de voorzitter en elk van de leden die de klacht behandelen worden gewraakt. Nu de kamer Den Haag nog niet had bepaald welke (plv.) voorzitter de klacht tegen notaris B in behandeling zou gaan nemen en het niet mogelijk is om voorzitters/leden van een college “bij voorbaat” te wraken, wordt het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. Overweging ten overvloede. De omstandigheid dat een (tucht)rechter een beslissing neemt of heeft genomen die een partij onwelgevallig is of dat een (tucht)rechter, die eveneens werkzaam is als voorzieningenrechter, in die hoedanigheid een door klaagster aanhangig gemaakt kort geding heeft behandeld,  kan in beginsel geen grond zijn voor wraking van die (tucht)rechter(s). Dat is slechts anders als de gegeven beslissing of de wijze van behandeling ter zitting zo onbegrijpelijk is dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat zij voortvloeit uit vooringenomenheid van de (tucht)rechter of als die beslissing/gang van zaken ter zitting objectief gezien bij klaagster de gerechtvaardigde vrees heeft kunnen wekken dat die beslissing/wijze van behandeling is ingegeven door vooringenomenheid ten opzichte van klaagster.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/18

      De klacht bestaat uit drie onderdelen. Klager verwijt de notaris dat: 1. er nooit een bijeenkomst van eigenaren is geweest en geen taxatieopdracht is gegeven waar alle eigenaren mee ingestemd hebben en waar meerdere taxaties uit voort zouden zijn gekomen. Ook is er nooit een woordvoerder of voorganger benoemd; 2. dat de notaris ten onrechte zijn ex-echtgenote als (mede)rechthebbende heeft aangemerkt. 3. de notaris zonder zijn instemming heeft meegewerkt aan de verkoop en levering van de woning voor prijs van € 110.000,00. Ten aanzien van klachtonderdelen 1 en 3 is de kamer van oordeel dat niet valt in te zien welk verwijt de notaris gemaakt kan worden door in opdracht van de familie van klager uitvoering te geven aan datgene waartoe klager was veroordeeld en waarvoor klager later ook een volmacht heeft verstrekt.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/22

      Uitspraak na deskundigenverslag.   Gelet op het verslag van de deskundige komt de kamer tot het oordeel dat de notaris zich voldoende heeft vergewist van de wilsbekwaamheid van tante alvorens hij is overgegaan tot het passeren van het testament. De notaris kon en mocht afgaan op hetgeen de twee huisartsen hebben verklaard over de wilsbekwaamheid van tante. Daarbij wordt opgemerkt dat het de kamer bevreemdt dat de notaris ter zitting melding heeft gemaakt van de geluidsopnamen van het passeren van het testament terwijl hij daar in de schriftelijke stukken geen gewag van heeft gemaakt. Dat de notaris klaagster geen inzage heeft gegeven in het testament van tante spreekt voor zich nu klaagster in dat testament niet genoemd staat.