Zoekresultaten 711-720 van de 12898 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3995

    Klacht tegen orthopedisch chirurg na operatie van golferselleboog ongegrond. Voldoende informatie over mogelijke complicaties verstrekt. Er is zenuwletsel ontstaan, maar geen aanwijzing voor onzorgvuldig handelen. De klachten van klager zijn steeds serieus genomen. Geen onjuiste informatie of diagnose.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4451

    Klacht tegen orthopedisch chirurg, die in 2008 een volledige knieprothese heeft geplaatst. Klaagster is daarna nooit klachtenvrij geweest. Deels niet-ontvankelijk. Vanwege risico’s op infectie en beperkte kans op verbetering is steeds afgezien van plaatsing nieuwe knieprothese. De opheldering op röntgenfoto’s vanaf 2014 is geen bewijs voor loslating zolang er geen verplaatsing is. De orthopeed heeft alle mogelijke onderzoeken gedaan en klaagster voor een second opinion verwezen. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4884

    Gegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Verweerster heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met een mogelijk structureel onveilige situatie rondom de dochter van klagers. Volgens klagers is bij deze melding de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ niet gevolgd en heeft deze melding een onnodig grote impact op het gezin gehad. Het college is van oordeel dat stap 3 uit het afwegingskader behorende bij de meldcode, het gesprek met de cliënt, niet op juiste wijze is uitgevoerd. De stappen die na het gesprek dienen te volgen – wegen van het huiselijk geweld of kindermishandeling en beslissen – zijn feitelijk in het geheel niet uitgevoerd. De beslissing te melden was al genomen voor stap 3, gesprek met de cliënt, en nadere afwegingen hebben niet plaatsgevonden. Het Afwegingskader is niet volledig en daarom niet op juiste wijze gevolgd. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4462

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klaagster is samengevat van mening dat verweerster haar beide zonen driemaal onjuist heeft verwezen naar een medisch kinderdagverblijf (MKD). Verweerster heeft benadrukt dat ze de plaatsing op een andere school niet heeft tegengehouden of belemmerd, maar dat zij aandacht heeft gevraagd voor het feit dat er meer problematiek was dan alleen de taalontwikkelingsstoornis. De klachtonderdelen betreffende de deskundigheid van verweerster kunnen als onvoldoende onderbouwd niet slagen. Dat verweerster klaagster niet duidelijk heeft gemaakt wat ‘meervoudige ontwikkelingsproblematiek’ inhield, is, gezien het medisch dossier en het traject van onderzoek en plaatsing, niet aannemelijk gemaakt door klaagster. Dit geldt ook voor de andere klachtonderdelen van klaagster die betrekking hebben op de informatievoorziening en de toelichting op de adviezen van verweerster. Wat er precies tussen partijen is besproken over de onderzoeksresultaten en de (motivering van de) adviezen kan niet worden achterhaald. Het college is van oordeel dat uit het medisch dossier echter voldoende duidelijk blijkt dat klaagster adequaat is geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken en betrokken is bij de adviezen. De klacht betreffende zorgvuldigheid en informatievoorziening is in al haar onderdelen ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4571

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts verstandelijk gehandicapten (arts VG). Klager verwijt de arts VG dat hij hem niet de zorg heeft geboden die klager nodig had. Klager stelt dat de arts VG zijn psychische klachten ondermaats dan wel op onzorgvuldige wijze behandeld heeft. Het college is van oordeel dat de keuze voor de systemische behandeling passend is in de gegeven omstandigheden. Gelet op de lichte verstandelijke beperking van klager, in dit geval verder gecompliceerd met neurologische symptomen, heeft een individuele behandeling minder kans van slagen dan begeleiding en coaching vanuit de omgeving. Met een systemische behandeling kon dus in de zorgbehoefte van klager worden voorzien. In tegenstelling tot de wens en stelling van klager was daarvoor geen klinische opname noodzakelijk. Dat klager afzag van de geboden behandeling waardoor opvolgende individuele behandelingen van klager werden gefrustreerd, kan de arts VG niet worden verweten. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3988

    Deels gegronde klacht tegen een arts. De klacht heeft betrekking op de medische behandeling van de overleden moeder (patiënte) van klaagster. De arts was destijds als huisarts verbonden aan een praktijk. Patiënte was door het pension (als passant) bij deze praktijk aangemeld. Klaagster verwijt de arts onder meer dat zij de gezondheidssituatie van patiënte niet serieus heeft genomen en ten onrechte geen onderzoek en diagnostiek heeft verricht, ten onrechte de NHG-behandelrichtlijn geneesmiddelen en zuurstof niet in acht heeft genomen en ten onrechte een afwachtend en onjuist beleid heeft gevoerd. Het college komt tot de conclusie dat de arts, toen zij werd gebeld in verband met de zeer lage saturatie van patiënte, zelf patiënte had moeten onderzoeken of een ambulance had moeten bellen. De arts heeft dit ter zitting ook erkend. De arts heeft niet gehandeld overeenkomstig de genoemde NHG-behandelrichtlijn. Het college heeft de eerste drie klachtonderdelen gegrond verklaard, en de overige klachtonderdelen ongegrond. Gelet op de ernst van het aan de arts te verwijten (niet) handelen is een berisping op zijn plaats. Het college heeft rekening gehouden met het door de arts getoonde zelfinzicht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1582 en 1671

    Klacht tegen huisarts. De zoon van klaagster was opgenomen in een instelling in verband met een verstandelijke beperking en een aandoening in het autistisch spectrum. Verweerder was toen enige tijd de huisarts van de zoon. Klaagster is de mentor en bewindvoerder van haar zoon. Klaagster maakt verweerder meerdere verwijten. Klachtonderdeel 1 ziet op het voorschrijven van medicatie en het opzeggen van de behandelrelatie. Klachtonderdeel 2 houdt in dat verweerder zijn dossier niet op orde heeft. Klachtonderdeel 3 houdt in dat verweerder zich niet professioneel heeft opgesteld jegens klaagster in de communicatie. Klachtonderdeel 4 houdt in dat verweerder onterecht declaraties heeft ingediend bij de zorgverzekeraar van de zoon. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond verklaard, ter zake daarvan aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd, en de klachtonderdelen 1 en 4 ongegrond verklaard. Klaagster heeft beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel 4. Verweerder heeft beroep ingesteld tegen de gegrondverklaring van de klachtonderdelen 2 en 3 en tegen de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de ongegrondverklaring van klachtonderdeel 4, verklaart klachtonderdeel 2 alsnog ongegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4083

    Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager, die de klacht namens zichzelf en niet namens zijn moeder indient, verwijt de huisarts dat zij gegevens die zij op professionele wijze, als huisarts van de moeder, heeft verkregen, onterecht met andere familieleden van klager en nabije contacten heeft gedeeld. Hierdoor is het vertrouwen dat de familieleden in klager hadden wat betreft de zorg voor hun moeder afgenomen. Door het sturen van haar e-mail naar onder meer de familie van klager, is klager van mening dat de huisarts zijn positie behoorlijk heeft ondermijnd. Met de huisarts is het college van oordeel dat het beter was geweest als de huisarts eerst met klager contact zou hebben opgenomen om te vragen hoe het gesprek met de moeder (over het mogelijk instellen van mentorschap) wat hem betreft was verlopen, voordat zij haar e-mail naar klager en anderen verstuurde. Dat zij dat niet heeft gedaan is niet netjes, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voorts had de huisarts beter eerst, voordat zij haar e-mail verstuurde, bij klager kunnen navragen naar wie hij eerder zijn e-mail met de aanhef “beste allemaal” had verstuurd. Dat zij dat heeft nagelaten is echter evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5003

    Gegronde klacht tegen een huisarts. Een minderjarige bezocht de HAP in verband met buikklachten. De huisarts heeft hem naar huis gestuurd. De volgende dag bezocht de minderjarige opnieuw de HAP, waarna hij meteen werd verwezen naar de SEH. Kort daarna is zijn rechterzaadbal operatief verwijderd. De minderjarige en zijn vader verwijten de huisarts dat hij 1) niet adequaat heeft gereageerd op de anamnestische gegevens van een vergroot en gevoelig scrotum – aangevuld met de informatie van de vader en de minderjarige - en een afwijkende uitslag van het urineonderzoek en 2) dat hij niet volgens de NHG Farmacotherapeutische Richtlijn ‘Acute epididymitis’ heeft gehandeld door geen acht te slaan op de pijn en roodheid van de rechterzijde van het scrotum. De huisarts heeft de klacht niet bestreden. De huisarts heeft veel spijt van het missen van de diagnose torsio testis. Het college is van oordeel dat de huisarts verder onderzoek had moeten doen. De minderjarige had weliswaar geen last van (zichtbare) afwijkingen aan zijn scrotum of van acute pijn, maar gezien zijn overige klachten (buikpijn en een gevoelige rechtertestikel) en zijn leeftijd had de huisarts moeten overleggen met en verwijzen naar een uroloog, zoals voorgeschreven in genoemde richtlijn, in geval van twijfel over de diagnose. Door dat na te laten heeft de huisarts niet de zorg betracht die van hem mocht worden verwacht. Het college verklaart de klacht gegrond. Gelet onder meer op het feit dat de huisarts lering heeft getrokken uit deze zaak, heeft gereflecteerd op zijn handelen en spijt heeft betuigd, is het college van oordeel dat met een waarschuwing kan worden volstaan. Het college heeft voorts het verzoek van klagers van kostenveroordeling toegewezen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3990

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De moeder van klaagster (hierna: patiënte) is na een val opgenomen in het ziekenhuis en daarna gedurende de opname in een pension overleden. Klaagster, een van de vier dochters van patiënte, vindt dat de verpleegkundige zorg in het pension ver onder de maat was omdat de lage saturatie telkens op zijn beloop werd gelaten en er geen actie werd ondernomen. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige (tijdens haar dienst) adequaat heeft gehandeld. Er was geen reden om onmiddellijk tot actie over te gaan, zoals klaagster stelt. De verpleegkundige heeft, onder verwijzing naar het medisch dossier, gezegd dat zij en haar collega-verpleegkundige patiënte die dag veelvuldig hebben gemonitord, samen met een derde verpleegkundige. Er zijn diverse metingen van de saturatiewaarden gedaan en er is contact opgenomen met de (waarnemend) huisarts. Haar instructies (de volgende dag contact op te nemen met de eigen huisarts, en bij benauwdheid contact met de HAP) zijn opgevolgd. Dat sprake is geweest van een inadequate dossiervoering is niet gebleken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.