ECLI:NL:TGZRAMS:2023:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4083
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:115 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-05-2023 |
Datum publicatie: | 02-05-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/4083 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager, die de klacht namens zichzelf en niet namens zijn moeder indient, verwijt de huisarts dat zij gegevens die zij op professionele wijze, als huisarts van de moeder, heeft verkregen, onterecht met andere familieleden van klager en nabije contacten heeft gedeeld. Hierdoor is het vertrouwen dat de familieleden in klager hadden wat betreft de zorg voor hun moeder afgenomen. Door het sturen van haar e-mail naar onder meer de familie van klager, is klager van mening dat de huisarts zijn positie behoorlijk heeft ondermijnd. Met de huisarts is het college van oordeel dat het beter was geweest als de huisarts eerst met klager contact zou hebben opgenomen om te vragen hoe het gesprek met de moeder (over het mogelijk instellen van mentorschap) wat hem betreft was verlopen, voordat zij haar e-mail naar klager en anderen verstuurde. Dat zij dat niet heeft gedaan is niet netjes, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voorts had de huisarts beter eerst, voordat zij haar e-mail verstuurde, bij klager kunnen navragen naar wie hij eerder zijn e-mail met de aanhef “beste allemaal” had verstuurd. Dat zij dat heeft nagelaten is echter evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht ongegrond. |
A2022/4083
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 2 mei 2023 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
huisarts, werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam te Amsterdam.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 22 maart 2022;
- de brief van klager van 5 mei 2022, binnengekomen op 10 mei 2022;
- de brief van het secretariaat van het college aan klager van 17 juni 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- aanvullende stukken van klager, binnengekomen op 27 oktober 2022;
- het proces-verbaal van het op 7 november 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
1.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 21 maart 2023. De partijen zijn
verschenen.
De huisarts werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen en de gemachtigde van
de huisarts
hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
Klager heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overgelegd.
2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Verweerster kent de familie van klager sinds 1977 en is met de familie bevriend.
Zij was
vanaf 1 januari 2003 tot ongeveer medio 2022 de huisarts van klager en zijn moeder
(hierna: de
moeder). Klager, geboren op 9 november 1960, is vertegenwoordiger van zijn moeder,
die aan dementie
lijdt. E, een instantie die hulp biedt aan mensen met dementie en hun naasten, was
sinds oktober
2018 betrokken bij de moeder en haar zes kinderen, waaronder klager. Op 21 februari
2022 vond er
een gesprek plaats tussen de moeder, klager, de casemanager van E, en een beoogd mentor
van de moeder. De huisarts heeft daarna een gesprek gehad met E, over het verloop
van het gesprek met de moeder. Over haar gesprek met E, heeft de huisarts een e-mail
gestuurd naar klager en een aantal mensen dat betrokken was bij de zorg voor de moeder.
2.2 Klager verwijt de huisarts dat zij onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld
door de
vertrouwelijkheid van een professioneel overleg tussen haar en E, te schenden en de
rollen van
zorgprofessional en vriendin des huizes te vermengen door een bericht via mailcontact
te
verspreiden naar een wijde groep mensen, waardoor zij klager in een kwaad daglicht
heeft gezet en
zij klager ook in zijn rol van patiënt is afgevallen.
2.3 Het college komt tot de conclusie dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Het college licht dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Klager komt uit een huisartsengezin, zijn inmiddels overleden vader was huisarts.
De huisarts
kent de familie van klager sinds 1977 en is met de familie bevriend. Vanaf 1 januari
2003 tot
ongeveer medio 2022 was zij tevens de huisarts van klager en zijn moeder. De 91- jarige
moeder van
klager lijdt aan een mengbeeld van vasculaire dementie en de ziekte van Alzheimer.
Klager is
vertegenwoordiger van zijn moeder. E was sinds 2018 ter ondersteuning betrokken bij
de familie.
Binnen de familie zijn spanningen ontstaan over de zorg voor de moeder, onder meer
over de vraag of
een mentor voor de moeder moet worden aangesteld.
3.2 Op 21 februari 2022 vond er een gesprek plaats tussen de moeder, klager, de
casemanager van E
en de beoogde mentor. Doel van dit gesprek was om na te gaan of de moeder nog in staat
was
zelfstandig haar wil te bepalen en of zij zou instemmen met het mentoraat.
3.3 Klager heeft op 1 maart 2022 per e-mail een verslag van dit gesprek verzonden
aan een aantal
personen, waaronder de huisarts. Deze e-mail luidde als volgt:
“Beste allemaal,
Zoals wellicht bekend, heeft moeder vorige week bezoek gehad van een afvaardiging
van E, om te
spreken over het mogelijk instellen van mentorschap.
Het werd een lang en emotioneel gesprek, waar ik inhoudelijk niet verder op in zal
gaan, maar de
slotconclusie van zowel de beoogd mentor als E was dat moeder heel goed in staat is
om zelf aan te
geven wat ze wil, ook als het gaat om het aanstellen van een mentor. Ook op de vraag
of ze
misschien naar een zorginstelling zou willen verhuizen, was haar antwoord duidelijk
“nu nog niet”.
Dit ter informatie. Met vriendelijke groet (….)”
3.4 Na ontvangst van dit verslag heeft de huisarts contact opgenomen met E om te
informeren hoe
het gesprek met de moeder was gegaan en of de weergave van dat gesprek van klager
juist was.
3.5 Op 3 maart 2022 heeft de huisarts de volgende e-mail verzonden naar klager:
“Hallo A, (het college: klager),
N.a.v. jouw onderstaande mail heb ik ook contact met F van E gehad (cc). Haar verslag
van dit
gesprek met mentor, G, jou en haar is anders dan jij hier schetst. Ik begrijp dat
F, vandaag nog
contact met je zou opnemen.
Met vriendelijke groet, H,
PS Ik stuur deze reactie ook naar de mij bekende groep waar informatie over je moeder
naar toe
gaat. Ik kan nl. niet zien in de mail van jou naar wie jij het gestuurd hebt, maar
vind dat zij dit
ook behoren te weten.”
3.6 Op 3 maart 2022 heeft de casemanager van E, de volgende e-mail gestuurd naar
de huisarts en
klager:
“Hallo H, en A,
Vanmorgen heb ik telefonisch contact met A, en naar aanleiding hiervan stuur ik dit
mailtje. De
mail die A stuurde over het gesprek tussen E, en mevrouw I, was ter informatie aan
de betrokken
partijen. De mail was niet bedoeld om aan te geven dat de beoogde aanvraag tot mentorschap
niet
door gaat. Dit is onder andere mijn interpretatie geweest en ik heb hiervoor mijn
excuus aangeboden
aan A. Voor aanstaande maandag, 7 maart rond 10:00 uur heb ik een afspraak gemaakt
om samen met A
naar mevr te gaan en de aanvraag van de mentorschap met haar te bespreken, en hierop
dan ook actie
te ondernemen als mevr akkoord gaat.
Hoop dat hiermee de ruis uit de lucht is.”
3.7 De moeder is in oktober 2022 verhuisd naar een zorginstelling.
4. Wat houdt de klacht in?
Klager, die de klacht namens zichzelf en niet namens zijn moeder indient, verwijt
de huisarts dat
zij gegevens die zij op professionele wijze, als huisarts van de moeder, heeft verkregen,
onterecht
met andere familieleden van klager en nabije contacten heeft gedeeld waardoor het
vertrouwen dat
zijn familieleden in hem hadden wat betreft de zorg voor hun moeder is afgenomen.
Door het sturen
van haar e-mail van 3 maart 2022 naar onder meer de familie van klager heeft de huisarts
de positie
van klager behoorlijk ondermijnd.
5. Wat is het verweer?
De huisarts heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder
besproken.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de stand van de wetenschap
ten tijde
van het handelen. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd
genoeg voor
een tuchtrechtelijk verwijt.
6.2 Kern van de klacht is dat de huisarts door het sturen van haar e-mail van 3 maart
2022 naar
meerdere personen, waaronder de broers en zussen van klager, de vertrouwensband tussen
klager en
haar, als huisarts van klager, heeft geschonden. Door haar handelen heeft de huisarts
niet alleen
klager geschaad, maar ook zijn relatie met zijn familie.
6.3 De huisarts stelt zich op het standpunt dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld.
Zij kreeg de
e-mail van klager van 1 maart 2022 met de aanhef “beste allemaal” en ging ervan uit
dat klager deze
e-mail had verstuurd naar de groep mensen die vaker e-mails ontving over de zorg van
de moeder. Zij
wilde deze groep mensen informeren over de verschillende interpretaties van het gesprek
met de
moeder op 21 februari 2022. Achteraf bezien, aldus de huisarts, was het beter geweest
om, alvorens
de bewuste e-mail te versturen, contact met klager op te nemen om het gesprek met
E en het verslag
van klager te bespreken. Zij heeft na 3 maart 2022 wel geprobeerd om via sms en per
e-mail in
contact te komen met klager, maar daar heeft hij niet op gereageerd.
6.4 Met de huisarts is het college van oordeel dat het beter was geweest als de huisarts
eerst met
klager contact zou hebben opgenomen om te vragen hoe het gesprek met de moeder op
21 februari 2022
wat hem betreft was verlopen, voordat zij haar e-mail van 3 maart 2022 naar klager
en anderen
verstuurde. De huisarts had het idee dat klager en E een verschillende interpretatie
van dat
gesprek hadden en dat had zij beter eerst met klager kunnen bespreken. Dat zij dat
niet heeft
gedaan is niet netjes, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
6.5 Voorts had de huisarts beter eerst, voordat zij haar e-mail van 3 maart 2022 verstuurde,
bij
klager kunnen navragen naar wie hij op 1 maart 2022 zijn e-mail met de aanhef “beste
allemaal” had
verstuurd. Dat zij dat heeft nagelaten is echter evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar
met name gelet
op de omstandigheid dat – zoals ter zitting is gebleken – vaker e-mails over de zorg
van de moeder
werden verzonden naar een groep mensen die betrokken was bij de zorg voor de moeder
en daar in het
verleden kennelijk geen bezwaar tegen was.
Conclusie
6.6 De conclusie is dat de klacht ongegrond is.
7. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door G.M. Boekhoudt, voorzitter, W.A.H. Melissen, lid-jurist,
V.M.
Schijf, I. Weenink, en B. van Ek, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van
Geijn,
secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.