ECLI:NL:TGZRAMS:2023:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4884

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:119
Datum uitspraak: 08-05-2023
Datum publicatie: 08-05-2023
Zaaknummer(s): A2022/4884
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Verweerster heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met een mogelijk structureel onveilige situatie rondom de dochter van klagers. Volgens klagers is bij deze melding de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ niet gevolgd en heeft deze melding een onnodig grote impact op het gezin gehad. Het college is van oordeel dat stap 3 uit het afwegingskader behorende bij de meldcode, het gesprek met de cliënt, niet op juiste wijze is uitgevoerd. De stappen die na het gesprek dienen te volgen – wegen van het huiselijk geweld of kindermishandeling en beslissen – zijn feitelijk in het geheel niet uitgevoerd. De beslissing te melden was al genomen voor stap 3, gesprek met de cliënt, en nadere afwegingen hebben niet plaatsgevonden. Het Afwegingskader is niet volledig en daarom niet op juiste wijze gevolgd. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 8 mei 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A en B,
wonende te C,
klagers,
gemachtigde: mr. I.P.C. Sindram, werkzaam te Nijmegen,


tegen


D,
orthopedagoog-generalist,
werkzaam te C,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.M. Janson, werkzaam te Utrecht.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 12 september 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen.
Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld op de openbare zitting van 24 maart 2023. Partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klagers heeft dit gedaan aan de hand van een pleitnotitie die hij aan het college en de andere partij heeft overgelegd.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Klagers hadden zorgen over hun dochter E. Toen zij ruim zes jaar oud was veranderde zij volgens klagers van een enthousiaste, leergierige en blije dochter in een somber en teruggetrokken meisje. Klagers hebben hulp gezocht bij F, waar verweerster werkzaam was. Verweerster is opgetreden als regiebehandelaar. Verweerster heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis in verband met een mogelijk structureel onveilige situatie rondom E. Volgens klagers is bij deze melding de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ niet gevolgd en heeft deze melding een onnodig grote impact op het gezin gehad.

2.2 Het college komt tot de conclusie dat de klacht gegrond is. Het college licht dat hierna toe.

3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Op 15 maart 2021 hebben klagers hun dochter aangemeld bij F. Op 25
mei 2021 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Hierbij waren verweerster en de orthopedagoog G aanwezig. Hierna is aan de ouders en de school gevraagd een vragenlijst in te vullen.

3.2 Op 14 juni 2021 heeft een terugkoppelgesprek plaatsgevonden tussen klagers,
G en verweerster. Vervolgens heeft een observatie plaatsgevonden van E op school, zijn bij E testen afgenomen, is een ontwikkelingsanamnese en een gezinsanamnese afgenomen en is onderzoek uitgevoerd naar het sociaal-emotioneel functioneren van E. Op 14 september 2021 vond ook een diagnostisch kindgesprek plaats. Tijdens dit gesprek heeft E aangegeven dat zij door haar vader wel eens hard werd vastgepakt en een klap van hem kreeg. G heeft dit laatste met de vader op dezelfde datum besproken. De vader heeft aangegeven dat hij zijn dochter vastpakt als zij echt niet wil luisteren en slechts een klap geeft als ze heel vervelend is.

3.3 Op 11 oktober 2021 heeft verweerster met G de uitkomsten van
de onderzoeken met klagers besproken. Van het gesprek is door de behandelaren een verslag opgemaakt dat aan klagers is overhandigd. Per die datum is ook de training sociale vaardigheden (SOVA training) voor E gestart. Op 20 oktober 2021 is een behandelplan aan klagers gezonden. Klagers hebben geweigerd dit plan te ondertekenen. Op 4 november 2021 hebben klagers een klacht ingediend bij F. Op 8 november 2021 heeft een klachtgesprek plaatsgevonden waarbij verweerster aanwezig was. Daarna is op 23 november 2021 en 8 december 2021 vanuit F aanvullend gereageerd. Op 14 november 2021 is met de vader van E gesproken over ouderbegeleiding. Dit heeft niet tot resultaat geleid.

3.4 Op 22 november 2021 heeft G gesproken met klagers over de
onderzoeksrapportage over E. Het eindgesprek van een door E gevolgde SOVA training – gepland op 28 januari 2022 – heeft geen doorgang gevonden.


3.5 Op 3 januari 2022 hebben verweerster en G overleg gevoerd
over het niet van de grond komen van de ouderbegeleiding. Daarbij is het hardhandig vastpakken van E door haar vader aan de orde geweest. Verweerster heeft die dag anoniem overleg gehad met een collega regiebehandelaar, eveneens werkzaam bij F. Op 11 januari 2022 heeft verweerster advies gevraagd aan Veilig Thuis. Dit advies is gevraagd zonder de namen van betrokkenen te melden. Op 20 januari 2022 heeft een gesprek tussen klagers en verweerster plaatsgevonden, waarbij verweerster heeft gemeld dat een op naam genoemde melding wordt gedaan bij Veilig Thuis. Verweerster heeft deze melding – samen met G – gedaan op 25 januari 2022.

4. Wat houdt de klacht in?
Klagers verwijten verweerster dat zij bij de melding bij Veilig Thuis niet de juiste stappen heeft genomen, waardoor het gezin van klagers in een afschuwelijke situatie is beland.

5. Wat is het verweer?
Verweerster heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

6. Wat zijn de overwegingen van het college?

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
6.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthopedagoog-generalist. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen ten tijde van het handelen, waaronder de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen voor zover dit individueel verwijtbaar is.

6.2 Tussen partijen is niet in geschil – en ook het college is dit van oordeel – dat van de in 6.1 bedoelde normen met name de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling betreffen’, waarvan deel uitmaakt het op de beroepsgroep van verweerster toegesneden afwegingskader (hierna: het Afwegingskader). De bespreking van de klacht

6.3 Op grond van het Afwegingskader dienen achtereenvolgens signalen in kaart te worden gebracht die duiden op huiselijk geweld en/of kindermishandeling (stap 1), overleg te worden gevoerd met een collega en eventueel Veilig Thuis (stap 2), een gesprek te worden gevoerd met de cliënt (stap 3) en het huiselijk geweld of de kindermishandeling te worden gewogen (stap 4). Op basis van deze stappen dient een beslissing te worden genomen (stap 5). Bij deze beslissing komt de vraag aan de orde of melden noodzakelijk is en of hulp bieden/organiseren buiten Veilig Thuis (ook) mogelijk is.
In dit geval hebben klagers zich gemeld met een hulpvraag bij onder andere verweerster. Bij het gesprek op 14 september 2021 heeft E een signaal afgegeven dat kan duiden op kindermishandeling. Zij had een blauwe plek op haar arm en zij meldde dat haar vader haar soms stevig vastpakte en sloeg. Dat verweerster dit als een signaal heeft gezien als bedoeld in het Afwegingskader is zonder meer verdedigbaar en haar niet te verwijten. Hetzelfde geldt voor het anoniem overleggen met een collega en via een adviesvraag met Veilig Thuis over hoe om te gaan met hetgeen E heeft verteld en hetgeen de vader daartegenover heeft gesteld. Hoewel het college zich kan voorstellen dat klagers liever hadden gezien dat het collegiaal overleg gevoerd was met een collega met meer afstand tot de situatie, heeft het college onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de anonimiteit van het overleg niet gewaarborgd is geweest.

6.4 Bij stap 3, gesprek met de cliënt, is het echter niet zorgvuldig verlopen. Met E is slechts éénmaal over het vastpakken en slaan, en wel op 14 september 2021, gesproken. Ook in de door E gevolgde training zijn deze gebeurtenissen niet aan de orde geweest. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat dit een uitdrukkelijke keuze is geweest. Het gesprek met klagers dient onder andere om zorgen te uiten, de opvatting van de ouders te vernemen, informatie in te winnen, mogelijkheden te bezien om indien (ook) het gesprek daartoe aanleiding geeft maatregelen te treffen die strekken tot een veilige omgeving en zo nodig te overwegen een melding te doen bij Veilig Thuis, in de regel alvorens hierover zelf met de klagers is gesproken. Op basis van de informatie verkregen uit de gesprekken en uit de eerder gemaakte stappen dient te worden gewogen of sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling en een beslissing te worden genomen of verdere actie noodzakelijk is en, zo ja, wat deze acties inhouden. In plaats daarvan heeft verweerster naar onweersproken vaststaat klagers bij stap 3 geconfronteerd met de mededeling dat een melding bij Veilig Thuis zou worden gedaan en is een gesprek als hiervoor bedoeld niet op gang gekomen. Dit past ook bij de passage in het medisch dossier onder individueel verslag van 17 januari 2022 van verweerster: “Verder meldformulier grotendeels ingevuld. Na gesprek van donderdag zal dit aangevuld worden en daarna zal dit verstuurd worden aan VT”.

6.5 Uit hetgeen is overwogen in 6.4 volgt dat stap 3, gesprek met de cliënt, niet op juiste wijze is uitgevoerd. De stappen die na het gesprek dienen te volgen – wegen van het huiselijk geweld of kindermishandeling en beslissen – zijn feitelijk in het geheel niet uitgevoerd. De beslissing te melden was al genomen voor stap 3, gesprek met de cliënt, en nadere afwegingen hebben niet plaatsgevonden.


6.6 Uit hetgeen is overwogen in 6.4 en 6.5 volgt dat het Afwegingskader niet volledig en daarom niet op juiste wijze is gevolgd. Dit is, bezien op zichzelf, al onjuist. Daarbij komt echter dat hetgeen is geschied in de aanloop naar het gesprek waarbij verweerster klagers de melding heeft aangezegd voor het college niet begrijpelijk is. Tussen partijen is niet in geschil dat in de periode gelegen tussen het gesprek van 14 september 2021 genoemd onder 3.2 met de vader en het gesprek met klagers op 20 januari 2022 genoemd onder 3.5 niet kenbaar aandacht is besteed aan de veiligheid van E. Na 14 september 2021 is met E niet nader besproken hoe de situatie thuis is. Het na 14 september 2021 pas op 25 januari 2022 doen van een melding, zonder een en ander eerst in rust met klagers te bespreken, past onder de voren geschetste omstandigheden niet goed bij de bij verweerster bestaande vrees voor kindermishandeling. Hetgeen ter zitting naar voren is gebracht dat de ouderbegeleiding niet van de grond kwam maakt het vorenstaande niet anders. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop verweerster het advies van Veilig Thuis heeft begrepen; uitgaan van het verhaal van het kind en melden. Een dergelijk advies neemt de verantwoordelijkheid van verweerster niet weg. Evenmin kan uit zo’n advies worden opgemaakt dat het Afwegingskader niet volledig zou behoeven te worden gevolgd.

Conclusie
6.7 De conclusie is dat de klacht gegrond is.

Maatregel
6.8 Het college acht het opleggen van de maatregel van een waarschuwing passend. Verweerster heeft de melding gedaan vanuit zorg voor E. Zij heeft zich bij de melding te veel laten leiden door het advies – zoals zij dat heeft begrepen – van Veilig Thuis. Verweerster heeft zich ter zitting leerbaar opgesteld en geenszins is te verwachten dat verweerster het niet volgen van het Afwegingskader nogmaals zal overkomen.

Publicatie
6.9 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens ter publicatie worden aangeboden. Dit algemene belang is erin gelegen dat andere orthopedagogen-generalist mogelijk lering kunnen trekken uit wat hiervoor is overwogen.

7. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt verweerster de maatregel op van een waarschuwing;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens ter publicatie zal worden aangeboden aan Magazine De Pedagoog NVO, Nederlandse vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen.


Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, A.C. Hendriks, lid-jurist, C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, X.M.H. Moonen en S. Snikkers-Mommer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2023.