ECLI:NL:TGZRAMS:2023:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4462

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:117
Datum uitspraak: 04-05-2023
Datum publicatie: 04-05-2023
Zaaknummer(s): A2022/4462
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klaagster is samengevat van mening dat verweerster haar beide zonen driemaal onjuist heeft verwezen naar een medisch kinderdagverblijf (MKD). Verweerster heeft benadrukt dat ze de plaatsing op een andere school niet heeft tegengehouden of belemmerd, maar dat zij aandacht heeft gevraagd voor het feit dat er meer problematiek was dan alleen de taalontwikkelingsstoornis. De klachtonderdelen betreffende de deskundigheid van verweerster kunnen als onvoldoende onderbouwd niet slagen. Dat verweerster klaagster niet duidelijk heeft gemaakt wat ‘meervoudige ontwikkelingsproblematiek’ inhield, is, gezien het medisch dossier en het traject van onderzoek en plaatsing, niet aannemelijk gemaakt door klaagster. Dit geldt ook voor de andere klachtonderdelen van klaagster die betrekking hebben op de informatievoorziening en de toelichting op de adviezen van verweerster. Wat er precies tussen partijen is besproken over de onderzoeksresultaten en de (motivering van de) adviezen kan niet worden achterhaald. Het college is van oordeel dat uit het medisch dossier echter voldoende duidelijk blijkt dat klaagster adequaat is geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken en betrokken is bij de adviezen. De klacht betreffende zorgvuldigheid en informatievoorziening is in al haar onderdelen ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 4 mei 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen


C,
orthopedagoog-generalist,
werkzaam te B,
verweerster,
gemachtigde: mr. M. Kremer, werkzaam te Groningen.


1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juni 2022;
- het verweerschrift;
- het medisch dossier, ontvangen op 16 september 2022;
- de brief van klaagster met bijlagen, ontvangen op 20 oktober 2022;
- het proces-verbaal van het op 26 oktober 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek.
Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klaagster, geboren in 1989, heeft deze klacht ingediend over de behandeling van haar zonen D, geboren in 2016, en E, geboren in 2019. Verweerster is werkzaam bij het F. Zij heeft de zonen van klaagster psychodiagnostisch onderzocht. Klaagster meent, kort samengevat, dat verweerster tekort is geschoten in deskundigheid en in informatievoorziening.

2.2 Klaagster heeft zich in 2018 tot het F gewend in verband met een vertraagde spraaktaalontwikkeling van D. Na een periode met logopedie werd in mei 2019 matig gehoorverlies bij hem vastgesteld. In januari 2020 volgde psychodiagnostisch onderzoek in het F uitgevoerd door verweerster. Zij concludeerde onvoldoende taalontwikkeling en afwijkend taalgebruik. Deze bevindingen hingen volgens verweerster samen met afwijkende communicatie en interactie. Daarnaast waren er volgens verweerster andere signalen: een taalaanpak met weinig flexibiliteit, bijzondere angsten en echolalie. De taalproblemen waren volgens verweerster maar zeer ten dele te verklaren uit zijn gehoorverlies en leken voor het grootste deel voort te komen uit verstoorde communicatieve ontwikkelingen. Het advies van verweerster was ontwikkelingsondersteuning en procesdiagnostiek op een medisch kinderdagverblijf (MKD). D werd vervolgens vanaf maart 2020 ambulant begeleid door G en verder gediagnosticeerd op zijn oude kinderdagverblijf. In december 2020 heeft H, orthopedagoog-generalist van de basisschool, geconcludeerd dat regulier onderwijs niet aansluit bij de behoeften van D en aanmelding van hem bij I geadviseerd. In december 2020 volgde een tweede psychodiagnostisch onderzoek van D door verweerster met het verzoek van klaagster om een verwijzing van D naar de school I. De conclusie van dit onderzoek was dat D zeer ernstige taalontwikkelingsproblemen heeft. Na multidisciplinair overleg in januari 2021 met onder meer H en J van K luidde de conclusie dat D zou worden aangemeld bij I. Alleen verweerster was van mening dat D beter op zijn plaats was op een MKD. In februari 2021 werd D aangemeld bij I.

2.3 In maart 2022 heeft verweerster psychodiagnostisch onderzoek gedaan bij E. In een gesprek op 30 maart 2022 hebben partijen gesproken over plaatsing van E. Zij waren het niet eens waar hij de beste begeleiding zou kunnen krijgen. Klaagster wilde dat E ook bij I aangemeld zou worden. Bij mail van 5 april 2022 heeft klaagster gevraagd om het verslag van het psychodiagnostisch onderzoek van E. Op 6 mei 2022 heeft verweerster gemaild dat zij inmiddels contact had gehad met I en deelde mee dat de door klaagster gewenste plaatsing op de communicatief meervoudige beperking (CMB)-groep, waar ook D zit, volgens I voor E niet geschikt is. Volgens verweerster was sprake van complexe ontwikkelingsproblematiek waarbij de taalachterstanden samen leken te hangen met problemen in contactname en communicatie en met een sterk vertraagde ontwikkeling. Verweerster adviseerde voor E aanmelding bij L expertiseteam voor nadere diagnostiek en begeleiding.


3. Wat houdt de klacht in?
Volgens klaagster is verweerster tekortgeschoten op het gebied van deskundigheid en zorgvuldigheid/informatieverstrekking. Klaagster verwijt verweerster met betrekking tot haar deskundigheid het volgende:
1. verweerster heeft D tweemaal en E eenmaal ten onrechte verwezen/willen verwijzen naar een MKD. Omdat bij beide kinderen sprake is van verminderd gehoor, is dat volgens klaagster een minder passende setting. Zij hadden, zoals ook de andere zorgverleners meenden, naar I moeten worden verwezen;
2. verweerster beschikt niet over kennis van de sociale kaart en verwijzingspartners;
3. verweerster heeft aannames genoteerd in verslagen;
4. ten aanzien van E heeft verweerster ontbrekende communicatieve voorwaarden gesignaleerd maar verwijst zij hem niet door naar bijvoorbeeld een logopedist.
Met betrekking tot de zorgvuldigheid/informatieverstrekking verwijt klaagster verweerster het volgende:
5. belemmerende factoren bij beide kinderen tijdens testafname zijn niet door verweerster benoemd en niet meegewogen in haar advies;
6. verweerster heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waar haar keuzes op waren gebaseerd;
7. verweerster heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de taaltrein en I geen recht doen aan de afwijkende communicatie en taalgebruik van D;
8. verweerster heeft niet gemotiveerd waarom het gehoorverlies van D niet belemmerend is voor zijn taalontwikkeling;
9. verweerster heeft meer dan een maand gewacht met de uitslag van het psychodiagnostisch onderzoek;
10. verweerster heeft, anders dan zij in een mail zegt, niet met klaagster gesproken over passende behandelgroepen MKD en expertisecentrum/Kinderdagcentrum;
11. verweerster heeft het mondelinge advies E naar M te verwijzen niet gemotiveerd;
12. verweerster heeft onjuist beweerd dat beide zonen op de CMB-groep van I zitten;
13. verweerster heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de aanmelding bij I volgens I niet de juiste plek is;
14. verweerster schrijft ten onrechte dat klaagster graag aangemeld wil worden bij een gespecialiseerde GGZ-instelling.
Klaagster heeft haar klacht, na correspondentie in het kader van de interne klachtprocedure bij het F, aangevuld met het volgende:
15. verweerster heeft niet duidelijk gemaakt wat moet worden verstaan onder meervoudige ontwikkelingsproblematiek;
16. verweerster heeft niet duidelijk gemaakt op welke punten de zienswijzen van partijen van elkaar verschillen.

4. Wat is het verweer?
Verweerster heeft de klacht bestreden. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.

5. Wat zijn de overwegingen van het college?
5.1 Het college komt tot de conclusie dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.


5.2 Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het dus niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of verweerster binnen die grenzen is gebleven.

Deskundigheid (klachtonderdelen 1 tot en met 4)
5.3 Klaagster is samengevat van mening dat verweerster haar beide zonen driemaal onjuist heeft verwezen naar het MKD, tweemaal bij D en eenmaal bij E. Zij meent dat dit onjuist is omdat een MKD minder is gespecialiseerd in spraak-taalproblematiek. Verweerster heeft in haar verweerschrift toegelicht dat het MKD-advies was gebaseerd op de bestaande complexe ontwikkelingsproblematiek, bestaande uit taal- en spraakachterstand, contact- en communicatieproblematiek en een diagnostisch doel diende. Dit is uit onderzoek, waarvan een rapportage is opgesteld, naar voren gekomen en met klaagster besproken. De tweede keer dat verweerster D verwees naar I, was dat bij een veranderde stand van zaken. Het ging toen niet om een verwijzing naar I Zorg maar naar I Onderwijs. De beslissing om D uiteindelijk bij I te plaatsen is in een disciplinair overleg gezamenlijk genomen. Dat D uiteindelijk bij I Zorg is geplaatst betekent niet dat van de adviezen van verweerster is afgeweken en evenmin dat deze adviezen onjuist zouden zijn geweest. Verweerster heeft benadrukt dat ze die plaatsing niet heeft tegengehouden of belemmerd, maar dat zij aandacht heeft gevraagd voor het feit dat er meer problematiek was dan alleen de taalontwikkelingsstoornis. Dat verweerster geen kennis heeft van de sociale kaart heeft klaagster naar het oordeel van het college niet onderbouwd. Ook ziet het college geen ondeskundigheid in het feit dat verweerster D niet verwees naar een logopedist. Hetzelfde geldt voor de genoemde aannames. De klachtonderdelen betreffende de deskundigheid van verweerster (1 tot en met 4) kunnen als onvoldoende onderbouwd niet slagen.


Zorgvuldigheid/informatievoorziening (klachtonderdelen 5 tot en met 16)
5.4 Dat verweerster klaagster niet duidelijk heeft gemaakt wat ‘meervoudige ontwikkelingsproblematiek’ inhield, is, gezien het medisch dossier en het traject van onderzoek en plaatsing, niet aannemelijk gemaakt door klaagster. Dit geldt ook voor de andere klachtonderdelen van klaagster die betrekking hebben op de informatievoorziening en de toelichting op de adviezen van verweerster. Het college heeft sterk de indruk dat de communicatie tussen partijen naarmate het onderzoeks- en plaatsingstraject langer duurde minder soepel verliep, met name omdat klaagster haar kinderen bij I geplaatst wilde hebben en verweerster van mening was dat de problematiek van beide zonen van klaagster een andere plaatsing vereiste. Wat er precies tussen partijen is besproken over de onderzoeksresultaten en de (motivering van de) adviezen kan niet worden achterhaald. Het college is van oordeel dat uit het medisch dossier echter voldoende duidelijk blijkt dat klaagster adequaat is geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken bij D en E en betrokken is bij de adviezen. Dat verweerster na het onderzoek van E iets meer dan een maand heeft laten verstrijken voor zij reageerde op een mail van klaagster is naar het oordeel van het college niet verwijtbaar lang, gelet op het verweer dat in die periode de resultaten geanalyseerd moesten worden en contact is opgenomen met I. Dat verweerster zou hebben gezegd dat het gehoorverlies van D niet belemmerend is, heeft zij weerlegd met verwijzing naar het onderzoeksverslag waarin staat dat zijn gehoorverlies niet “het meest” belemmerend is in de taalontwikkeling van hem. Ook klachtonderdeel 11 berust volgens verweerster op een onjuiste voorstelling van zaken; zij heeft niet geadviseerd om E bij M te plaatsen maar, op een vraag van klaagster, M genoemd als één van de mogelijkheden. Verweerster heeft erkend dat haar bewering in de mail van 6 mei 2022 dat D op de CMB-groep zit onjuist is. Zij heeft dit verkeerd begrepen van klaagster. De bewering is naar het oordeel van het college dus onjuist maar niet verwijtbaar. Dat er, volgens klaagster, onjuist in het conceptverslag is vermeld dat klaagster haar zoon geplaatst wil bij een gespecialiseerde GGZ-instelling klopt. Dit had nog gecorrigeerd kunnen worden als klaagster dat had aangegeven. De klacht dat een officieel onderzoeksverslag van E niet aan klaagster is toegezonden treft geen doel. Dit reeds omdat een officieel onderzoeksverslag niet is opgesteld.


Tenslotte verwijt klaagster verweerster dat zij een verwijzing heeft gegeven die al door de huisarts was uitgevoerd. Hoewel de gang van zaken rond deze verwijzing niet vlekkeloos is verlopen, kan ook dit onderdeel niet als verwijtbaar worden beschouwd vanwege de ernst van het handelen.

De klacht betreffende zorgvuldigheid en informatievoorziening is in al haar onderdelen (5 tot en met 16) ongegrond.

Conclusie
5.5 De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, A.C. Hendriks, lid-jurist, C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, X.M.H. Moonen en S. Snikkers-Mommer, leden-orthopedagogen-generalist, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.