Zoekresultaten 9931-9940 van de 12883 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2967 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.420

    Klaagsters zijn echtgenote resp. moeder van patiënt, die door de huisarts naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis is gestuurd, alwaar de internist-oncoloog en supervisor van de eveneens aangeklaagde arts-assistent in opleiding tot internist, betrokken is geweest bij de zorgverlening aan patiënt. Patiënt was in het ziekenhuis uitgebreid bekend vanwege ernstige longproblematiek. Patiënt is op de dag van opname om 19.30 uur overleden. Klaagsters verwijten verweerster dat zij: Heeft verzuimd patiënt na opname daadwerkelijk te observeren en het onderzoek naar de oorzaak van zijn slechte toestand te vervolgen; Heeft nagelaten operatief in te grijpen; Heeft besloten niet te opereren vanwege het hoge peri-operatieve mortaliteitsrisico; Heeft verzuimd het verloop na de vorige opname adequaat te evalueren en ten onrechte heeft besloten patiënt niet naar de ic over te plaatsen; Ten onrechte in de ontslagbrief heeft gesteld dat de toestand van patiënt in de loop van de dag verslechterde terwijl de daadwerkelijke verslechtering pas om 19.00 uur intrad. Het RTG verwijt de arts als supervisor dat zij ten onrechte naast de verdenking van een geperforeerd ulcus duodeni en een ischaemische darm de mogelijkheid van een sepsis niet heeft overwogen en legt de arts de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2980 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.233

    Klacht tegen huisarts in opleiding. Klaagster verwijt de huisarts in opleiding dat er onvoldoende onderzoek is gedaan waardoor de totaalruptuur van klaagster is gemist. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2974 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.035

    Klaagster lijdt aan een chronische darmziekte waarvoor zij onder behandeling is geweest in het ziekenhuis waar de aangeklaagde verpleegkundige werkzaam is. Klaagster verwijt de verpleegkundige a) een onheuse bejegening, b) het zorg dragen voor onterecht ontslag van klaagster uit het ziekenhuis zonder afgifte van de ontslagpapieren en medicijnen, en c) manipulatie, intimidatie, verkondigen van onwaarheden en het misbruiken van haar machtspositie. Het RTG heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2968 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.272

    Klager verwijt de psychiater dat zij niet (tijdig) inhoudelijk gereageerd op de brief van mr. B d.d. 21 december 2010, dat zij een onjuiste verklaring heeft gegeven voor de weigering inhoudelijk op genoemde brief te reageren en dat zij ten onrechte niet inhoudelijk heeft gereageerd en zich te dien aanzien heeft verscholen achter de geneesheer directeur. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat klager tijdens de BOPZ-zitting van 30 december 2010 door niet adekwaat en tijdig reageren door de psychiater niet is bijgestaan door de door hemzelf gekozen raadsman. Bij de brief van mr. B. was een door klager ondertekende medische machtiging gevoegd, op grond waarvan de psychiater gerechtigd en gehouden was nadere informatie te verstrekken. De psychiater heeft het recht van klager op een vrije keuze van zijn advocaat gefrustreerd in een voor klager precaire situatie en ten opzichte van hem in dit opzicht niet de zorg betracht, die zij had behoren te betrachten. Het college acht de klacht gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing en verklaart de klacht alsnog ongegrond. De psychiater heeft de brief van mr. B. beantwoord bij schrijven van 14 januari 2011, en op dat moment was de zitting bij de rechtbank al geweest. Deze ongelukkige omstandigheid is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet toe te rekenen aan onzorgvuldigheid van de psychiater, nu zij uit de inhoud van deze brief en de weinig specifieke vraagstelling daarin niet heeft hoeven begrijpen dat het risico bestond dat klager bij een zitting mogelijk niet zou worden vertegenwoordigd door de advocaat van zijn eerste keuze. Temeer niet, nu de gebruikelijke gang van zaken zou zijn geweest dat een advocaat die zijn cliënt wenst bij te staan bij de behandeling van een verzoek tot rechterlijke machtiging daartoe contact opneemt met de rechtbank om zich bekend te maken als advocaat. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is de oorzaak dat mr. B. niet in de gelegenheid is geweest klager ter zitting bij te staan primair gelegen in diens eigen handelen c.q. nalaten. De psychiater was, als ambulant behandelaar van klager, niet de aangewezen persoon voor het verkrijgen van de informatie die mr. B. nodig had en zij was als zodanig ook niet op de hoogte van het feit dat de mondelinge behandeling van het voorzoek tot rechterlijke machtiging van klager aanstaande was.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2975 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.036

    Klaagster lijdt aan een chronische darmziekte waarvoor zij onder behandeling is geweest in het ziekenhuis waar de aangeklaagde verpleegkundige werkzaam is. Klaagster verwijt de verpleegkundige a) een onheuse bejegening, b) het zorg dragen voor onterecht ontslag van klaagster uit het ziekenhuis zonder afgifte van de ontslagpapieren en medicijnen, en  c) manipulatie, intimidatie, verkondigen van onwaarheden en het misbruiken van haar machtspositie. Het RTG wist de klacht als ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2969 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.273

    Klager verwijt de psychiater, voor zover in hoger beroep nog van belang, dat hij op onwettelijke gronden het contact tussen de op grond van de Wet Bopz gedwongen opgenomen klager en zijn advocaat – die de patiënt niet bijstond in de Bopz-procedure - heeft beperkt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft te dien aanzien overwogen dat, hoewel een advocaat in beginsel een onbeperkt recht tot bezoek aan zijn cliënt heeft, het college niet uitsluit, dat er sprake kan zijn van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan dat bezoekrecht dient te worden gereguleerd of gedoseerd, zulks in verband met de gezondheidstoestand van de patiënt. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er op dat tijdstip sprake was van de hiervoor bedoelde uitzonderlijke omstandigheden om elk bezoek van mr. B aan klager op dat moment te verhinderen. Het Regionaal Tuchtcollege acht het klachtonderdeel gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat ook het handelen van de psychiater als geneesheer-directeur voor wat betreft zijn eigen verantwoordelijkheid voortvloeiend uit de tuchtrechtnorm als vervat in artikel 47 lid 1 sub b, aan de tuchtrechter ter beoordeling kan worden voorgelegd (CTG 19 april 2011, LJN YG1057). De psychiater heeft ten onrechte op grond van art. 40 van de Wet Bopz beperkingen gesteld aan het contact tussen klager en zijn advocaat. Het door hem gemaakte onderscheid tussen een ‘Bopz-advocaat’ (die de patiënt bijstaat in Bopz-procedures) en een andere advocaat van de patiënt, berust niet op die wet. Geen tuchtrechtelijk verwijt gerechtvaardigd omdat de psychiater volgens destijds gangbaar beleid in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat hij dat onderscheid wel mocht maken. Na deze uitspraak mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden de in art. 40 Wet Bopz genoemde beperkingen aan het contact tussen patiënt en advocaat worden gesteld. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2963 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.358

    Klacht over een in opdracht van het CBR door de arts, tezamen met een psychiater, opgemaakte rapportage in het kader van een vorderingsprocedure van het rijbewijs van klaagsters dochter. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat de arts geen verwijt kan worden gemaakt ter zake van  de aan klaagsters dochter verzonden brief met uitleg over het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht die wellicht duidelijker had gekund. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2998 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 2012-197

    Klaagster verwijt de huisarts dat zij onvoldoende preventieve maatregelen heeft genomen om risico’s met betrekking tot een veilige praktijkomgeving te garanderen en zich onzorgvuldig heeft gedragen. Klacht afgewezen.    

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2995 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-108

    Klagers verwijten de gynaecoloog dat hij de situatie rondom de bevalling verkeerd heeft ingeschat en niet tijdig heeft ingegrepen met als gevolg een fatale afloop. Klagers verwijten de arts voorts onvoldoende begeleiding voor, tijdens en na de bevalling, onjuiste voorlichting, een niet professionele attitude, gebrek aan tact en empatisch vermogen en een onheuse bejegening. Waarschuwing.    

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2013:YG2960 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/120

    Klacht tegen longarts. Patiënte leed aan COPD Gold klasse IV. Patiënte kwam in verband met haar lichamelijke toestand niet voor een bronchoscopische longvolume reductie-ingreep of een longtransplantatie in aanmerking. Klacht ongegrond.