Zoekresultaten 391-400 van de 20390 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:21 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-626/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Ambtshalve voortzetting. In de klachtonderdelen 1, 2 en 3 maakt klaagster verweerder verwijten ten aanzien van geldbedragen die zijn overgeschreven van haar budgetbeheerrekening naar verweerders kantoorrekening en het niet aan klaagster terugbetalen van die geldbedragen. Dit gestelde normschendend gedrag raakt de in artikel 10a Advocatenwet vastgestelde kernwaarde van (financiële) integriteit. Gelet hierop is de raad van oordeel dat er redenen zijn van algemeen belang om de behandeling van de klachtonderdelen 1, 2 en 3 voort te zetten. De raad ziet geen redenen van algemeen belang voor voortzetting van de overige klachtonderdelen 4 tot en met 8.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:22 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-664/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, ofschoon klaagster reeds een bedrag van € 8.532,50 had voldaan, jegens klaagster executiemaatregelen te treffen. Verweerster heeft voor het niet opmerken van de ontvangst van het bedrag van € 8.532,50 haar excuses aangeboden en heeft na ontdekking van die fout het beslag direct laten opheffen. Ook heeft verweerster ter zitting van de raad verklaard dat zij haar kantoororganisatie heeft aangepast zodat de ontvangst van een betaling niet meer over het hoofd wordt gezien.  Deze feiten en omstandigheden maken naar het oordeel van de raad dat kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:49 Hof van Discipline 's Gravenhage 230007

    Klacht tegen verweerder in hoedanigheid van bestuurder van B Beheer: Niet gebleken is dat er over de hoedanigheid van verweerder onduidelijkheid heeft kunnen bestaan bij klager of dat verweerder niet of niet adequaat reageert op e-mailberichten van klager. Dat verweerder direct en/of indirect betrokken is bij een groot aantal ernstige zaken en gedragingen kan niet worden vastgesteld. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder schadeveroorzakend en/of in strijd met de belangen van de certificaathouders en de statuten heeft gehandeld. Dat verweerder onjuiste en zelfs valse documenten heeft aangeleverd, heeft klager niet onderbouwd. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad (verkorte bekrachtiging).

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:45 Hof van Discipline 's Gravenhage 230328

    Intrekking hoger beroep

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:46 Hof van Discipline 's Gravenhage 230060

    Klacht over eigen advocaat. Het hof bekrachtigt het oordeel van de raad dat het verweerster vrij stond haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. De raad heeft geen oordeel gegeven over het verwijt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat zij niet is verschenen op de zitting van 17 november 2020 en ook geen uitstel van de zitting heeft gevraagd. Het hof bespreekt dit klachtonderdeel alsnog en oordeelt dat het verweerster niet te verwijten valt dat zij vlak voor de zitting ziek werd. Verweerster heeft voldoende inspanningen verricht om uitstel van de mondelinge behandeling te krijgen, evenwel zonder succes. Niet is gebleken dat klager in zijn belangen is geschaad door het doorgaan van de mondelinge behandeling. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad en verklaart klachtonderdeel e) ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:47 Hof van Discipline 's Gravenhage 230062

    Klacht over eigen advocaat. Klager heeft zich tot verweerder gewend met het verzoek om namens hem hoger beroep in te stellen. In de opdrachtbevestiging van verweerder ontbrak de geldende termijn voor het indienen van de memorie van grieven en een ‘spoorboekje’ voor klager van wat hij mocht verwachten en wanneer. Om deze reden is de opdrachtbevestiging volgens het hof onder de maat. Tussen klager en verweerder is vervolgens op een te laat moment contact geweest over het ontbreken van stukken, namelijk één dag voor het aflopen van de termijn voor het indienen van de memorie van grieven. Hierdoor was er onvoldoende tijd voor overleg en voor het opstellen van een behoorlijk processtuk. Vervolgens moest in één dag een memorie van grieven worden opgesteld die niet meer ter goedkeuring aan klager voorgelegd kon worden, en die naar het het hof voorkomt te algemeen en te summier was. De vraag of de ontbrekende stukken wel of niet konden worden aangeleverd (of al waren aangeleverd), acht het hof in dit geval niet ter zake doend, omdat hoe dan ook de tijd ontbrak om de discussie hierover tussen klager en verweerder nog te voeren. Het hof rekent dit verweerder aan, omdat het tot de verantwoordelijkheid van de advocaat gerekend moet worden dat termijnen bewaakt worden en dat tijdig overleg met de cliënt over in te dienen processtukken tot stand komt. Verweerder heeft vervolgens een zeer summiere en algemene memorie ingediend, waarmee verweerder het risico heeft gecreëerd dat klagers hoger beroep onvoldoende kansrijk was. Ook dit komt voor rekening van verweerder en is verwijtbaar. De klachtonderdelen a), b) en c) worden om deze reden door het hof alsnog gegrond verklaard. De alsnog gegrond verklaarde klachtonderdelen rechtvaardigen de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:48 Hof van Discipline 's Gravenhage 230055 230056

    Klacht tegen advocaat die de belangen behartigt van zijn kantoor en tegen dit kantoor. De raad heeft de klachten van klagers ongegrond verklaard. Klagers komen in beroep tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen c) en e). Klachtonderdeel c): Verweerders wordt verweten dat nadat een door verweerster sub 2 gemaakte fout was verjaard, verweerder sub 1 namens verweerster sub 2 een incassoprocedure is gestart tegen klagers. De raad heeft geoordeeld dat het verweerders vrijstond om een incassoprocedure te starten en zij hiermee binnen de grenzen van hun vrijheid als wederpartij zijn gebleven. Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van dit klachtonderdeel te komen dan die van de raad. Verkorte bekrachtiging. Klachtonderdeel e): Verweerder sub 1 wordt verweten dat hij grievende uitlatingen heeft gedaan over klager sub 1 in het tijdschrift Quote. Het hof stelt voorop dat de uitlatingen die verweerder sub 1 tegen de journalist van Quote over klager sub 1 heeft gedaan, moeten worden bezien in het licht van de historie die tussen partijen bestaat en tegen de achtergrond van het tussen partijen gerezen geschil over de betaling van declaraties. Het hof benadrukt dat van een advocaat, die de belangen behartigt van zijn kantoor (maatschap) in een (incasso)procedure tegen een (rechts)persoon, die hij eerder zelf als advocaat heeft bijgestaan, een grote mate van zorgvuldigheid verlangd mag worden. Er wordt vanuit gegaan dat verweerder sub 1 tegenover de journalist van Quote over klager sub 1 heeft gezegd dat ‘hij de tent heeft leeggetrokken’. Het hof is van oordeel dat voor verweerder sub 1 geen goede reden bestond om aan de journalist van Quote een dergelijke mededeling te doen, zo er überhaupt al aanleiding was om de journalist te woord te staan. Nu de vragen van de journalist betrekking hadden op (de middellijk bestuurder van) een voormalig cliënte van verweerster sub 2, had het voor verweerder sub 1 in de rede gelegen zich van commentaar te onthouden. Indien er desalniettemin aanleiding zou zijn geweest om op vragen van de betreffende journalist te reageren, had verweerder sub 1 zich terughoudend dienen op te stellen. Dat heeft hij niet gedaan. De uitlatingen van verweerder sub 1 waren naar het oordeel van het hof niet nodig, want zij dienden geen redelijk doel. De uitlatingen waren jegens klager sub 1 ook grievend, omdat niet gebleken is dat klager sub 1 AAA insolvabel heeft gemaakt. Het hof komt hiermee tot de conclusie dat verweerder sub 1 zich onnodig grievend over klager sub 1 heeft uitgelaten. Beroep deels gegrond en klachtonderdeel e) alsnog gegrond verklaard. In zoverre vernietiging van de uitspraak van de raad. Aan verweerder sub 1 wordt de maatregel van berisping opgelegd.    

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:395 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-790/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan rechtstreeks belang.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:44 Hof van Discipline 's Gravenhage 220273 220274

    Vernietiging beslissing raad. Klacht tegen advocaten in hoedanigheid van (mede)bestuurders van een advocatenkantoor.  Het stond verweerders vrij om met werknemer een relatiebeding overeen te komen. Hof komt tot de conclusie dat verweerder bij hun handelen als de bestuurders van het advocatenkantoor, het vertrouwen in de advocaat niet hebben geschaad. Het hof weegt mee dat (i) verweerder 1 (in grote lijnen) bekend was met de zaak en de aangewezen advocaat was om de zaak over te nemen toen de werknemer zijn vertrek aankondigde. (ii) De beëindiging van de dienstverlening door de werknemer aan klager was niet ontijdig. Klager is hierdoor ook niet in zijn belangen geschaad. (iii) Verweerders hebben niet onvoorwaardelijk en onredelijk vastgehouden aan het beding. (iv) De belangen van klager is voldoende door verweerders behartigd. Zij hebben zijn belangen niet uit het oog verloren en steeds hun dienstverlening aangeboden en meegewerkt aan een spoedige overdracht van het dossier. Klacht ongegrond. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:396 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-342/AL/NN

    Verzet ongegrond.