Zoekresultaten 751-760 van de 1383 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:50 Accountantskamer Zwolle 14/905 Wtra AK

      Klager heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak een onderzoek ingesteld bij het kantoor van betrokkene naar de naleving van verplichtingen op grond van de Wwft. Na inzage van dossiers van cliënten van betrokkene heeft klager geoordeeld dat zij in 2008 en in 2009 zeven betalingen hebben gedaan die als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft moeten worden aangemerkt en geconstateerd dat van deze transacties geen meldingen waren gedaan bij de FIU-Nederland. De op 1 augustus 2008 in werking getreden Wwft legt de plicht tot het melden van een ongebruikelijke transactie op de externe accountant, voor zover deze zijn beroepsactiviteiten uitoefent dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig daarmee vergelijkbare activiteiten verricht. Tot de beroepsactiviteiten van een accountant behoort ook het ten behoeve van een cliënt samenstellen van jaarrekeningen. Het woord ‘externe’ is ingevoegd bij een Nota van wijziging. In de toelichting daarop wordt deze toevoeging gemotiveerd met een verwijzing naar de derde witwasrichtlijn. Er is geen enkel aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat met deze wijziging van het wetsvoorstel is beoogd de reikwijdte van de beroepsactiviteiten van de accountant en daarmee van de meldingsplicht in de zin van de Wwft, te beperken tot accountants die belast zijn met de uitvoering van een wettelijke controle. De tekst van de Wwft zoals die vóór 1 januari 2013 luidde, moet zo verstaan worden dat daarin naast de externe accountant wordt onderscheiden de beroepsbeoefenaar die (evenals die externe accountant) los staat van de entiteit ten behoeve waarvan hij zijn beroepsactiviteiten ontplooit en in die zin zelfstandig en onafhankelijk is. Met de kwalificatie zelfstandig is dan niet, zoals betrokkene voorstaat, bedoeld om accountants in loondienst uit te zonderen van de meldingsplicht. Dat de onderhavige zeven transacties verband hielden met witwassen hoefde betrokkene niet te onderkennen. Dat ze zijn gedaan als vergoeding voor bemiddeling bij het aankopen van percelen aan personen die geen makelaar of professionele bemiddelaar zijn, dat die betalingen zijn gedaan aan meer partijen en op andere momenten dan ten tijde van de aankopen, vormt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen reden om de betalingen als ongebruikelijk aan te merken. Dat de betaalde vergoedingen veel hoger liggen dan de gebruikelijke courtages van bedrijfsmakelaars maakt dat niet anders. Het betalen van de “aanbrengfee” aan een ander dan de aanbrenger evenmin.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:48 Accountantskamer Zwolle 14/2337 Wtra AK

      Betrokken accountant heeft geen bemoeienis gehad met door een fiscalist van het kantoor aan klager verleende diensten. Betrokkene is daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk; klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:49 Accountantskamer Zwolle 14/2683 Wtra AK

      Klacht Openbaar Ministerie tegen een accountant, die over een langere periode valse aangiften BTW m.b.t. zijn accountantskantoor heeft ingediend en aldus in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC) heeft gehandeld. Doorhaling in het register voor tenminste 7 jaar. Niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat betrokkene zich zelf al uit het register heeft laten schrijven.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:47 Accountantskamer Zwolle 14/2645 en 14/2646 Wtra AK

      Rapportage door betrokkenen aan de ene cliënte over gegevens van de andere cliënte leidt tot klacht. In de gegeven omstandigheden was er alle aanleiding voor toepassing van het toetsingskader als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA, welke toepassing betrokkenen hebben nagelaten. Van betrokkenen had voorts mogen worden verwacht dat zij over hun rol en over hun opdracht transparant waren geweest teneinde een tegenstelling in belangen te voorkomen of te overbruggen en de bedreiging voor hun objectiviteit en voor de door hen in acht te nemen vertrouwelijkheid weg te nemen. Betrokkenen hebben zich evenmin de vraag gesteld of op hun onderzoek niet mede toepasselijk zou zijn de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken. De professionele oordeelsvorming van betrokkenen blijkt ook daadwerkelijk te zijn aangetast omdat zij de opdracht van de ene cliënt over de andere cliënte hebben uitgevoerd zonder die andere cliënte daarin te betrekken, wat betreft het expliciet verkrijgen en bevestigen van toestemming voor gebruik van de gegevens van die andere cliënte en het horen of laten reageren op de concept-bevindingen. Een en ander levert overtreding op van de fundamentele beginselen van objectiviteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en heeft het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Betrokkenen hebben voorts ten onrechte aangenomen dat zij toestemming hadden voor gebruik van de gegevens, zo is na levering van getuigenbewijs gebleken, waardoor zij het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid hebben geschonden. Het rapporteren over een prognose als een feitelijke bevinding was ook niet aangewezen; de door betrokkenen in hun rapportages opgenomen beperkingen ondervangen dit inherente gebrek aan zeggingskracht niet, terwijl betrokkenen, naast de beperkingen, ook bewoordingen hebben gebruikt die kunnen opgevat als een conclusie die is bedoeld om het vertrouwen van de opdrachtgeefster als beoogd gebruikster in de uitkomst van het onderzoek te versterken. Die tegenstrijdigheid hadden betrokkenen moeten vermijden, zodat betrokkene ook in zoverre het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid hebben geschonden. Wat betreft de inhoud van de rapportage wordt vastgesteld dat geen inzicht wordt gegeven in de keuze voor de gepresenteerde bezettingsgraden terwijl niet is kunnen blijken die bezettingsgraden konden aansluiten bij door hen ingewonnen inlichtingen en/of getoetste cijfers. Voor de gewekte indruk dat een bezetting van 100%, althans van 95%, als reëel moet worden verondersteld, kan dan ook geen deugdelijke grondslag worden vastgesteld. Gelet op de veelheid van gebreken en schendingen van fundamentele beginselen en het ontbrekend besef bij betrokkenen dat zij anders hadden moeten handelen, acht de Accountantskamer voor beide betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand passend en geboden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:41 Accountantskamer Zwolle 13/2221 Wtra AK

      Kantoortoetsing. Ten tijde van hertoetsing onvoldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Intussen voldoende aanwijzingen van een relevante verbetering en externe deskundige hulp om het stelsel van kwaliteitsbeheersing geheel op orde te krijgen. Daarom wordt volstaan met berisping en aanbeveling aan de beroepsorganisatie de praktijk over 1 jaar opnieuw te toetsen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:42 Accountantskamer Zwolle 14/2430 Wtra AK

      Geringe omissie, welke hersteld is, zodra het door betrokkene werd opgemerkt en waardoor klager ook geen schade heeft geleden, is van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk relevant te zijn.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:43 Accountantskamer Zwolle 14/1184 en 14/1185 en 14/1186 Wtra AK

    Klager dient herhaaldelijk en opnieuw een klacht in tegen accountants (toentertijd) werkzaam bij het BFT, belast met het financieel toezicht op gerechtsdeurwaarders. Alle klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk allereerst wegens termijnoverschrijding (3 jaar). Daarnaast herhaalt de Accountantskamer haar oordeel dat geldt dat niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure is, dat een klager een klacht die haar grondslag vindt in een bepaald feitencomplex bij de tuchtrechter indient, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van een eerdere klacht bij de klager bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn en dat voorts de eisen van een goede tuchtprocesorde met zich brengen dat een klager zoveel mogelijk zijn klachten tegen een accountant tegelijk in één tuchtprocedure aanhangig maakt. Zulks geldt temeer, indien, zoals in het onderhavige geval, alle klachten hun grondslag vinden in hetzelfde feitencomplex. Alle klachtonderdelen zijn ook daarom niet-ontvankelijk. Tenslotte - en ten overvloede -, ook als de klachtonderdelen wel ontvankelijk zouden zijn, is de gegrondheid daarvan niet aannemelijk geworden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:44 Accountantskamer Zwolle 14/2482 en 14/2483 Wtra AK

      Klacht over accountant die als gerechtelijk deskundige de civiele rechter in verband met een boedelverdeling diende voor te lichten over de economische waarde van aandelen. De Accountantskamer is niet bevoegd de civielrechtelijke verhoudingen tussen klaagster en betrokkene vast te stellen en in dat verband een uitspraak te doen over de door de civiele rechter vastgestelde vergoeding voor betrokkene, betrokkene of diens kantoor te gebieden het aan de civiele rechter uitgebrachte rapport in te trekken dan wel dienaangaande een verbeterplan in te dienen. In zoverre verklaart de Accountantskamer zich onbevoegd. Voor zover wordt geklaagd over het aanvaarden van de opdracht van de civiele rechter is dat ongegrond. Klacht is gegrond voor zover het gaat om de totstandkoming als ook om de inhoud van het rapport. Betrokkene heeft zich niet gehouden aan het voor de civiele partijen en de civiele rechter wezenlijke beginsel van hoor en wederhoor, is onzorgvuldig geweest in zijn vermelding wat hij aan vragen, opmerkingen en correcties heeft verwerkt in zijn rapport, heeft niet bewaakt dat de andere partij gelijkwaardig werd behandeld en heeft zich in relevante beperkt tot het afgaan op de andere partij gedane mededelingen, zonder deze aan te sluiten bij onderliggende stukken. Betrokkene heeft voorts nagelaten zijn keuze voor de waardebepalingsmethode deugdelijk te motiveren terwijl de civiele rechter ook daarover voorgelicht wilde worden. De door betrokkene gekozen methodiek van waardering is evenmin consistent toegepast; de door hem toegepaste selectiviteit is niet te begrijpen. De door betrokkene bereikte conclusie over de economische waarde van de aandelen is dan ook zeer twijfelachtig; daarvoor ontbreekt een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft met een en ander de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag geschonden, terwijl verder moet worden aangenomen dat hij met zijn handelwijze de civiele partijen in hun civiele procedure concreet nadeel heeft toegebracht. De met een en ander samenhangende klacht tegen de compliance officer / kantoorgenoot van de tot gerechtelijk deskundige benoemde betrokkene is ongegrond. Het enkele feit dat laatstgenoemde een tuchtrechtelijk relevante misslag heeft begaan, kan niet al tot de conclusie leiden dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van kantoor tekortschiet, nog daargelaten dat daarvoor de compliance officer verantwoordelijk voor gehouden kan worden. Aan de als gerechtelijk deskundige opgetreden accountant wordt de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:45 Accountantskamer Zwolle 14/2845 Wtra AK

    Klacht over het abrupt en zonder gegronde reden beëindigen van de opdracht tot het samenstellen van jaarrekeningen. Betrokkene treft geen tuchtrechtelijk verwijt ter zake van zijn inhoudelijke overwegingen om de opdracht te beëindigen. Wel had het fundamentele beginsel van zorgvuldigheid meegebracht dat hij eerst zijn bevindingen bij de directie van de entiteit had moeten rapporteren en die op de hoogte had moeten brengen van de daaraan door hem te verbinden conclusie. In dit geval had betrokkene kunnen volstaan met een voorafgaande waarschuwing en een korte opzegtermijn. Alles afwegend is de Accountantskamer van oordeel dat kan worden volstaan met een gegrondverklaring van het betreffende klachtonderdeel en wordt geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:46 Accountantskamer Zwolle 14/2775 Wtra AK

      Klacht tegen accountant die op basis van de door andere adviseurs aan hem aangereikte informatie over verdeling van een nalatenschap, jaarrekeningen van de onderneming van de rechthebbende heeft samengesteld. Klacht is deels te laat en voor het overige ongegrond.