ECLI:NL:TACAKN:2015:48 Accountantskamer Zwolle 14/2337 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:48
Datum uitspraak: 10-04-2015
Datum publicatie: 10-04-2015
Zaaknummer(s): 14/2337 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Betrokken accountant heeft geen bemoeienis gehad met door een fiscalist van het kantoor aan klager verleende diensten. Betrokkene is daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk; klacht ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/2337 Wtra AK van 10 april 2015 van

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. N.E.N. de Louwere.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 10 september 2014 ingekomen klaagschrift van 8 september 2014, met bijlagen;

-        de op 25 september 2014 ingekomen brief van klager van 23 september 2014, met als bijlagen een aantal aanvullende producties;

-        de op 8 oktober 2014 ingekomen brief van klager van 5 oktober 2014, met als bijlage een aanvullende productie;

-        het op 10 december 2014 ingekomen verweerschrift van de raadsvrouw van betrokkene, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 13 februari 2015, waar klager en betrokkene ‑ beiden met kennisgeving - niet zijn verschenen.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sedert [datum] ingeschreven in het register van de NOvAA (thans: van de Nba) als accountant-administratieconsulent. Hij is verbonden geweest aan "[A] Accountants & Adviseurs B.V." te [plaats] (hierna: [A]).

2.2       Klager was met zijn eenmanszaak [B] en de vennootschappen [C] B.V. en [D] B.V. cliënt van het kantoor [E]. Klager heeft in 2005 met [D] B.V. alle aandelen in [F] B.V. van het kantoor [E] overgenomen. Het kantoor [E] werd per 1 januari 2008 overgenomen door [A]. Daar werd klager bediend en geadviseerd door en onder de verantwoordelijkheid van de belastingadviseur mr. [G]. De relatie van [A] met klager is in januari 2012 door mr. [G] voornoemd opgezegd en beëindigd.

2.3       Klager en [A] hebben geprocedeerd voor de kantonrechter te [plaats]. [C] B.V. en [D] B.V. hebben daar op 27 augustus 2013 met [A] een regeling getroffen over de openstaande declaraties en afgesproken dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen zullen hebben uit hoofde van de in die zaak behandelde geschillen.

3.         De klacht

3.1       De klachten van klager over [A] luiden, blijkens de paragrafen 8 tot en met 12 van het klaagschrift, als volgt.

[F] bleek geen lege vennootschap

[F] is in 2005 gekocht als lege vennootschap, terwijl er nog een aanslag BTW bleek te bestaan met betrekking tot het eerste kwartaal van 2005, die de Belastingdienst verrekende met een teruggave van BTW in het eerste kwartaal van 2012. [A] zou er voor zorgen dat dit werd gecorrigeerd, doch daarvan is niets gebleken.

Foute aangifte [B]

Terwijl de eenmanszaak van de heer X, [B], geen omzet in 2011 had, werd door [A] voor het tweede kwartaal wel aangifte omzetbelasting gedaan voor omzet die niet is gemaakt door de eenmanszaak [B], maar door [H] B.V. Ondanks het verzoek van de zijde van [B] is deze fout door [A] niet hersteld.

Jaarrekeningen 2010

De jaarrekeningen die [A] voor 2010 heeft opgesteld, blijken ondeugdelijk en zijn daardoor geen goede basis voor het jaarwerk van 2011.

Jaarrekening 2009

Pas na ontvangst van de (incomplete) gegevens van 2009 en de conceptjaarrekeningen is eind 2012 geconstateerd dat ook die gegevens geen basis vormen voor de administratie en het opstellen van de jaarrekening van 2010. Zo kon aan de hand van de jaarrekeningen van [F] van 2007, 2008 en 2009 worden geconstateerd dat de cijfers die in de jaarrekeningen zijn opgenomen elk jaar exact hetzelfde zijn. Daaruit mag worden geconcludeerd dat die cijfers elk jaar klakkeloos van het voorgaande jaar zijn overgenomen en geen getrouw beeld geven van de werkelijkheid.

Overige misslagen

Bij het doornemen van de cijfers door [I] bleek dat [A] - naast de bovengenoemde onjuistheden - nog meer fouten had gemaakt:

-        In 2010 is voor [C,D] aangifte loonheffing gedaan over een grotere loonsom dan in werkelijkheid was betaald; over een extra bedrag van € 10.000,-- is ten onrechte aangifte gedaan.

-        In de aangifte loonheffing van 2011 is dezelfde fout gemaakt als in 2010.

-        Een door de heer X privé aan [C] verstrekte geldlening werd afgelost doordat periodiek in privé opnamen werden gedaan die in rekening-courant werden geboekt. [A] heeft die opnamen ten onrechte aangemerkt als salarisbetalingen en daarover aangifte gedaan.

-        [A] heeft ten onrechte nooit iets gedaan met pensioenreserveringen, waardoor [C] teveel belasting betaalde.

-        In de aangifte IB voor de heer X privé is ten onrechte de doorwerktoeslag niet door [A] meegenomen.

3.2       Aan het slot van het klaagschrift heeft klager de Accountantskamer bovendien verzocht:

  1. te verklaren dat [A] jegens [D] B.V. en [C] B.V. (mede als rechtsopvolger van X en [F] B.V.) toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en derhalve jegens hen schadeplichtig is;
  2. [A] te veroordelen om aan [D] B.V. en [C] B.V. te vergoeden de schade ten gevolge van het onder I. gestelde, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen, onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.1    Klager heeft niet alleen geklaagd over [A], maar ook verzocht een uitspraak te doen over [A] en deze civielrechtelijk te veroordelen zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven.

4.2.2    Anders dan klager kennelijk meent, is de Accountantskamer niet bevoegd de civielrechtelijke verhoudingen tussen partijen vast te stellen, laat staan betreffende een rechtspersoon die geen partij is in deze tuchtprocedure. Zij zal zich dan ook onbevoegd verklaren kennis te nemen van de hiervoor onder 3.2 weergegeven vorderingen van klager.

4.3.1    De raadsvrouw van betrokkene heeft aangevoerd dat op grond van de Wtra een klacht binnen drie jaar na constatering van het handelen of nalaten waarop die klacht betrekking heeft moet worden ingediend en dat (nog) niet is komen vast te staan dat dit is geschied.

4.3.2    Nu het klaagschrift op 10 september 2014 is ontvangen door de Accountantskamer, is de klacht slechts ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft op gedrag van betrokkene dat klager eerst na 10 september 2011 heeft geconstateerd of kunnen constateren.

4.3.3    Gelet echter op de hierna te nemen beslissing in deze zaak, hebben partijen geen belang bij een onderzoek naar de ontvankelijkheid van (onderdelen van) de klacht in het licht van de drie- of zesjaarstermijn als bedoeld in artikel 22, eerste lid, Wtra; dat zal dan ook achterwege worden gelaten.

4.4       De Accountantskamer stelt voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       Zoals ook door de raadsvrouw van betrokkene is aangevoerd, was mr. [G] (voor wie als ingeschrevene bij de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs een eigen tuchtrechtelijk regime geldt) contactpersoon van klager bij [A]. Tegen hem was het onderhavige klaagschrift oorspronkelijk ook gericht. Uit de inhoud van het klaagschrift blijkt niet welke concrete bemoeienis betrokkene met het dossier heeft gehad en al evenmin of en, zo ja, in hoeverre de klachten hem aangaan. Van de zijde van betrokkene is die bemoeienis betwist en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht jegens betrokkene.

4.6       Onder al deze omstandigheden en omdat ook overigens geen enkele betrokkenheid van betrokkene bij - of verantwoordelijkheid voor - het handelen en nalaten waarover wordt geklaagd, is gebleken of aannemelijk geworden, dient de klacht - indien en voor zover al ontvankelijk - ongegrond te worden verklaard.

4.7        Op grond van al het hiervoor overwogene moet als volgt worden beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer:

·       verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de hiervoor onder 3.2 weergegeven vorderingen van klager;

·       verklaart de klacht, indien en voor zover al ontvankelijk, in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en H. Geerlofs AA en Th.A. Verkade RA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.