ECLI:NL:TACAKN:2015:42 Accountantskamer Zwolle 14/2430 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2015:42
Datum uitspraak: 23-03-2015
Datum publicatie: 23-03-2015
Zaaknummer(s): 14/2430 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Geringe omissie, welke hersteld is, zodra het door betrokkene werd opgemerkt en waardoor klager ook geen schade heeft geleden, is van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk relevant te zijn.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/2430 Wtra AK van 23 maart 2015 van

X ,

wonende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman mr. H.G.M. van Zutphen.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 17 september 2014 ingekomen klaagschrift van 16 september 2014, met bijlagen;

-        het op 18 november 2014 ingekomen verweerschrift van 14 november 2014, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 12 januari 2015, waar zijn verschenen - aan de zijde van klager – [X] in persoon, bijgestaan door zijn partner, mevr. [A], en ‑ aan de zijde van betrokkene – [Y] AA in persoon, bijgestaan door mr. H.G.M. van Zutphen, advocaat te Almelo.

1.3       Klager en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en/of toegelicht, alsmede doen antwoorden en/of geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene is sinds 9 november 1990 als accountant-administratieconsulent ingeschreven in het register, thans als openbaar accountant. Hij is verbonden aan [B] Accountants Belastingadviseurs te [plaats].

2.2       Klager is ondernemer. Hij drijft een eenmanszaak waarin vanuit een fysieke winkel kleding, die in (grote) partijen is ingekocht, op detailhandelsbasis wordt verkocht.

2.3       Betrokkene heeft in het kader van een opdrachtbevestiging van 17 december 2012 werkzaamheden voor (het bedrijf van) klager uitgevoerd, bestaande uit:

-        door klager aangeleverde administratieve bescheiden periodiek verwerken in een financiële administratie;

-        periodiek de aangiften omzetbelasting (hierna: OB) berekenen en indienen bij de Belastingdienst;

-        periodiek op uitdrukkelijk verzoek tussentijdse cijfers opstellen en deze zo mogelijk met klager bespreken.

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager bij het behandelen van de financiële administratie van klagers eenmanszaak gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels en wel in het bijzonder met het fundamentele beginsel ‘vakbekwaamheid en zorgvuldigheid’.

3.2       Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten aan betrokkene:

a. Er zijn onjuiste opgaven OB aan de belastingdienst gedaan, en

b. De financiële administratie bevat onjuistheden en onnauwkeurigheden.

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen, onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2       Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, voor zover dit plaats had in de periode van 17 januari 2007 tot 1 januari 2014 worden getoetst aan de in die periode geldende Verordening gedragscode (AA’s) en daarvan in dit geval het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1 en, voor zover dit plaatshad ná 1 januari 2014, aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants.

4.3       Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4.1    Tegen klachtonderdeel a., inhoudende dat onjuiste opgaven OB aan de belastingdienst zijn gedaan, heeft betrokkene ingebracht dat klager de fouten, die betrokkene bij de werkzaamheden inzake de OB zou hebben gemaakt, niet heeft gespecificeerd en voorts, dat hij bovendien het door klager geproduceerde en aan dit klachtonderdeel ten grondslag gelegde “schema werkelijke omzet en omzet opgegeven aan belastingdienst 2012/2013” niet kent en, ten slotte, dat hij altijd is uitgegaan van de informatie die hem door klager ter zake werd aangeleverd en dat hij de door hem voor klager gedane aangiften OB daarop heeft aangesloten.

4.4.2    Deze weerspreking van de zijde van betrokkene is door of namens klager niet (meer) althans onvoldoende betwist. Namens klager is ter zitting daarentegen erkend dat het “schema werkelijke omzet en omzet opgegeven aan de belastingdienst 2012/2013” abusievelijk ten grondslag is gelegd aan het aan betrokkene in dit klachtonderdeel gemaakte verwijt, nu klager zich bij deze opgave niet heeft gerealiseerd dat het verschil in de bedragen wordt veroorzaakt door het in de “werkelijke omzet” begrepen BTW-aandeel, terwijl de door betrokkene aan de belastingdienst opgegeven bedragen juist exclusief BTW zijn. Klachtonderdeel a. moet, mede gelet op het hiervoor bij 4.3 overwogene, dan ook ongegrond worden geacht.

4.5.1    Ter adstructie van klachtonderdeel b., inhoudende dat de financiële administratie onjuistheden en onnauwkeurigheden bevat, is van de zijde van klager slechts één voorbeeld aangehaald, te weten: Voor de huur van “pand [C]” waren in december 2012 twee termijnen voldaan, waarvan één contant en één per bank, en betrokkene heeft aanvankelijk die contante betaling niet in de administratie verwerkt, maar, pas nadat daarop bij hem meermalen was aangedrongen, eerst in november 2013 voor een juiste verwerking in de administratie gezorgd.

4.5.2    Namens betrokkene is hiertegen - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende ingebracht.

Het gestelde omtrent de huur van het pand van [C] is volstrekt onbegrijpelijk. Uit de overzichten blijkt dat het gaat om een periode van ruim een jaar. De betalingen van de huur hebben op verschillende wijzen plaatsgevonden. Dat hierdoor een misverstand is ontstaan omtrent het moment van betalen, betekent nog niet dat er sprake is van onzorgvuldigheid en handelen in strijd met de zorgplicht. Omdat de huur normaal wordt overgemaakt per bank en omdat incidenteel een contante betaling heeft plaatsgevonden, is hieromtrent onduidelijkheid ontstaan. Het is niet gebruikelijk dat een huur contant wordt betaald. In ieder geval was er sprake van een reeks betalingen per bank. Echter de suggestie dat meerdere malen door [X] is aangedrongen op wijziging is volstrekt onjuist. De boeking is in overeenstemming gebracht met de werkelijkheid. Ook de e-mailcorrespondentie op het punt van een van de huurtermijnen wordt geheel uit het verband gehaald. Betrokkene neemt dit hoog op. De suggestie wordt gewekt dat hij onjuiste adviezen zou geven in strijd met de geldende regels. Dat is absoluut niet het geval. De mededeling dat de correctie van het misverstand (geen crediteur) een correctie van de OB zal opleveren is op zich niet zo vreemd; dit zijn immers communicerende vaten.

4.5.3    De Accountantskamer overweegt met betrekking tot dit klachtonderdeel dat klager, tegenover deze weerspreking ervan namens betrokkene, de gegrondheid ervan niet aannemelijk heeft gemaakt. Betrokkene heeft weliswaar een omissie begaan met het aanvankelijk over het hoofd zien van de contante betaling van een huurtermijn en het als gevolg daarvan niet verwerken ervan in de financiële administratie van klager, maar deze is van onvoldoende gewicht om tot een tuchtrechtelijk vergrijp te worden bestempeld, te minder nu betrokkene die omissie heeft hersteld en klager er uiteindelijk geen schade door heeft geleden. Klachtonderdeel b. is daarom eveneens ongegrond te achten

4.6       Nu ook overigens niet is gebleken of aannemelijk geworden dat betrokkene in de onderhavige zaak heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels, dient de klacht in beide onderdelen ongegrond te worden verklaard, zodat als volgt wordt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.W. Frieling (rechterlijke leden), A.M.H. Homminga AA en Th.A. Verkade RA (accountants-leden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2015.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kunnen klager en/of betrokkene dan wel de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.