Zoekresultaten 21-30 van de 21087 resultaten
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:319 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-361/AL/NN
- Datum publicatie: 27-12-2024
- Datum uitspraak: 23-09-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:319
Tussenbeslissing. De deken heeft in de aanbiedingsbrief aan de raad verzocht om eerst te beslissen of klager ontvankelijk is in zijn klacht voordat deken de klacht inhoudelijk gaat onderzoeken. In (onder meer) de artikelen 46c en 46d Advocatenwet is geregeld wat ten aanzien van de klachtbehandeling van een deken wordt verlangd. Die wettelijke bepalingen zijn nader uitgewerkt in de door de deken gehanteerde landelijke Leidraad houdende regels inzake dekenale klachtbehandeling (hierna: Leidraad). Artikel 46c lid 3 Advocatenwet schrijft voor dat de deken tot taak heeft een onderzoek in te stellen naar elke bij de deken ingediende klacht. Het Hof van Discipline heeft overwogen (HvD 3 februari 2014, ECLI:NL:TAHVD:2014:69) dat met een behoorlijke klachtbehandeling niet valt te verenigen dat de deken een klacht zonder afgerond eigen onderzoek naar de feiten en de mogelijkheid van een minnelijke regeling en zonder zich zelf te vergewissen van de juistheid van de klachtomschrijving ter kennis van de raad brengt. Ook de Leidraad gaat met zoveel woorden uit van het aanbieden van de klacht na een afgerond onderzoek. Artikel 4.1 van de Leidraad luidt: De deken bepaalt wanneer het onderzoek is geëindigd, En artikel 4.5 bepaalt vervolgens: Uw klacht kan pas worden doorgestuurd naar de raad van discipline nadat de deken zijn onderzoek heeft afgerond. Een zorgvuldige klachtbehandeling door de deken, naar de opzet van de Advocatenwet, brengt dus mee dat de deken de klacht pas aan de raad stuurt na een (gedegen) afgerond onderzoek. Ook artikel 46d lid 8 Advocatenwet, waar de deken naar verwijst, gaat uit van dat onderzoek. Daarin is immers bepaald dat de deken (met redenen omkleed) aan de klager, de betrokken advocaat en de raad kan meedelen dat de klacht kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is ‘indien de deken dat op grond van zijn onderzoek van oordeel is’. Dit betekent dat de deken kan bepalen dat het onderzoek is afgerond indien zij van mening is dat haar voldoende is gebleken dat klager niet-ontvankelijk is. Zij kan dit dan overeenkomstig artikel 46d lid 8 meedelen aan klager en verweerster. Maar het systeem van de wet laat niet toe dat de deken op grond van een niet afgerond onderzoek de klacht doorzendt aan de raad. Overigens gaat de verwijzing van de deken naar de leden 3 en 4 van artikel 46l Advocatenwet in deze zaak niet op omdat die artikelen zien op een situatie waarin de voorzitter van de raad een vooronderzoek heeft gelast. Die situatie doet zich hier niet voor, nu immers in deze procedure geen vooronderzoek gelast. De raad stelt vast dat de deken in de aanbiedingsbrief schrijft dat zij nog geen onderzoek heeft ingesteld als bedoeld in artikel 46c lid 3 Advocatenwet. De raad ziet alleen al daarom aanleiding om de zaak terug te wijzen naar de deken en de deken te verzoeken het onderzoek voort te zetten dan wel te heropenen en de raad van haar bevindingen op de hoogte te stellen. De raad houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:172 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-922/DB/OB/D
- Datum publicatie: 24-12-2024
- Datum uitspraak: 23-12-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:172
Raadsbeslissing op verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet. De deken heeft gesteld dat jegens verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad en dat er sprake is van een situatie die om direct ingrijpen Verweerder heeft namelijk, aldus de deken, (1) in strijd gehandeld met gedragsregel 18 lid 2, (2) langdurig en ondanks herhaalde verzoeken van mevrouw PC geweigerd om de onverschuldigd betaalde bedragen aan mevrouw P-C terug te betalen en (3) opzettelijk onwaarheid gesproken over de door hem verzonden declaraties, declaraties gefalsificeerd, deze gefalsificeerde declaraties overgelegd in de klachtprocedure teneinde de betrokkenen in de klachtprocedure tegen mevrouw P-C te misleiden en tegen mevrouw P-C een valse aangifte gedaan. Ter zake de gronden 1 en 2 oordeelt de raad dat voldoende is gebleken van een ernstig vermoeden dat verweerder gedragsregel 18 lid 2 en de kernwaarde (financiële) integriteit heeft geschonden en daarmee van een ernstig vermoeden dat sprake is van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Het handelen dat verweerder in de gronden 1 en 2 wordt verweten is naar het oordeel van de raad echter niet zodanig ernstig dat onmiddellijk ingrijpen op grond van artikel 60ab Advocatenwet noodzakelijk is. Ter zake grond 3 oordeelt de raad dat uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde onvoldoende blijkt dat sprake is van een ernstig vermoeden van een handelen door verweerder waardoor enig door artikel 46 beschermd belang ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Afwijzing verzoek.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:173 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-583/DB/ZWB
- Datum publicatie: 24-12-2024
- Datum uitspraak: 23-12-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:173
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft niet alleen onvoldoende voortvarendheid betracht bij de indiening van de toevoegingsaanvraag, maar ook onvoldoende zorgvuldigheid, doordat hij niet, zoals afgesproken, een LAT heeft aangevraagd, maar een reguliere toevoeging. Verweerder heeft niet gedaan wat hij met klaagster had afgesproken dat betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet. De raad stelt vast dat verweerder weliswaar op 26 oktober 2023 op klaagsters vraag van 18 oktober 2023 over de toevoeging heeft gereageerd, maar dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken van enige concrete inhoudelijke actie van verweerder in klaagsters dossier na de intake op 14 september 2023. Verweerder heeft onvoldoende voortvarendheid betracht. Naar het oordeel van de raad betaamt het verweerder in de gegeven omstandigheden tot slot niet om klaagster zijn medewerking aan de intrekking van de toevoeging te (blijven) ontzeggen en betaling van de declaratie van € 476,43 als voorwaarde te stellen voor intrekking van de toevoeging. Klacht in alle onderdelen gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:174 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-236/DB/OB/D
- Datum publicatie: 24-12-2024
- Datum uitspraak: 23-12-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:174
Dekenbezwaar over Wwft-aangelegenheden. Dekenbezwaar ontvankelijk; de deken Oost-Brabant was bevoegd om als hulppersoon namens de deken Limburg het dekenbezwaar in te dienen. Verweerder heeft nagelaten (tijdig) een melding te doen van een ongebruikelijke transactie bij de FIU. Verweerder heeft een contant bedrag van € 570.000,- door zijn tussenkomst en op zijn instructie giraal laten maken en op zijn derdengeldenrekening laten overmaken. Dit is gelijk te stellen aan een contante betaling. Voldaan aan objectieve indicator, zodat verweerder een melding had moeten doen. Verder heeft verweerder tot 6 september 2023 geen schriftelijk Wwft-beleid gevoerd en heeft hij in strijd gehandeld met artikel 6.27 Voda. Schorsing van 18 weken, waarvan 12 weken voorwaardelijk.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2024:225 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-166/DH/RO
- Datum publicatie: 23-12-2024
- Datum uitspraak: 23-12-2024
- ECLI:NL:TADRSGR:2024:225
Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2024:226 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-201/DH/RO/D
- Datum publicatie: 23-12-2024
- Datum uitspraak: 23-12-2024
- ECLI:NL:TADRSGR:2024:226
Tussenbeslissing. Dekenbezwaar over de kantoororganisatie van verweerster. De raad wijst onder analoge toepassing van artikel 46l tot en met 46n Advocatenwet de Haagse deken aan als vooronderzoeker om een kantoorbezoek te verrichten.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:317 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-596/AL/MN
- Datum publicatie: 23-12-2024
- Datum uitspraak: 23-12-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:317
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerder is in zijn verweer namens klaagster voor meerdere ankers gaan liggen. Het feit dat de kantonrechter in het nadeel van klaagster heeft geoordeeld kan verweerder niet worden verweten. Verder is geen sprake van excessief declareren. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:313 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-366/AL/GLD
- Datum publicatie: 20-12-2024
- Datum uitspraak: 16-12-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:313
Verzetsbeslissing. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. In de voorzittersbeslissing is de juiste maatstaf toegepast en met alle relevantie feiten en omstandigheden is rekening gehouden. Uit het verzet en de toelichting daarop begrijpt de raad dat klager van mening is dat de voorzitter uit de klacht ook had moeten begrijpen dat deze was gericht op het niet juist volgen van de interne klachtprocedure door het kantoor van verweerder. De raad is van oordeel dat de voorzitter dit niet heeft kunnen opmaken uit de klacht zoals die er lag. Ook de raad leest dat er niet in, zelfs niet na de toelichting op de mondelinge behandeling van het verzet. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:314 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-367/AL/GLD
- Datum publicatie: 20-12-2024
- Datum uitspraak: 16-12-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:314
Verzetsbeslissing. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen. In de voorzittersbeslissing is de juiste maatstaf toegepast en met alle relevantie feiten en omstandigheden is rekening gehouden. Uit het verzet en de toelichting daarop begrijpt de raad dat klager van mening is dat de voorzitter uit de klacht ook had moeten begrijpen dat deze was gericht op het niet juist volgen van de interne klachtprocedure door het kantoor van verweerder. De raad is van oordeel dat de voorzitter dit niet heeft kunnen opmaken uit de klacht zoals die er lag. Ook de raad leest dat er niet in, zelfs niet na de toelichting op de mondelinge behandeling van het verzet. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:315 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-516/AL/GLD
- Datum publicatie: 20-12-2024
- Datum uitspraak: 16-12-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:315
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft niet adequaat gereageerd toen zij erachter kwam dat zij het hoger beroep te laat heeft geregistreerd in het rechtsmiddelenregister. Daarnaast heeft verweerster in de behandeling van de zaak van klager onvoldoende regie genomen en misverstanden laten ontstaan die uiteindelijk tot de onderhavige klacht hebben geleid. De aard en ernst van dit tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Daarbij weegt de raad mee dat verweerster ter zitting heeft gereflecteerd op haar handelen en de aansprakelijkheid voor de beroepsfout heeft erkend. Ook weegt de raad mee dat niet eerder aan verweerster een maatregel is opgelegd. Waarschuwing.