ECLI:NL:TADRARL:2024:315 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-516/AL/GLD

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:315
Datum uitspraak: 16-12-2024
Datum publicatie: 20-12-2024
Zaaknummer(s): 24-516/AL/GLD
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft niet adequaat gereageerd toen zij erachter kwam dat zij het hoger beroep te laat heeft geregistreerd in het rechtsmiddelenregister. Daarnaast heeft verweerster in de behandeling van de zaak van klager onvoldoende regie genomen en misverstanden laten ontstaan die uiteindelijk tot de onderhavige klacht hebben geleid. De aard en ernst van dit tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Daarbij weegt de raad mee dat verweerster ter zitting heeft gereflecteerd op haar handelen en de aansprakelijkheid voor de beroepsfout heeft erkend. Ook weegt de raad mee dat niet eerder aan verweerster een maatregel is opgelegd. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 16 december 2024

in de zaak 24-516/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

  1. Verloop van de procedure

1.1 Op 2 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend.

1.2 Op 5 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/113 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024. Daarbij waren klager, de gemachtigde van klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 2 augustus 2024.

  1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Klager is met zijn ex-partner (hierna: de ex-partner) verwikkeld in een geschil over de verkoop van de gezamenlijke woning (hierna: de woning). De ex-partner is hierover een kort geding gestart waarvan de zitting was gepland op 14 januari 2021.

2.2 Op 13 januari 2021 is verweerster benaderd door de heer Van H., bedrijfsadviseur van klager, met het verzoek om klager bij te staan in het kort geding. Dezelfde dag heeft verweerster zich namens klager bij de rechtbank gesteld.

2.3 Op 14 januari 2021 is het kort geding op zitting behandeld. Klager was daar niet bij aanwezig. Namens klager was de heer Van H. verschenen. Tijdens een schorsing van de zitting heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klager. Het kort geding is vervolgens aangehouden tot 25 januari 2021 zodat klager een schikkingsvoorstel aan de wederpartij kon doen.

2.4 Op 15 januari 2021 heeft verweerster klager en de heer Van H. gemaild voor een afspraak bij haar op kantoor. Deze afspraak heeft niet plaatsgevonden.

2.5 Op 18 januari 2021 heeft verweerster klager een opdrachtbevestiging en een factuur gestuurd voor haar bijstand tijdens het kort geding.

2.6 Op 18 maart 2021 heeft verweerster het kort gedingvonnis van 18 maart 2021 aan klager en de heer Van H. gemaild, waarbij zij hen erop heeft gewezen dat de rechter een termijn tot 1 mei 2021 heeft gegeven voor de taxatie van de woning.

2.7 Op 6 april 2021 heeft verweerster per e-mail aan klager bevestigd dat de heer Van H. haar namens klager heeft verzocht om hoger beroep in te stellen tegen het kort gedingvonnis van 18 maart 2021. In deze opdrachtbevestiging heeft verweerster vermeld:

Ik verzoek u en de heer [Van H.] met mij het vervolg te bespreken. Is er al zicht op uw financieringsmogelijkheden? Heeft er al een taxatie plaatsgevonden? Is er al duidelijkheid over de brand. Het is van belang dat u en de heer [Van H.] contact met mij opnemen. Zonder contact met u kan ik niet verder.’

2.8 Op 21 april 2021 heeft de heer De N. zich bij verweerster gemeld als gemachtigde van klager.

2.9 Op 21 mei 2021 is het hoger beroep geregistreerd in het daarvoor bestemde register. Van deze registratie is een akte van hoger beroep opgemaakt door de griffier van de rechtbank.

2.10 Op 21 mei 2021 heeft verweerster aan de heer De N. haar advies over het starten van een verdelingsprocedure gestuurd. Daarbij heeft verweerster vermeld:

‘Is het een idee een bedrag voor te stellen? Ik beproef dat de wederpartij er wel vanaf wil, maar ze ook een geldbedrag wil. Is er zicht op de waarde destijds en de investeringen van [klager] en de effecten daarvan in de huidige waarde? Kunnen we daar dinsdag as. een belafspraak voor inplannen?

Ik heb het vonnis nogmaals bekeken en voor wat betreft de verdeling van de overwaarde constateert de voorzieningenrechter dat er geen verdelingsprocedure heeft plaatsgevonden. Daarvoor is geen ruimte in het kort geding en ik denk ook niet in het beroep. Voor wat betreft de verdeling van de overwaarde dient naar mijn mening alsnog een verdelingsprocedure te worden gestart indien nodig. Daarvoor gelden dezelfde vragen als ik hierboven aan de orde heb gesteld.

Het Hof heeft de zaak in beraad genomen. De advocaten moeten zich uitlaten over de ontvankelijkheid. Wanneer daar een beslissing over is genomen hoort u dat van mij.’

Voor nu een goed weekend en tot dinsdag! Wellicht kunt u mij een tijdstip noemen waarop u bereikbaar bent.’

2.11 Op 25 mei 2021 heeft verweerster namens klager een akte genomen waarin zij heeft vermeld dat klager de woning niet kan overnemen en zal meewerken aan de verkoop.

2.12 Op 22 juni 2021 heeft verweerster een e-mail van de wederpartij doorgestuurd aan klager en de heer De N. waarin de wederpartij aangeeft opnieuw een kort geding te starten.

2.13 Op 12 en 30 augustus 2021 en op 6 september 2021 heeft de heer De N. via e-mail contact opgenomen met verweerster.

2.14 Op 7 september 2021 heeft het gerechtshof in kort geding een tussenarrest gewezen, waarbij is overwogen dat klager niet-ontvankelijk is ten aanzien van de levering van de woning, omdat het hoger beroep niet binnen acht dagen als bepaald in artikel 3:301 lid 2 Burgerlijk Wetboek is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister.

2.15 Op 13, 15 en 17 september 2021 heeft de heer De N. via e-mail contact opgenomen met verweerster.

2.16 Op 23 september 2021 heeft verweerster de heer De N. gemaild:

‘De zaak werd ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Echter, zojuist neem ik kennis van het oordeel van het Hof dat het Hof meent dat dit te laat is gebeurd.

Ik heb bepleit dat dat in casu niet relevant is vanwege het feit dat er op grond van het vonnis niet onmiddellijk tot verkoop hoefde te worden overgegaan.

Helaas heeft het Hof mij niet gevolgd. Het Hof heeft geoordeeld dat voor wat betreft de vorderingen tot verkoop het beroep niet-ontvankelijk zal zijn.

Echter, het beroep is ingesteld vanwege de overwegingen ten aanzien van de overwaarde en niet voor wat betreft de verkoop van de woning.

Immers, [klager] kan de woning financieel niet behouden.

(…)

In mijn email d.d. 21 mei jl. gaf ik aan dat ik van mening ben dat voor wat betreft de verdeling van de overwaarde een bodemprocedure moet worden gestart.

Ik heb daar van u nog geen reactie op mogen ontvangen. Nu de wederpartij wederom een kort geding start, vermoedelijk om verkoop af te dwingen, is het noodzaak om over de overwaarde snel helderheid te krijgen. Kunt u mij nader informeren over hoe [klager] meent dat de overwaarde verdeeld dient te worden?

Ik ontving van u uw voorstel voor de memorie van grieven. Daarin geeft u aan, wat u ook al aan de wederpartij schreef, dat makelaar […] uitlatingen heeft gedaan over [de ex-partner] en dat hij daarom zijn opdracht niet wil voortzetten. Heeft u dat op mail of daar anderszins bewijs

van? Er staat mij bij dat de heer [Van H.] ook eens dergelijke berichten van de makelaar heeft ontvangen. Ik ga dit in mijn mail nakijken.

Waarom is de notariële beëindigingsovereenkomst niet getekend? Is het bij een concept gebleven? Is er bewijs van de staat waarin de woning zich bevond ten tijde van het vertrek van [de ex-partner]?

Ik adviseer om de dagvaarding in het nieuwe kort geding af te wachten en het hof uitstel te vragen voor het indienen van de memorie van grieven. Uw stuk kan prima dienen als basis voor de conclusie van antwoord in het kort geding danwel voor de pleitnota.’

2.17 Op 24 september 2021 heeft verweerster een e-mail van de wederpartij aan de heer De N. doorgestuurd met daarbij de concept kort gedingdagvaarding zoals van de advocaat van de wederpartij ontvangen.

2.18 Op 27 september 2021 heeft de heer De N. namens klager het vertrouwen in verweerster opgezegd.

219 Op 1 oktober 2021 heeft de heer De N. namens klager klachten geuit over verweerster bij de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster en heeft hij verzocht om de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar (hierna: de verzekeraar) van verweerster te informeren over de klacht.

2.20 Op 7 oktober 2021 is de zaak door een andere advocaat overgenomen en heeft verweerster zich als advocaat van klager onttrokken.

2.21 Op 2 november 2021 heeft de heer De N. namens klager een klacht over verweerster ingediend bij de klachtenfunctionaris van haar kantoor.

2.22 Op 5 november 2021 heeft de klachtenfunctionaris de heer De N. een voorlopige reactie gestuurd. Over de klacht en melding bij de verzekeraar is het volgende vermeld:

‘U geeft aan geen stukken te hebben ontvangen.

De processtukken en eventuele vonnissen en arresten worden door ons kantoor altijd per post verzonden naar het adres van cliënt. Ook in deze zaak is dat gebeurt zo blijkt uit ons dossier.

Dat u (per mail) geen stukken heeft gehad kan dan ook juist zijn. Dat is overigens niet vreemd omdat u voor [verweerster] ook enige tijd uit beeld bent verdwenen.

Vanaf 21 mei 2021 tot eind augustus 2021 is er immers geen contact.

De kwestie rond het rechtsmiddelenregister is gemeld bij onze beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Wij zijn in afwachting van een terugkoppeling van degene die deze kwestie gaat behandelen. Zodra dit bekend is verneemt u dat direct van mij zodat u zich ook tot deze persoon kunt wenden. Ik verwacht u binnen twee weken nader te kunnen berichten.

Ik stel voor dat wij de klachtprocedure in afwachting van het verloop van deze kwestie bij onze beroepsaansprakelijkheidsverzekering parkeren. Ik ben daarom ook niet uitvoerig op uw klacht ingegaan en erken derhalve ook niet hetgeen u daarin vermeld. Onze intentie is om tot een oplossing te komen.’

2.23 Op 23 november 2021 heeft de klachtenfunctionaris aan de heer De N. bevestigd dat de kwestie is aangemeld bij de verzekeraar. Daarbij zijn de naam van de verzekeraar, het referentienummer en de naam van de zaakbehandelaar doorgegeven.

2.24 Op 1 november 2022 is klager bij arrest in kort geding niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep ten aanzien van de levering van de woning en veroordeeld tot ontruiming.

2.25 Op 15 juni 2023 heeft klager bij de klachtenfunctionaris geïnformeerd naar de stand van zaken van zijn claim en gevraagd om een concreet voorstel voor de afwikkeling daarvan.

2.26 Op 29 juni 2023 heeft de klachtenfunctionaris klager bericht:

Ik begrijp van onze verzekeraar dat zij niets van u of uw gemachtigde hebben vernomen.

Ik verzoek u dan ook met hen in contact te treden. (…)

Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid etc. dient de verzekeraar uiteraard te weten hoe de zaak tegen uw ex-partner verder is verlopen.

Omdat wij en onze verzekeraar niets meer van u of uw gemachtigde hebben vernomen sinds november 2021 is de zaak stil blijven liggen.’

2.27 Op 30 juni 2023 heeft klager de verzekeraar gevraagd om informatie over het verdere verloop van zijn claim.

2.28 Op 4 juli 2023heeft de zaakbehandelaar klager bericht dat de e-mail van klager van
30 juni 2023 aan verweerster is voorgelegd.

2.29 Op 19 juli 2023 heeft klager bij de verzekeraar geïnformeerd naar de stand van zaken.

2.30 Op 20 juli 2023 heeft de zaakbehandelaar klager namens de verzekeraar bericht dat zij in afwachting zijn van een terugkoppeling van verweerster.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

  1. verweerster heeft de belangen van klager in de procedure niet zorgvuldig behandeld;
  2. verweerster heeft een beroepsfout gemaakt door het hoger beroep niet binnen acht dagen in te schrijven in het rechtsmiddelenregister en zij heeft deze fout niet onverwijld aan klager meegedeeld;
  3. verweerster heeft de door klager bij haar kantoor ingediende klacht en de claim van klager bij haar verzekeraar niet zorgvuldig behandeld/laten behandelen.

3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.

4. VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht. In dat verband voert verweerster aan dat zij de belangen van klager naar behoren heeft behartigd. Daarbij wijst verweerster erop dat zij zeer kort voorafgaand aan het kort geding werd benaderd door de heer Van H., dat op haar voorstel om een gesprek op kantoor in te plannen niet is ingegaan en dat haar werkzaamheden werden bemoeilijkt door het vaak niet in contact kunnen komen met klager en zijn belangenbehartigers de heren Van H. en De N.

4.2 Verder voert verweerster aan dat klager alle correspondentie, inclusief processtukken, per gewone post ontving en dat klager zelf nooit contact met haar heeft gezocht. In dat verband bestrijdt verweerster uitdrukkelijk dat klager pas een half jaar na 11 mei 2021 stukken van die datum zou hebben ontvangen. Volgens verweerster zijn processtukken destijds per post aan klager verzonden.

Tot slot voert verweerster aan dat zij de klacht van klager en zijn claim bij de verzekeraar zorgvuldig heeft behandeld.

4.3 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.

5. BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster als voormalig advocaat van klager. Daarbij is het uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop zij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Binnen de beroepsgroep is voor de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Daarom toetst de raad of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

Klachtonderdeel a) is gedeeltelijk gegrond

5.2 De raad leidt uit de klacht van klager af dat de onzorgvuldige behandeling van zijn belangen waar klager over klaagt specifiek gaat over het kort geding van januari 2021, het gebrek aan contact voorafgaand aan het kort geding en het hoger beroep, het niet ontvangen van processtukken, het opstellen van de akte van 25 mei 2021 zonder zijn goedkeuring en het verstrekken van (onjuiste) informatie over de onmogelijkheid om de woning over te nemen. De raad zal deze onderdelen hierna beoordelen.

Kort geding januari 2021

5.3 De raad stelt vast dat verweerster zeer kort voorafgaand aan de kortgedingzitting op 14 januari 2021 namens klager is benaderd door de heer Van H. met het verzoek om de belangen van klager te behartigen. Hoewel het beter was geweest als verweerster voorafgaand aan die zitting rechtstreeks contact met klager had opgenomen, begrijpt de raad dat dat in dit geval niet is gebeurd. Uit de onweersproken toelichting van verweerster blijkt dat klager tegen haar advies in en zonder verweerster daarover te informeren niet op de zitting is verschenen en dat zij tijdens de zitting om een schorsing heeft gevraagd om telefonisch met klager te overleggen nadat werd aangestuurd op een schikking. Het is de keuze van klager geweest om verweerster via de heer Van H. te vragen hem bij te staan in het kort geding, om ‘alles over te laten aan de heer Van H.’, zoals klager tijdens de zitting bij de raad heeft verklaard, en om niet naar de kortgedingzitting te gaan. De raad kan de klacht dat voorafgaand contact niet heeft plaatsgevonden niet plaatsen nu niet valt in te zien hoe zijn keuzes op dit punt aan verweerster te verwijten zijn. De raad kan deze gang van zaken dan ook niet als klachtwaardig kwalificeren. Tot slot kan de raad op grond van de stukken niet vaststellen dat verweerster inhoudelijk steken heeft laten vallen bij het voeren van verweer en verweerster heeft dit ook uitdrukkelijk betwist. In zoverre is klachtonderdeel a) ongegrond.

Gebrek aan rechtstreeks contact tussen verweerster en klager

5.4 De raad stelt vast dat het enige rechtstreekse contact dat verweerster met klager heeft gehad, het telefonisch contact is geweest tijdens de schorsing van het kort geding. Daarna is het contact met klager vrijwel uitsluitend verlopen via tussenpersonen de heer Van H. en later, over het hoger beroep, de heer De N. Het had op de weg van verweerster gelegen om in ieder geval kort na de kortgedingzitting van 14 januari 2021 contact met klager zelf op te nemen om een en ander door te spreken, zeker nu het kort geding was aangehouden voor schikkingsonderhandelingen, er niet werd ingegaan op de door verweerster voorgestelde afspraak bij haar op kantoor en klager haar via de heer Van H. had gevraagd om hoger beroep in stellen tegen het kort gedingvonnis van 18 maart 2021. Hierin heeft verweerster onvoldoende regie genomen en een te afwachtende houding aangenomen die een zorgvuldig handelende advocaat niet betaamt. In de opdrachtbevestiging van 6 april 2021 over het hoger beroep heeft verweerster geschreven dat zij zonder contact met klager niet verder kan en dat had zij ook niet meer moeten doen, ook niet toen de heer De N. zich in april 2021 namens klager bij haar meldde. Verweerster heeft tijdens de zitting bij de raad ook verklaard dat zij erin is meegegaan dat zij geen rechtstreeks contact meer met klager had na de kortgedingzitting, maar dat zij dit in het vervolg nooit meer zo zal doen. In zoverre is klachtonderdeel a) dan ook gegrond.

Het niet ontvangen van processtukken

5.5 Ter zitting heeft klager verklaard dat hij vooral berichten van de rechtbank kreeg maar geen poststukken rechtstreeks van verweerster en dat hij pas een half jaar na 11 mei 2021 stukken van die datum heeft ontvangen. Hoewel verweerster heeft verklaard dat zij alles steeds per gewone post naar klager heeft verstuurd en dat ook de door klager ontvangen berichten van de rechtbank via haar bij klager kwamen, heeft verweerster hiervan geen schriftelijke stukken overgelegd. Het dossier bevat bijvoorbeeld geen e-mails van verweerster aan klager en/of een van zijn tussenpersonen waarin is bevestigd dat zij een processtuk of een bericht van de rechtbank naar hem heeft gestuurd per gewone post. Het is aan verweerster om belangrijke informatie, zoals de verzending van processtukken, schriftelijk aan klager te bevestigen om misverstanden, onzekerheid of geschil te voorkomen. Dat heeft verweerster in dit geval niet gedaan en dat ligt in haar risicosfeer. Klachtonderdeel a) is in zoverre dan ook gegrond.

Akte van 25 mei 2021 zonder goedkeuring

5.6 De raad stelt vast dat verweerster op 25 mei 2021 in het hoger beroep een akte heeft genomen over de ontvankelijkheid van het namens klager ingestelde hoger beroep zonder de inhoud en de indiening daarvan vooraf met klager en/of zijn tussenpersonen te overleggen. Verweerster heeft dat naar aanleiding van vragen van de raad ter zitting ook erkend. Verweerster had de inhoud daarvan vooraf moeten afstemmen met de heer De N. en/of klager. In dat verband heeft verweerster erop gewezen dat zij van 21 mei 2021 tot eind augustus 2021 geen contact had met de heer De N., maar dat ontslaat verweerster niet van haar plicht om de inhoud van de akte met haar cliënt dan wel zijn tussenpersoon af te stemmen, zeker nu het ging om de ontvankelijkheid van klager door de te late inschrijving van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister. Bij gebrek aan contact met haar cliënt en/of diens tussenpersoon had verweerster deze akte niet moeten nemen. Door dit wel te doen, heeft verweerster klachtwaardig gehandeld. Klachtonderdeel a) is in zoverre dan ook gegrond.

Verstrekken van onjuiste informatie aan derden over de overname van de woning

5.7 De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van het verstrekken van informatie aan derden over de woning. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat de heer De N. haar heeft verteld dat klager de woning niet zou kunnen behouden. Verweerster heeft dit ter zitting onderbouwd met een e-mail van haar aan de heer De N. van 6 mei 2021. Als de heer De N. dat verkeerd aan verweerster heeft doorgegeven, komt dat voor rekening en risico van klager. Klager heeft de heer De N. immers voor hem laten optreden in het hoger beroep. Het kan verweerster niet kwalijk worden genomen dat zij die informatie heeft gebruikt in het hoger beroep. Van een door klager gestelde schending van de geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie over de woning is daarbij geen sprake. In zoverre is klachtonderdeel a) dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) is gegrond

5.8 De raad is van oordeel dat het niet inschrijven van het hoger beroep in het daarvoor bedoelde rechtsmiddelenregister tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verweerster heeft deze beroepsfout erkend en zij heeft die fout ook bij haar verzekeraar gemeld.

5.9 Verder is het verweerster ook tuchtrechtelijk te verwijten dat zij klager niet meteen over haar fout heeft geïnformeerd, maar dat zij een niet-ontvankelijkverklaring door het hof heeft proberen te voorkomen door middel van een op 25 mei 2021 genomen akte waarvan zij de inhoud niet vooraf met klager en/of de heer De N. heeft overlegd. Pas toen duidelijk werd dat dat niet was gelukt, heeft zij klager over de te late inschrijving geïnformeerd. De raad kan uit de overgelegde stukken niet afleiden dat verweerster, zoals zij heeft aangevoerd, klager via de heer De N. eerder heeft geïnformeerd over de te late inschrijving in het rechtsmiddelenregister dan via haar e-mail van 23 september 2021, vier maanden na haar akte van 25 mei 2021. Dit gebrek aan communicatie raakt aan het vertrouwen tussen een advocaat en haar cliënt. Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel c) is ongegrond

5.10 De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de gang van zaken rondom de afhandeling van de interne klacht en de aansprakelijkstelling door haar verzekeraar. De klachtenfunctionaris heeft op de klacht van klager gereageerd en zij heeft daarna ook contact met klager over zijn klacht gehouden. Verder heeft verweerster de fout met de inschrijving van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister bij haar verzekeraar gemeld, waarna de klachtenfunctionaris van haar kantoor de gegevens van de verzekeraar inclusief de naam van de contactpersoon aan klager heeft doorgegeven. Het is vervolgens aan de verzekeraar om over de aansprakelijkstelling contact te onderhouden met klager en ervoor te zorgen dat alle relevante informatie wordt ontvangen. Van een onzorgvuldige behandeling door verweerster is de raad daarbij niet gebleken. Klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft niet adequaat gereageerd toen zij erachter kwam dat zij het hoger beroep te laat heeft geregistreerd in het rechtsmiddelenregister. Daarnaast heeft verweerster in de behandeling van de zaak van klager onvoldoende regie genomen en misverstanden laten ontstaan die uiteindelijk tot de onderhavige klacht hebben geleid. De aard en ernst van dit tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Daarbij weegt de raad mee dat verweerster ter zitting heeft gereflecteerd op haar handelen en de aansprakelijkheid voor de beroepsfout heeft erkend. Ook weegt de raad mee dat niet eerder aan verweerster een maatregel is opgelegd. Onder deze omstandigheden ziet de raad aanleiding om aan verweerster een waarschuwing op te leggen.

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

  1. € 25,- aan forfaitaire reiskosten van klager
  2. € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
  3. € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond ten aanzien van het gebrek aan rechtstreeks contact met klager, het niet ontvangen van processtukken en de akte van 25 mei 2021, en voor het overige ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel c) ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de

manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. J.G. Molenaar en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 16 december 2024