Zoekresultaten 12841-12850 van de 42388 resultaten

  • ECLI:NL:TSCTS:2019:1 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2019-01 (2018.V10-Jan Senior ARM7

    In de nacht van maandag 28 op dinsdag 29 augustus 2017 waren inspecteurs van de NVWA voornemens om een visserij-inspectie uit te voeren aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeevissersvaartuig ‘Jan Senior’, visserijnummer ARM 7. Betrokkene was schipper, tevens wachtdoend officier op dit schip (hierna: de ARM 7), dat toen in territoriale wateren van Frankrijk voer. Hem wordt onder meer verweten dat hij zich, althans de ARM 7, aan deze inspectie heeft willen onttrekken en daarbij een gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Dat laatste door de netten boven/binnen te halen en door te varen terwijl een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat), waarmee de inspecteurs aan boord van de ARM 7 werden/zouden worden gebracht, zich langszij van de ARM 7 bevond, waardoor de RHIB met haar schroef in de netten verstrikt raakte, daardoor een draaiende beweging maakte en, met toen nog de twee bemanningsleden en één van de inspecteurs aan boord, deels onder water, achterstevoren door de ARM 7 werd meegetrokken. Het handelen en nalaten van betrokkene is naar het oordeel van de inspecteur in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 4, in verbinding met artikel 55a, van de Wet zeevarenden (eisen van goed zeemanschap).

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:121 Raad van Discipline Amsterdam 19-265/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond. Onder meer is niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd die onjuist zijn.

  • ECLI:NL:TSCTS:2019:2 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2019-02 (2018.V11-Jan Senior ARM7)

    In de nacht van maandag 28 op dinsdag 29 augustus 2017 waren inspecteurs van de NVWA voornemens om een visserij-inspectie uit te voeren aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeevissersvaartuig ‘Jan Senior’, visserijnummer ARM 7. J. S. was schipper, tevens wachtdoend officier op dit schip (hierna: de ARM 7), dat toen in territoriale wateren van Frankrijk voer. Hem is onder meer verweten dat hij zich, althans de ARM 7, aan deze inspectie heeft willen onttrekken en daarbij een gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Dat laatste door de netten boven/binnen te halen en door te varen terwijl een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat), waarmee de inspecteurs aan boord van de ARM 7 werden/zouden worden gebracht, zich langszij van de ARM 7 bevond, waardoor de RHIB met zijn schroef in de netten verstrikt raakte, daardoor een draaiende beweging maakte en, met toen nog de twee bemanningsleden en één van de inspecteurs aan boord, deels onder water, achterstevoren door de ARM 7 werd meegetrokken. Het verwijt aan betrokkene P. G., die een officiersrang had en machinist was, is dat hij niet heeft ingegrepen teneinde de gevaarlijke situatie te voorkomen dan wel daar een einde aan te maken, door de schipper erop aan te spreken dat deze moest stoppen met diens gevaarlijke actie. Het nalaten van betrokkene is naar het oordeel van de inspecteur in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 4, in verbinding met artikel 55a, van de Wet zeevarenden (eisen van goed zeemanschap).

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:97 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/537

    Klager heeft een klacht ingediend tegen een arts, werkzaam bij FMMU, die de aanvraag van klager voor een kilometervergoeding in hoger beroep beoordeeld. Volgens klager voldoet de rapportage van de arts niet aan professionele standaard en heeft de arts zonder feitelijke grondslag en zonder externe toetsing een oordeel geveld met voor klager negatieve gevolgen. De arts voert verweer. Ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:41 Accountantskamer Zwolle 17/1482 Wtra AK

    Klacht curatoren (ingediend op 10 juli 2017) over het ten onrechte afgeven op 15 juli 2011 van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening over 2010 van een vastgoedconcern (gefailleerd op 23 november 2012) en over het  vergaren van (onvoldoende/geschikte) controle-informatie bij de controle van het bestuursverslag en een groot aantal posten op de balans. Bij indienen klacht is de termijn van zes jaar in artikel 22 Wtra (oud) niet overschreden en ook niet de termijn van drie jaar. Of de termijn van zes jaar is overschreden is onderwerp van ambtshalve toetsing door de Accountantskamer, gezien de aard van de regel, die beschouwd moet worden als een bepaling van openbare orde. Bekendheid van klagers (als curatoren) met (posten in) de jaarrekening, het bestuursverslag, de goedkeurende controleverklaring en de administraties van de failliete vennootschappen houdt niet in dat klagers ook kennis droegen van alle gegevens die door betrokkene in aanmerking zijn genomen bij de controle en van de afwegingen en de beoordeling die betrokkene aan de hand van die gegevens heeft gemaakt, laat staan dat klagers daaraan enig vermoeden van tekortschieten bij die controle en bij het vastleggen van die gegevens en afwegingen in het controledossier konden ontlenen. Klacht in (vrijwel) alle onderdelen gegrond. Niet alle gegevens waarvan betrokkene in het verweerschrift stelt dat hij die in aanmerking heeft genomen bij zijn beoordeling van de aanvaardbaarheid van (de verwerking en de schatting van) posten op de jaarrekening, zijn (voldoende duidelijk) opgenomen in het controledossier. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat de “interpretatie” van de Standaarden sinds 2010 stringenter is geworden en dat destijds nog niet was vereist dat elke overweging in het controledossier werd vastgelegd. De Accountantskamer kan betrokkene hierin niet volgen. Er is geen enkele reden om het verplichtend karakter van de voorschriften van de NVCOS te laten afhangen van het tijdsgewricht waarin het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden. Tijdelijke doorhaling voor een termijn van drie maanden, mede gelet op de lange duur van de klachtprocedure.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.297

    Klacht van broer tegen zijn zuster, die verpleegkundige is. Tussen klager en verweerster heeft nimmer een behandelrelatie bestaan. Verweerster heeft naar aanleiding van een politieonderzoek naar de wapens en de wapenvergunning van klager tezamen met diverse andere familieleden van klager in een brief aan de politie een verklaring over klager afgelegd. Klager verwijt verweerster - kort weergegeven - schending van het medisch beroepsgeheim, smaad/laster en valsheid in geschrifte. Het Regionaal Tuchtcollege acht klager ontvankelijk in zijn klacht, maar wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is echter van oordeel dat bij het handelen van verweerster de familierelatie centraal heeft gestaan en dat dit handelen niet valt onder art. 47 van de Wet BIG. Tweede tuchtnorm niet van toepassing. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege wordt vernietigd en klager wordt alsnog niet‑ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.256 en C2018.257

    De vader van een meerderjarige wilsbekwame dochter (bekend met onder meer: tentamen suïcide, anorexia nervosa, borderline en persoonlijkheidsstoornis) heeft een klacht ingediend tegen de aangeklaagde psycholoog/psychotherapeut met name gebaseerd op whatsapp berichten gewisseld tussen de gz-psycholoog/ psychotherapeut en zijn dochter. De klacht is aanvankelijk niet in behandeling genomen omdat de dochter de klacht niet ondersteunde. Vervolgens is de klacht namens de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege doorgestuurd naar de IGJ. De klacht is vervolgens ter verdere behandeling doorgezonden aan een ander Regionaal Tuchtcollege. De behandeling heeft zich aanvankelijk beperkt tot de ontvankelijkheidvraag, waarbij het Regionaal Tuchtcollege de IGJ niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht. Nadat het Centraal Tuchtcollege bij beslissing van 16 januari 2018 heeft geoordeeld dat de IGJ kon worden ontvangen in haar klacht is de zaak terugverwezen naar het Regionaal Tuchtcollege voor een inhoudelijke behandeling. De IGJ verwijt de gz-psycholoog/psychotherapeut dat hij: 1. de grenzen van zijn professionele bekwaamheid heeft overschreden; 2. in onvoldoende mate actief deskundige hulp of consultatie en/of intercollegiale toetsing in deze zeer complexe casus heeft ingeroepen; 3. de (whatsapp) contacten met patiënte in onvoldoende mate heeft begrensd; 4. zich in die contacten onvoldoende professioneel heeft opgesteld door het vertrouwen in een collega en het netwerk te ondermijnen en irreële verwachtingen te wekken; 5. in onvoldoende mate het cliëntdossier heeft bijgehouden wat betreft de whatsapp contacten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de aangeklaagde psychotherapeut /klinisch psycholoog de bevoegdheid ontzegd om, in het register ingeschreven staand als gz-psycholoog en psychotherapeut, op solistische wijze patiënten te behandelen en heeft bepaald dat deze beslissing onmiddellijk van kracht wordt. Het Centraal Tuchtcollege komt met betrekking tot het professioneel handelen van de gz-psycholoog/psychotherapeut tot een vergelijkbaar oordeel als het Regionaal Tuchtcollege. Mede vanwege onduidelijkheid bij zowel de gz-psycholoog/psychotherapeut als de IGJ over de precieze strekking van de in eerste aanleg opgelegde maatregel, komt het Centraal Tuchtcollege tot een voorwaardelijke schorsing van drie maanden, met de bijzondere voorwaarde dat de gz-psycholoog/psychotherapeut gedurende de proeftijd in supervisie gaat.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.432

    Klacht tegen huisarts. De huisarts is werkzaam in een huisartspraktijk en heeft in 2017 het patiëntenbestand van zijn voorganger overgenomen, waaronder klager. Na een conflict over door de huisarts gevoerd beleid ter zake van Methadon-verstrekking heeft klager een tuchtklacht tegen de huisarts ingediend die is afgewezen, waarna klager zich naar een andere huisarts binnen dezelfde huisartsenpraktijk wenste over te schrijven. Overschrijving was volgens de assistente van de gewenste nieuwe huisarts niet mogelijk omdat klager daarvoor in een verkeerd postcodegebied woonachtig was. Klager heeft na het conflict op enig moment een consult gehad met de huisarts en wil daarvan de dossiergegevens. Klagers klacht houdt in dat de huisarts weigert mee te werken aan het overschrijven naar een andere huisarts en weigert klager data te verstrekken uit het medisch dossier. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op beide onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft deze beslissing in beroep bevestigd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:151 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.321

    Klacht tegen arts. Klaagster heeft zowel voor als na haar bevalling lichamelijke klachten ondervonden aan rug en bekken waardoor klaagster haar werkzaamheden niet meer kon uitvoeren. Verweerster is geregistreerd basisarts in opleiding tot bedrijfsarts en heeft klaagster sociaal medisch begeleid. Verweerster was werkzaam onder supervisie van een geregistreerd bedrijfsarts. De klacht houdt in dat verweerster 1) aan klaagster niet kenbaar heeft gemaakt dat zij nog in opleiding was en zich tegelijkertijd heeft voorgedaan als bedrijfsarts, althans die indruk heeft gewekt, 2) onzorgvuldig is omgegaan met het dossier van klaagster en 3) het belang van de werkgever van klaagster voorop heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard en de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.397

    Klacht tegen bedrijfsarts. Verweerder heeft klaagster gedurende een lange periode gezien in het kader van verzuimbegeleiding. Klaagster verwijt verweerder schending van zijn beroepsgeheim begin 2017 en in de samenvatting door verweerder in oktober 2017 voor het UWV. Verweerder heeft volgens klaagster niet adequaat gereageerd op klaagsters klachten en verkeerde adviezen gegeven over de in te schakelen jobcoach. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.