ECLI:NL:TGZCTG:2019:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.432

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:157
Datum uitspraak: 06-06-2019
Datum publicatie: 06-06-2019
Zaaknummer(s): C2018.432
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. De huisarts is werkzaam in een huisartspraktijk en heeft in 2017 het patiëntenbestand van zijn voorganger overgenomen, waaronder klager. Na een conflict over door de huisarts gevoerd beleid ter zake van Methadon-verstrekking heeft klager een tuchtklacht tegen de huisarts ingediend die is afgewezen, waarna klager zich naar een andere huisarts binnen dezelfde huisartsenpraktijk wenste over te schrijven. Overschrijving was volgens de assistente van de gewenste nieuwe huisarts niet mogelijk omdat klager daarvoor in een verkeerd postcodegebied woonachtig was. Klager heeft na het conflict op enig moment een consult gehad met de huisarts en wil daarvan de dossiergegevens. Klagers klacht houdt in dat de huisarts weigert mee te werken aan het overschrijven naar een andere huisarts en weigert klager data te verstrekken uit het medisch dossier. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op beide onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft deze beslissing in beroep bevestigd.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.432 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, advocaat verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 30 april 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 augustus 2018, onder nummer 18/161, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. 

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 april 2019, waar zijn verschenen klager en de huisarts, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. De Zeeuw voornoemd.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder is als huisarts werkzaam in een huisartsenpraktijk. Vanaf juli 2017 heeft verweerder het patiëntenbestand van zijn voorganger overgenomen, waaronder klager. Klager is toen patiënt bij verweerder geworden.

2.2.      Klager heeft op 20 november 2017 bij dit tuchtcollege een klacht jegens verweerder ingediend. Bij beslissing van 27 maart 2018 (nummer 17/432) is de klacht afgewezen. Deze beslissing wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

2.3       Naar aanleiding van deze klacht heeft klager te kennen gegeven de behandelrelatie met verweerder te willen beëindigen en verzocht zich over te laten schrijven naar een andere huisarts in dezelfde praktijk.

2.4       Bij e-mail van 7 mei 2018 heeft de assistent van de huisartsenpraktijk onder meer het volgende aan klager geschreven:

“Uw verzoek van overschrijving kan niet worden goedgekeurd. Op basis van uw adres nemen we u niet over in de praktijk van dokter (…). Advies huisarts zoeken bij u in de buurt.”

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

-                     weigert mee te werken aan het overschrijven naar een andere huisarts;

-                     weigert data te verstrekken uit het medisch dossier.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1. Verweerder betwist dat hij weigert mee te werken aan de overschrijving van klager naar een andere huisarts. Dit blijkt evenmin uit de e-mail van 7 mei 2018, genoemd onder 2.4.  De door klager nieuw beoogde huisarts kan klager kennelijk niet overnemen vanwege zijn adres, dat buiten de behandelregio van de praktijk valt en omdat binnen klagers woongebied voldoende huisartsen zijn gevestigd. Verweerder schrijft in zijn verweerschrift dat hij onverminderd bereid is om klagers dossier over te dragen aan de opvolgende huisarts.

Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.2. Het tweede klachtonderdeel is eveneens ongegrond. Verweerder betwist dat hij weigert gegevens uit het medisch dossier aan klager af te geven. Dit blijkt evenmin uit de door klager overgelegde stukken. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt ”.

3.                  Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1              De huisarts heeft betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in het beroep, omdat het beroepschrift geen concrete gronden van beroep bevat tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klager in het (aanvullend) beroepschrift voldoende duidelijk toegelicht dat en op welke gronden hij het niet eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

3.2              Gelet op de door klager ter terechtzitting gegeven nadere toelichting op het ingestelde beroep houdt het Centraal Tuchtcollege het ervoor dat klager met zijn beroepschrift niet heeft beoogd de klacht over het door de huisarts ten aanzien van hem gevoerde methadonbeleid aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen. Reeds daarom valt deze klacht buiten het bereik van het beroep.

Het Centraal Tuchtcollege heeft die toelichting aldus begrepen in het licht van het gegeven dat op deze klacht reeds eerder onherroepelijk is beslist bij beslissing van het Regionaal Tuchtcollege d.d. 27 maart 2018 (zaaknummer 17/432). De klacht van klager is toen afgewezen. Ingevolge het bepaalde in artikel 51 Wet BIG kan de huisarts hiervoor niet andermaal worden berecht.

4.                  Beoordeling van het beroep

4.1              Klager is in beroep gekomen tegen de kennelijk ongegrondverklaring van zijn klacht dat de huisarts weigert mee te werken aan het overschrijven van klager naar een andere huisarts, en weigert data te verstrekken uit het medisch dossier. Het beroep strekt ertoe dat de klacht alsnog (op beide onderdelen) gegrond wordt verklaard.

4.2       De huisarts heeft verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

a.                  Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klager geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege toegestuurd.

b.                  In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2019 is het debat voortgezet.

c.                  Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen hier over. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts met betrekking tot de hier aan de orde zijnde klacht geen verwijt kan worden gemaakt.

d.                  Dit betekent dat beide onderdelen van de klacht falen en het beroep zal worden verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: R. Veldhuisen, voorzitter; B.J.M. Frederiks en

A.R.O. Mooy, leden-juristen en F.M.M. van Exter en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2019.

                        Voorzitter   w.g.                                                        Secretaris  w.g.