Zoekresultaten 2761-2770 van de 42309 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:62 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1119

    Klacht tegen arts. De dochter van klager is in 2020 vanwege haar lage gewicht en bradycardie opgenomen in het ziekenhuis. Daar is zij gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Enkele weken later is de dochter uit het ziekenhuis ontslagen. Nadien is zij, aanvankelijk voor een second opinion/advies over een psychiatrische behandeling, verwezen naar de afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie en kindergeneeskunde van een ander ziekenhuis. De arts was daar op dat moment werkzaam als arts in opleiding tot kinder- en jeugdpsychiater. De arts heeft aan klager een brief over het behandelplan voor de dochter gestuurd. In het tweede ziekenhuis is de behandeling voor eetstoornissen gestart. Klager verwijt de arts dat zij 1. onvoldoende onderzoek heeft verricht en geen goed integraal behandelplan heeft opgesteld, 2. niet naar het onderliggende probleem heeft gekeken, 3. klager niet heeft betrokken bij genomen beslissingen en behandeling en 4. de brieven en vragen van klager onbeantwoord heeft gelaten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:72 Raad van Discipline Amsterdam 22-703/A/A 22-704/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5072

    Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.De voorzitter is met beklaagde van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is voor zover deze is gebaseerd op de stelling dat zij financiële schade heeft geleden door wanprestatie van beklaagde. Vermogensschade raakt niet aan de individuele gezondheidszorg.Het enkele feit dat beklaagde alleen voor spoedgevallen zou hebben waargenomen, is op zichzelf onvoldoende grondslag om haar een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klaagster lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat beklaagde alle patiënten van klaagster diende te zien. Zo ver gaat de waarneemovereenkomst, zoals die er destijds lag (zie artikel 4), niet. Dat beklaagde noodzakelijke zorg aan patiënten van klaagster heeft geweigerd, heeft zij niet onderbouwd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:63 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1120

    Klacht tegen psychiater. De dochter van klager is in 2020 vanwege haar lage gewicht en bradycardie opgenomen in het ziekenhuis. Daar is zij gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Enkele weken later is de dochter uit het ziekenhuis ontslagen. Nadien is zij, aanvankelijk voor een second opinion/advies over een psychiatrische behandeling, verwezen naar de afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie en kindergeneeskunde van een ander ziekenhuis. De psychiater was daar werkzaam als kinder- en jeugdpsychiater. De psychiater heeft, onder meer, klager per brief uitleg gegeven over de in het ziekenhuis geplande afspraken. Naar aanleiding van klagers reactie op die brief is, mede namens de psychiater, een nieuwe brief over de geplande onderzoeken geschreven. In het tweede ziekenhuis is de behandeling voor eetstoornissen gestart. Klager verwijt de arts dat zij 1. onvoldoende onderzoek heeft verricht en geen goed integraal behandelplan heeft opgesteld, 2. niet naar het onderliggende probleem heeft gekeken, 3. klager niet heeft betrokken bij genomen beslissingen en behandeling en 4. de brieven en vragen van klager onbeantwoord heeft gelaten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:7 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/10

    Artikel 35, tweede lid, onder b, van de Wet dieren bepaalt dat een klager beroep kan instellen tegen een door het Veterinair Tuchtcollege genomen beslissing indien de klager niet-ontvankelijk is verklaard, de klacht is afgewezen, of de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard. Die situatie doet zich niet voor nu het Veterinair Tuchtcollege appellante ontvankelijk heeft verklaard en de klacht gegrond is verklaard. Tegen de beslissing staat voor appellante, gelet op artikel 35, tweede lid, onder b, van de Wet dieren geen beroep open. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:73 Raad van Discipline Amsterdam 22-872/A/NH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5073

    Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.De voorzitter is met beklaagde van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is voor zover deze is gebaseerd op de stelling dat zij financiële schade heeft geleden door wanprestatie van beklaagde. Vermogensschade raakt niet aan de individuele gezondheidszorg.Het enkele feit dat beklaagde mogelijk ten opzichte van een statistisch gemiddelde minder patiënten zag, is echter op zichzelf onvoldoende grondslag om hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klaagster lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat beklaagde alle patiënten van klaagster diende te zien. Beklaagde werkte echter drie dagen als vaste waarnemer in de praktijk. Dat beklaagde noodzakelijke zorg aan patiënten van klaagster heeft geweigerd, heeft zij niet onderbouwd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:64 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1121

    Klacht tegen psychiater. De dochter van klager is in 2020 vanwege haar lage gewicht en bradycardie opgenomen in het ziekenhuis. Daar is zij gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Enkele weken later is de dochter uit het ziekenhuis ontslagen. Nadien is zij, aanvankelijk voor een second opinion/advies over een psychiatrische behandeling, verwezen naar de afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie en kindergeneeskunde van een ander ziekenhuis. De psychiater was daar werkzaam als afdelingshoofd. De psychiater heeft, onder meer, met klager gecorrespondeerd over de vraag of voldoende was voorzien in een medisch diagnostisch onderzoek en een daarop gebaseerd behandelplan. In het tweede ziekenhuis is de behandeling voor eetstoornissen gestart. Klager verwijt de arts dat zij 1. onvoldoende onderzoek heeft verricht en geen goed integraal behandelplan heeft opgesteld, 2. niet naar het onderliggende probleem heeft gekeken, 3. klager niet heeft betrokken bij genomen beslissingen en behandeling en 4. de brieven en vragen van klager onbeantwoord heeft gelaten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3880

    Klacht tegen radioloog. Klaagster verwijt de radioloog dat hij op de mammografieën, die in het kader van het Bevolkingsonderzoek Borstkanker in juli 2020 bij haar zijn gemaakt, ten onrechte niet heeft gezien dat sprake was van een verdachte afwijking. Klaagster stelt dat daarop duidelijk een tumor in haar rechterborst was te zien. Het college overweegt dat in juli 2020 sprake was van een screeningssituatie en niet van een diagnostische situatie. Het Bevolkingsonderzoek Borstkanker is erop gericht om in de doelgroep als geheel (alle vrouwen tussen de 50 en 75 jaar) borstkanker in een vroeg stadium op te sporen en zo sterfte aan borstkanker in die doelgroep terug te dringen. Daarbij staan de radioloog beperkte middelen ter beschikking. De radioloog beoordeelt alleen de mammogrammen die door de laborant zijn gemaakt en heeft geen direct contact met de persoon die het mammogram ondergaat. Beklaagde als screeningsradioloog kan dus niet bespreken of sprake is van borstklachten en, zo ja, in welke borst en op welke plek. Evenmin heeft hij de mogelijkheid tot lichamelijk of aanvullend onderzoek in de vorm van een tomografie of een echografie. De screeningsradioloog kan alleen op basis van de mammogrammen een inschatting maken van de waarschijnlijkheid op aan- of afwezigheid van borstkanker. Dit heeft tot gevolg dat bij het Bevolkingsonderzoek Borstkanker fout-positieve en fout-negatieve uitslagen kunnen voorkomen. De te onderzoeken personen worden expliciet gewezen op het feit dat de uitslag geen volledige zekerheid geeft en dat drie van de tien gevallen van borstkanker bij een bevolkingsonderzoek borstkanker niet worden ontdekt. Op de beschikbare beelden van het screeningsonderzoek is volgens het college geen aanwijzing te zien voor een afwijking die een verwijzing voor vervolgonderzoek rechtvaardigt. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:79 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-655/AL/MN

    Tussenbeslissing. Ambtshalve voortzetting na intrekking wegens algemeen belang.