ECLI:NL:TADRAMS:2023:72 Raad van Discipline Amsterdam 22-703/A/A 22-704/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:72
Datum uitspraak: 03-04-2023
Datum publicatie: 06-04-2023
Zaaknummer(s):
  • 22-703/A/A
  • 22-704/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 3 april 2023
in de zaken 22-703/A/A en 22-704/A/A 
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 december 2022 op de klacht van:


klager

over:

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 8 april 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2    Op 6 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1878608/EJH/KV van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 8 december 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht over verweerster 1 gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht over verweerder 2 in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 4 januari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 20 februari 2023. Daarbij was klager via beeldverbinding aanwezig en was verweerder 2 mede namens verweerster 1 aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennisgenomen van het door verweerder 2 bij e-mail van 6 februari 2023 nagezonden stuk. Daarnaast heeft de raad kennisgenomen van de samenvatting van klager van 14 februari 2023 die hij heeft opgesteld op verzoek van de voorzitter van de door klager op 6 februari 2023 toegezonden aanvullende stukken. Ter zitting is tot slot beslist dat het bij e-mail van 17 februari 2023 door klager nagezonden stuk, niet aan het procesdossier zal worden toegevoegd, omdat dit te laat is ingediend.  

2    VERZET
2.1    Klager heeft in zijn verzetschrift gemotiveerd aangevoerd waarom hij het niet eens is met de voorzittersbeslissing. Tevens heeft klager aangevoerd dat in de voorzittersbeslissing ten onrechte niet staat vermeld dat klager zijn klacht over verweerders heeft ingediend als persoon en in de functie van voorzitter van VVE, die in sommige gevallen op grond van 5:133 lid 2 BW ook het bestuur van de vergadering van de VVE vertegenwoordigt. 
2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht over verweerster 1 dus terecht en op juiste gronden gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en de klacht over verweerder 2 kennelijk ongegrond bevonden. Voor zover klager zich (mede ter zitting) op het standpunt heeft gesteld dat de voorzitter niet heeft onderkend dat klager zijn klacht niet alleen als persoon, maar ook als voorzitter van de VVE heeft ingediend, ziet de raad de relevantie van dit betoog niet. Het gaat immers om één en dezelfde persoon, die klager betreft. Het antwoord op de vraag of klager gerechtigd is om op grond van 5:133 lid 2 BW ook het bestuur van de vergadering van de VVE te vertegenwoordigen, is verder voorbehouden aan de civiele rechter. Daarover kan de tuchtrechter zich niet uitlaten.    
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.P.H.I. Cleerdin, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2023.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 3 april 2023