ECLI:NL:TGZRZWO:2023:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5073

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:87
Datum uitspraak: 31-03-2023
Datum publicatie: 06-04-2023
Zaaknummer(s): Z2022/5073
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.De voorzitter is met beklaagde van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is voor zover deze is gebaseerd op de stelling dat zij financiële schade heeft geleden door wanprestatie van beklaagde. Vermogensschade raakt niet aan de individuele gezondheidszorg.Het enkele feit dat beklaagde mogelijk ten opzichte van een statistisch gemiddelde minder patiënten zag, is echter op zichzelf onvoldoende grondslag om hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klaagster lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat beklaagde alle patiënten van klaagster diende te zien. Beklaagde werkte echter drie dagen als vaste waarnemer in de praktijk. Dat beklaagde noodzakelijke zorg aan patiënten van klaagster heeft geweigerd, heeft zij niet onderbouwd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond

Beslissing d.d. 31 maart 2023 naar aanleiding van de op 26 oktober 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

H , huisarts,
werkzaam te I,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met bijlagen, binnengekomen op 26 oktober 2022;
  • de brief d.d. 24 november 2022 van de secretaris;
  • de aanvulling op het klaagschrift, binnengekomen op 15 december 2022;
  • het verweerschrift, binnengekomen op 14 februari 2023.

2.  DE KLACHT

Klaagster bezat een huisartsenpraktijk in I. Beklaagde was al jaren een vaste vervanger in de praktijk. Klaagster viel vanaf 26 november 2021 door ziekte uit. Beklaagde nam voor drie dagen in de week de patiëntenzorg over. Klaagster verwijt beklaagde dat hij gemiddeld maar 16,3 patiënten per dag zag, terwijl het landelijk gemiddelde uitging van 28 patiënten per dag. In plaats van tot 17.00 uur werkte hij maar tot 15.30-16.00 uur. Hierdoor konden de assistentes de patiënten niet op het spreekuur kwijt. Ook was hij voor de praktijkverpleegkundige niet aanspreekbaar voor het diabetes en CVRM-spreekuur. Beklaagde heeft de continuïteit van de patiëntenzorg in gevaar gebracht en gezorgd voor een omzetdaling van 25%. Mede daardoor heeft klaagster haar praktijk met verlies moeten verkopen.  

3. HET VERWEER

Beklaagde voert allereerst aan dat klaagster niet-ontvankelijk is. Volgens beklaagde heeft klaagster geen concreet eigen belang dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. Het betreft hier een zakelijk financieel belang.

Voor zover het college de klacht wel ontvankelijk acht, stelt beklaagde zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is. Beklaagde heeft in de bewuste periode niet minder patiënten gezien dan tijdens eerdere waarnemingen. Hij heeft ook niet minder uren gewerkt. Van het niet kwijt kunnen van patiënten is geen sprake geweest en wordt door klaagster niet verder onderbouwd. De planning gebeurde niet door beklaagde, maar door de assistenten. Deze hebben zich nooit beklaagd bij beklaagde dat zij patiënten niet kwijt konden. De echtgenoot was verantwoordelijk voor het management van de praktijk. Ook ten aanzien van de praktijkverpleegkundige heeft beklaagde nooit anders gewerkt dan anders.

4. DE OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

In het tuchtrecht kan een klacht worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. Dat volgt uit artikel 65, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit een concreet en rechtstreeks eigen belang op het gebied van de individuele gezondheid moet zijn.
 

De voorzitter is met beklaagde van oordeel dat de klacht niet-ontvankelijk is voor zover deze is gebaseerd op de stelling dat zij financiële schade heeft geleden door wanprestatie van beklaagde. Vermogensschade raakt niet aan de individuele gezondheidszorg.

De voorzitter acht de klacht wel ontvankelijk voor zover klaagster stelt dat door toedoen van beklaagde de patiëntenzorg in het geding is gekomen. Anders dan beklaagde stelt, is dit wel een concreet eigen belang, nu het hier ging om patiënten uit haar eigen praktijk, waarvoor zij als huisarts verantwoordelijkheid droeg. Die verantwoordelijkheid omvatte tevens een adequate waarneming van de dagelijkse patiëntenzorg. In zoverre acht de voorzitter de klacht ontvankelijk.

De inhoudelijke beoordeling

De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. Als bewijs van haar stellingen heeft klaagster facturen overgelegd van beklaagde waaruit zou blijken dat beklaagde gemiddeld genomen 16,3 patiënten per dag zag.

Het enkele feit dat beklaagde mogelijk ten opzichte van een statistisch gemiddelde minder patiënten zag, is echter op zichzelf onvoldoende grondslag om hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klaagster lijkt uit te gaan van de veronderstelling dat beklaagde alle patiënten van klaagster diende te zien. Beklaagde werkte echter drie dagen als vaste waarnemer in de praktijk. Dat beklaagde noodzakelijke zorg aan patiënten van klaagster heeft geweigerd, heeft zij niet onderbouwd. Enig bewijs dat patiënten door toedoen van beklaagde onvoldoende op het spreekuur van beklaagde konden worden ingepland of dat beklaagde weigerde patiënten te zien, heeft zij niet overgelegd. Ook blijkt niet dat beklaagde ooit is aangesproken op het vermeende te lage aantal patiënten op zijn spreekuur of dat hij te vroeg naar huis ging. Ook van het gestelde gebrek aan communicatie met de praktijkverpleegkundige ontbreekt enige aanwijzing of bewijs. Omdat klaagster door de secretaris al in de gelegenheid is gesteld om nadere stukken in te dienen, moet het ervoor worden gehouden dat klaagster die niet heeft.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht, voor zover ontvankelijk, kennelijk ongegrond is.   

5.    DE BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk voor zover deze gaat over vermogensrechtelijke schade en verklaart de klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

Aldus gedaan door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van
J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                              voorzitter

secretaris                                                                                                                  

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.