Zoekresultaten 15341-15350 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2018:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/081

    Klager verwijt verweerder dat hij zich ondanks de bezwaren van klager niet heeft terug getrokken als bedrijfsarts van klager. Ook verwijt hij hem onzorgvuldig handelen tijdens het onderzoek.  Gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2018:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/458

    Klager verblijft in een penitentiaire inrichting en dient een klacht in tegen de bedrijfsarts. Hij verwijt de arts dat hij hem ten onrechte arbeidsgeschikt heeft verklaard voor de (hand)arbeid in de inrichting. De bedrijfsarts heeft volgens klager de bevindingen van de neuroloog niet meegenomen in zijn advies, daaruit blijkt juist dat klager niet arbeidsgeschikt is voor de handarbeid.  Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/19

      Klacht tegen huisarts, ingediend door dochter van een overleden patiënt. Klaagster verwijt verweerder dat hij nalatig is geweest in de behandeling. Patiënt, die eerder bekend was met longkanker, raakte sterk vermagerd en kreeg in toenemende mate moeite met eten. In een periode van zestien maanden is onvoldoende onderzoek verricht, waardoor niet werd geconstateerd dat patiënt een of meer maagzweren had. Eerdere diagnose en behandeling zou patiënt lichamelijke achteruitgang en veel leed hebben bespaard, zo stelt klaagster. Verweerder stelt dat hij verscheidene malen bloedonderzoek heeft laten verrichten, waaruit geen oorzaak van vermagering bleek. Verweerder nam aan dat de vermagering het gevolg was van onvoldoende eten vanwege toenemende geheugenstoornissen. Verweerder stelt de indruk te hebben gekregen dat patiënt, na de eerdere zware behandeling voor longkanker, geen verder onderzoek en behandeling wenste, maar heeft nagelaten dit (uitdrukkelijk) te bespreken met patiënt en nagelaten verder beleid te formuleren. Het college is van oordeel dat verdieping van de anamnese en nader onderzoek naar de klachten van patiënt geïndiceerd was. Klacht gegrond; oplegging van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 610633/NT 16-39

    Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel, het verwijt dat de oud-notaris de vennootschap niet uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft uitgeschreven, overweegt de kamer dat dit klachtonderdeel gegrond is. Het verweer van de oud-notaris dat de belastingadviseur en de boekhouder kennelijk de ontbinding en liquidatie van de vennootschap hebben genegeerd en dat de contacten met de boekhouder en de belastingadviseur via de mede-executeur, klager, liepen, ontslaat de oud-notaris immers niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om er op toe te zien dat de vennootschap binnen redelijke termijn bij de Kamer van Koophandel wordt uitgeschreven. De oud-notaris heeft dit ook erkend en zijn verontschuldigingen daarvoor aangeboden. Met klager is de kamer dan ook van oordeel dat de oud-notaris op dit punt onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/20

      Klacht tegen huisarts, ingediend door dochter van een overleden patiënte. Klaagster verwijt verweerder dat hij nalatig is geweest in de behandeling, door 1) oedeemvorming onvoldoende te behandelen en 2) bij het oproepen van een ambulance de komst van die ambulance niet af te wachten, terwijl de ambulance twee uur op zich heeft laten wachten. Verweerder stelt adequaat te hebben gehandeld, en dat patiënte reguliere consulten bij de cardioloog die enkele dagen tot twee weken later gepland stonden kon afwachten. Het college is van oordeel dat verdieping van de anamnese geïndiceerd was. Documentatie van anamnese, onderzoek en bevindingen was onzorgvuldig en onvolledig. Afwachtend beleid had uitdrukkelijk met patiënte besproken hebben moeten worden, evenals hoe geacteerd zou moeten worden bij wijzigingen in de tijd tot aan het consult bij de cardioloog, en de cardioloog zou van een en ander op de hoogte gesteld hebben moeten worden. Bij het oproepen van de ambulance heeft verweerder onvoldoende zorg gedragen voor een behoorlijke overdracht van patiënte en zich niet vergewist van de tijdige aankomst van de ambulance. Klachten gegrond; oplegging berisping in verband met een samenlopende gegrond bevonden klacht (onder kenmerk G2018/19).

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:13 Kamer voor het notariaat Amsterdam 640981 / NT 17-89, 640986 / NT 17-90

    Het klachtonderdeel van klagers dat [notaris A] hen op de hoogte had moeten stellen van zijn certificaathouderschap in [C] is naar het oordeel van de kamer wel gegrond. Op grond van artikel 17 lid 3 Wna is het de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad. Uit de door de notaris overgelegde bijlage 3 blijkt dat hij aanvankelijk 87.535 certificaten van aandelen (tegen een waarde van € 0,01 nominaal) had verkregen en later - hetgeen ter zitting is gebleken - 20.548 certificaten, waarmee het totaal certificaten op 108.083 kwam, dat wil zeggen een - volgens eigen verklaring van [notaris A] - belang van 2,75%. In zijn e-mail van 14 februari 2017 aan de raadslieden van klagers deelt [notaris A] niet mee dat hij certificaathouder is, terwijl daarin wel (op pagina 2) over certificaten van aandelen en de belangen van certificaathouders wordt gesproken. Omdat certificaten verbonden zijn aan een aandeel in een vennootschap en de waarde hiervan volgen, is in onderhavig geval derhalve sprake van een persoonlijk financieel belang van [notaris A] in [C] en kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het vertrouwen in zijn onafhankelijkheid schade lijdt met betrekking tot zijn werkzaamheden voor [C] en klagers. Het standpunt van [notaris A] zoals verwoord in zijn brieven van 4 oktober en 15 november 2017 alsook in zijn verweerschrift dat zijn certificaathoudersschap geen enkele rol speelde bij de transactie van 17 februari 2017 gaat daar aan voorbij. Ook ter zitting heeft [notaris A] er niet blijk van gegeven dat hij zich dit tegenstrijdige belang heeft gerealiseerd. [Notaris A] had zijn positie aan klagers duidelijk kenbaar moeten maken en aan hen de gelegenheid moeten bieden daar al dan niet consequenties aan te verbinden. Hij heeft dit nagelaten. Het verweer van [notaris A] dat een van de certificaathouders niet met zijn personalia in de akte van levering en uitgifte van aandelen wenste te worden vermeld en hij daarom het certificaathoudersregister niet aan klagers maar aan [J] heeft toegezonden, miskent het voorgaande. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat [notaris A] niet heeft kenbaar gemaakt dat hij een persoonlijk belang had als certificaathouder en lag het op de weg van de notaris klagers daarvan op de hoogte te stellen en niet erop te vertrouwen dat een derde persoon - in casu [J] (zoals de notaris stelt waarvan overigens niet is gebleken dat deze het certificaathoudersregister op 8 februari 2017 heeft ontvangen) - voor verdere doorzending van het register aan klagers zou zorgen. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/08

      Klacht tegen chirurg, ingediend door nabestaanden van overleden patiënt. Patiënt is in 2015 met hevige buikpijn opgenomen. Verweerder hanteert op de dag van opname en de daaropvolgende nacht een afwachtend  beleid. De volgende dag, nadat verweerder de dienst heeft overgedragen aan een collega, is de situatie verslechterd en blijkt een operatie noodzakelijk te zijn. Er blijkt sprake te zijn van een forse darmverkleving met dubbele perforatie van de darm en contaminatie van de buik. Een week later overlijdt patiënt aan multi-orgaanfalen bij een sepsis. Verweerder wordt verweten dat hij de juiste diagnose gemist zou hebben, namelijk een acute mesenteriale ischemie (acute doorbloedingsstoornis van het mesenteriale vaatbed). Ook heeft hij onvoldoende rekening gehouden met de cardiale comorbiditeit bij patiënt. Voorts wordt verweerder verweten dat zijn dossiervoering onvolledig is. Het college is van oordeel dat verweerder niet de diagnose acute mesenteriale ischemie heeft gemist nu op grond van de gegevens in het medisch dossier kan worden gesteld dat verweerder voldoende diagnostische maatregelen heeft genomen om deze diagnose onwaarschijnlijk te maken. Evenmin kan gesteld worden dat verweerder meer rekening had moeten houden met de cardiale comorbiditeit bij patiënt nu de cardiale situatie stabiel was op de dag van opname. Wat betreft het verwijt ten aanzien van verweerders dossiervoering is de klacht wel gegrond. Gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:154 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-489/DH/RO/W

    Wraking. Verzoek kennelijk niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de voorzitter die de voorzittersbeslissing heeft gewezen. Verzoek kennelijk ongegrond voor zover gericht tegen de voorzitter die het door verzoeker tegen die voorzittersbeslissing ingestelde verzet zal behandelen. 

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:148 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-268/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:124 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180018

    Klacht dat de advocaat een kopie van het strafdossier dat betrekking heeft op de zaak van zijn cliënte bij welke zaak klaagster eveneens als partij is betrokken, ter beschikking heeft gesteld aan een derde. De raad heeft na onderzoek door de deken geoordeeld dat de advocaat zich tererecht op zijn verschoningsrecht beroept en dat daarom niet kan worden vastgesteld dat de advocaat een kopie van het strafdossier aan een derde heeft verstrekt. Het hof komt tot dezelfde conclusie. Klacht ongegrond. Bekrachtiging.