Zoekresultaten 20061-20070 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:23 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.352

      Klacht tegen een verpleegkundige, ingediend door de echtgenoot van een patiënt die door een Fact-team behandeld wordt. Klager klaagt erover dat hij niet betrokken is bij de behandeling van zijn echtgenote en dat aan hem geen informatie is verschaft. Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat patiënte geen toestemming had gegeven informatie aan klager te verstrekken en de verpleegkundige daarom vanwege haar beroepsgeheim geen informatie kon verstrekken. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. Gezien de werkwijze van een Fact-team en de richtlijn bipolaire stoornissen, moeten naasten bij de behandeling van een patiënt worden betrokken. Dat kon ook zonder het verstrekken van informatie die onder het medisch beroepsgeheim valt. Aan de verpleegkundige wordt geen maatregel opgelegd, omdat zij inzicht heeft getoond in haar handelen en omdat zij het onderwerp in haar team heeft besproken en het team het probleem vervolgens niet op de juiste wijze heeft opgepakt. Dit laatste is de verpleegkundige niet aan te rekenen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:2 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-575

    Motivering maatregel. Kennelijke verschrijving. Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.360

      Klacht tegen gz-psycholoog. Tbs-gestelde klaagt erover dat hij in tbs-kliniek behandeld is, zonder dat strafdossier in die kliniek aanwezig was. Centraal Tuchtcollege oordeelt, evenals het Regionaal Tuchtcollege, dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is en verwerpt het beroep. Op basis van de in de kliniek beschikbare informatie kon een juiste behandeling worden ingezet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:24 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.353

      Klacht tegen een psycholoog, ingediend door de echtgenoot van een patiënt die door een Fact-team behandeld wordt. Klager klaagt erover dat hij niet betrokken is bij de behandeling van zijn echtgenote en dat aan hem geen informatie is verschaft. Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat patiënte geen toestemming had gegeven informatie aan klager te verstrekken en de psycholoog daarom vanwege haar beroepsgeheim geen informatie kon verstrekken. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. Gezien de werkwijze van een Fact-team en de richtlijn bipolaire stoornissen, moeten naasten bij de behandeling van een patiënt worden betrokken. Dat kon ook zonder het verstrekken van informatie die onder het medisch beroepsgeheim valt. Aan de psycholoog wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.051

    Op 2 maart 2012 heeft de huisarts de patiënt, de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster, thuis bezocht en hem onder vermelding van mogelijke maag-, darm- en leverproblemen naar de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis doorverwezen, waar later die dag een myocardinfarct bij de patiënt is vastgesteld. Klager verwijt de huisarts onzorgvuldig handelen dat bestaat uit niet adequaat optreden, het te laat ondernemen van actie en het stellen van een verkeerde diagnose. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat op het moment van het huisbezoek de klachten van de patiënt, in samenhang met zijn voorgeschiedenis bezien, voor de huisarts aanleiding hadden moeten vormen een cardiovasculair risico in de differentiaal diagnose op te nemen en daar naar te handelen. De huisarts heeft door dit na te laten onnodig veel tijd verloren laten gegaan. De maatregel van een waarschuwing is daarom passend en geboden. Het beroep van de huisarts wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.453

      Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is de dochter van een inmiddels overleden patiënt. Patiënt woonde in een verpleeghuis, waar de arts werkzaam is als specialist ouderengeneeskunde. De arts was de behandelend arts van patiënt. Patiënt droeg een verblijfskatheter. Op 30 oktober 2014 heeft een verzorgende bij het weghalen van de deken de katheter meegetrokken. Nadat patiënt op 30 oktober 2014 onwel was geworden heeft een andere arts (eveneens aangeklaagd: C2015.455) patiënt op 31 oktober 2014 beoordeeld en patiënt vervolgens ingestuurd naar het ziekenhuis. Met bloedingen en pijn is patiënt via de afdeling spoedeisende hulp (SEH) op de afdeling urologie van het ziekenhuis opgenomen. Op 31 oktober 2014 heeft deze arts gezorgd voor een mondelinge overdracht aan de arts. Op 4 november 2014 is patiënt met veel pijn teruggekeerd naar het verpleeghuis. Op 10 november 2014 heeft de verpleegkundige (eveneens aangeklaagd: C2015.456) de arts gemeld dat klaagster nog niet was geïnformeerd over voornoemd incident met de katheter. De arts heeft klaagster die dag verteld over het incident. Later die dag is patiënt overleden. Klaagster verwijt de arts dat zij: 1) heeft nagelaten informatie over het incident met de katheter aan het ziekenhuis te verstrekken; 2) heeft nagelaten informatie over het incident met de katheter te verstrekken aan klaagster in haar hoedanigheid van dochter en mentor van de patiënt. RTG Amsterdam: Ad 1) ongegrond. De mededeling was medisch niet relevant voor het handelen van de behandelend uroloog. Ad 2) gegrond. De arts had klaagster eerder kunnen en moeten inlichten over het katheter-incident. Waarschuwing. Zowel het principaal beroep, door klaagster ingesteld, als het incidenteel beroep, door verweerster ingesteld, wordt verworpen. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.097

    De huisarts heeft in 2013 een aanmeldformulier voor een behandeling van klager bij Altrecht ingediend. Klager verwijt de huisarts dat hij in dit formulier onterecht negatieve uitlatingen over klager heeft gedaan, gedateerde en onjuiste informatie over klager heeft vermeld en dat hij klager niet vooraf heeft geïnformeerd over het feit dat hij de informatie in het aanmeldformulier aan Altrecht zou doorsturen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht op al haar onderdelen ongegrond en wijst deze af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts in het aanmeldformulier voor Altrecht geen onterechte negatieve uitlatingen of gedateerde en onjuiste informatie over klager heeft vermeld en dat de huisarts klager niet vooraf over het verstrekken van de informatie had behoeven te informeren. Dat de huisarts de inhoud van het aanmeldformulier op verzoek van klager heeft gecorrigeerd, terwijl hij wist dat hij daarmee onjuiste informatie over klager zou verstrekken, kan de tuchtrechtelijke toets niet met vrucht kan doorstaan. Nu de klacht van klager op dat handelen van de huisarts geen betrekking heeft, zal het Centraal Tuchtcollege desondanks daarvoor geen maatregel aan de huisarts opleggen. Het beroep van klager wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:26 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.455

      Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is de dochter van een inmiddels overleden patiënt. Patiënt woonde in een verpleeghuis, waar de arts werkzaam is als specialist ouderengeneeskunde. Een collega-arts van de arts (eveneens aangeklaagd: C2015.453) was behandelend arts. Patiënt droeg een verblijfskatheter. Op 30 oktober 2014 heeft een verzorgende bij het weghalen van de deken de katheter meegetrokken. Nadat patiënt op 30 oktober 2014 onwel was geworden heeft de arts de patiënt beoordeeld en vervolgens ingestuurd naar het ziekenhuis. Met bloedingen en pijn is patiënt via de afdeling spoedeisende hulp (SEH) op de afdeling urologie van het ziekenhuis opgenomen. Op 31 oktober 2014 heeft de arts gezorgd voor een mondelinge overdracht aan de behandelend arts. Op 4 november 2014 is patiënt met veel pijn teruggekeerd naar het verpleeghuis. Op 10 november 2014 heeft de verpleegkundige (eveneens aangeklaagd: C2015.455) de behandelend arts gemeld dat klaagster nog niet was geïnformeerd over voornoemd incident met de katheter. Op die dag heeft de behandelend arts klaagster over het katheter-incident verteld. Later die dag is patiënt overleden. Klaagster verwijt de arts dat zij: 1) heeft nagelaten informatie over het incident met de katheter aan het ziekenhuis te verstrekken; 2) heeft nagelaten informatie over het incident met de katheter te verstrekken aan klaagster in haar hoedanigheid van dochter en mentor van de patiënt. Het RTG Amsterdam heeft de klacht afgewezen. De mededeling was medisch niet relevant voor het handelen van de behandelend uroloog. Gelet op de tussen betrokkenen afgesproken taakverdeling, was het voorts niet de taak van de arts om klaagster in te lichten over het katheter-incident. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2016:260 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-285

    Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening, het weigeren een urenspecificatie te verstrekken en excessief declareren. De raad oordeelt dat, ook al is klaagster verzekerd voor de kosten van rechtsbijstand, zij toch belang kan hebben bij het ontvangen van een urenspecificatie. In de tussenbeslissing wordt verweerder bevolen zijn urenspecificatie in het geding te brengen. De klachten over de kwaliteit van dienstverlening worden gegrond verklaard. De raad oordeelt dat verweerder, gezien de omstandigheden, niet zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster heeft geschonden door de rechtsbijstandsverzekeraar stukken uit het dossier toe te sturen. Nadat verweerder zijn urenspecificaties heeft overgelegd heeft klaagster haar klacht dat verweerder excessief heeft gedeclareerd niet nader onderbouwd. Aldus is de raad niet gebleken van excessief declareren. Voor de gegrond verklaarde klachtonderdelen wordt verweerder een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2017:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1627

      Huisarts wordt verweten dat zij klaagster zonder enige vorm van onderzoek en zonder hulp te bieden na een visite doodziek heeft achtergelaten, waardoor de gezondheidssituatie van klaagster verslechterde en een ziekenhuisopname volgde. Gelet op de omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster geen onderzoek bij klaagster heeft gedaan naar hart en longen. Dat klaagster in de nacht na de visite kort van adem is geworden en deze toestand steeds erger werd,  heeft verweerster tijdens haar bezoek niet kunnen en behoeven voorzien. Ongegrond.