Zoekresultaten 2271-2280 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5090

    Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager is van mening dat de huisarts zijn medische problemen heeft onderschat, dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen voor een deugdelijke behandeling. Het gaat in het bijzonder om een niet goed behandelen van obstipatie en problemen met een stoma, en het negeren van een allergische reactie op een specifieke vorm van een voorgeschreven medicijn. Klager verwijt de huisarts specifiek dat zijn klachten, ondanks meerdere telefonische contacten in de week van 11 tot 14 oktober 2002, niet serieus zijn genomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een spoedopname in het ziekenhuis. Voorts stelt klager dat de huisarts gemelde allergieën voor een bepaalde medicatie als onbestaand heeft afgewezen en de hierdoor ontstane problemen heeft afgewenteld op de apotheker. De huisarts heeft verweer gevoerd. Het college stelt met betrekking tot het eerst klachtonderdeel vast dat het verloop van de problemen van klager tussen 11 en 14 oktober 2022 sterk wisselend was. Het college is van oordeel dat gezien het wisselende verloop van de klachten van klager de huisarts er in redelijkheid voor kon kiezen om het weekend af te wachten. De plotselinge verslechtering van de situatie van klager op vrijdagavond was niet te voorzien, en had overigens ook niet voorkomen kunnen worden. Alsdan valt de huisarts met haar aanpak geen (tuchtrechtelijk) verwijt te maken. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college de huisarts in haar gemotiveerde toelichting dat zij het probleem van de bijwerking serieus heeft genomen en zich heeft ingespannen om klager te voorzien van een mesilaat-vrije variant. Het is spijtig dat klager enkele dagen de mesilaat bevattende variant heeft moeten gebruiken, maar dat kan de huisarts niet verweten worden omdat zij zich in voldoende mate voor hem heeft ingespannen – helaas zonder direct het door klager gewenste resultaat. Het college komt tot oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5310

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts, waarschuwing. Klager is een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. In 2016 heeft de huisarts ook al een advies uitgebracht inzake de echtgenote van klaagster. Tegen het handelen van de huisarts heeft de echtgenote van klager eerder een tuchtklacht ingediend (A2021/3666). Deze klacht is ongegrond verklaard  door het RTG Amsterdam. Hiertegen heeft de echtgenote van klager hoger beroep ingesteld bij het CTG. Ten tijde van de zitting van onderhavige zaak was nog geen uitspraak gedaan. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van giftige rioolgassen in de woning. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Voor zover bepaalde aspecten van zijn handelen beter hadden gekund, acht de huisarts dit niet dusdanig zwaarwegend dat een maatregel dient te worden opgelegd. Het college toetst ten volle of het onderzoek door de huisarts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de huisarts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het college stelt voorop dat het advies geen systematische beantwoording van de vraagstelling kent. Naar het oordeel van het college wreekt zich met name het summiere karakter  van de overwegingen in het advies alsmede de stelligheid waarmee deze overwegingen worden gepresenteerd. In het advies wordt ook geen enkele aandacht besteed aan een, mede gelet op de constateringen van de longarts in 2014, mogelijk tijdelijke verergering van de longklachten van klager als gevolg van de rioolgassen. Ook op andere vragen had de huisarts met meer voorzichtigheid kunnen reflecteren. Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college klager niet in zijn verwijt dat de huisarts ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van de rioolgassen in de woning. Klager leed aan een scala van aandoeningen, die weliswaar mogelijk tijdelijk zijn verergerd door de blootstelling aan de rioolgassen, maar oorzakelijk daaraan niet kunnen worden toegeschreven. Daarbij wijst het college erop dat zij de conclusie van het advies slechts marginaal kan toetsen. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Het college komt tot oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing (zie beslissing onder 5.10) op.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/49

    Klager verwijt de notaris dat deze een testament voor erflater heeft opgesteld waarin de notaris is benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder zonder dat een derde persoon is aangesteld om toezicht op de notaris te houden. Vervolgens verwijt klager de notaris dat deze er niet op toegezien heeft dat erflater een rechtsgeldig codicil opstelde. Daarnaast heeft de notaris zonder het toegezegde overleg goederen van erflater door een veilinghuis openbaar laten verkopen en reageerde de notaris niet op terugbelverzoeken van klager. Ten slotte is klager van mening dat de notaris het legaat te laat heeft uitgekeerd en daarover niet heeft gecommuniceerd. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:193 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5246

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft  zich met rug- en beenklachten tot de huisartsenpraktijk gewend, waar hij te woord is gestaan door de huisartsassistente (hierna: de assistente). Zij heeft hem geadviseerd pijnstillers te nemen tegen de pijn. Na een week heeft klager weer gebeld met de praktijk en wederom de assistente gesproken. Zij vertelde dat de huisarts naar de rug en benen van klager zou kijken als hij naar de praktijk zou komen, waartoe klager zich niet in staat achtte. Klager stelt dat er sprake is van plichtsverzuim en klaagt ook over het feit dat de assistente hem medicijnen heeft voorgeschreven zonder dat de huisarts een diagnose heeft gesteld. De huisarts stelt primair dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een klacht in algemene zin tegen de praktijk en haar medewerkers niet mogelijk is, subsidiair stelt hij dat de klacht moet worden afgewezen. Het college is van oordeel dat de huisarts in beginsel verantwoordelijk is voor het handelen van de assistente. In zoverre is klager dus ontvankelijk in zijn klacht, maar de klacht is kennelijk ongegrond. De assistente heeft overeenkomstig het beleid van de praktijk, dat in lijn is met de standaard van het NHG, gehandeld door een inschatting te maken van de ernst van de klachten en vervolgens eerst pijnstilling te adviseren. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:124 Hof van Discipline 's Gravenhage 230093

    Het hof is van oordeel dat klager misbruik maakt van klachtrecht. Volgens het hof moet klager er rekening mee houden dat de deken een volgend verzoek op grond van artikel 13 niet in behandeling zal nemen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:125 Hof van Discipline 's Gravenhage 230039

    Beklag op grond van artikel 13 ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:126 Hof van Discipline 's Gravenhage 220314

    Beklag van klaagster niet-ontvankelijk nu i) beklagtermijn ruimschoots is verlopen en ii) geen sprake is van een afwijzende beslissing van de deken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:127 Hof van Discipline 's Gravenhage 230199

    Beklag op grond van artikel 13 Aw gegrond. De deken heeft ten onrechte geoordeeld dat klager voor de door hem gewenste procedure geen bijstand van een advocaat nodig heeft. Het hof verwijst de zaak terug naar de deken teneinde opnieuw op het inleidend verzoek te beslissen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:86 Hof van Discipline 's Gravenhage 210311 210312 210313

    Optreden van drie advocaten als externe onderzoekscommissie op grond van (Nederlandse) klachtenregeling van de opdrachtgever. Klachtenregeling geldt als protocol. Kernwaarde onafhankelijkheid brengt mee dat een advocaat die met zijn opdrachtgever afspreekt dat hij voor die opdrachtgever onafhankelijk onderzoek zal verrichten, in een andere relatie tot zijn opdrachtgever komt te staan dan de klassieke advocaat-cliëntrelatie. Er ontstaat dan eenrelatie met een op zichzelf staand karakter (sui generis), waarin de kernwaarde partijdigheid in beginsel niet meer geldt. Ook de kernwaarde van de vertrouwelijkheid kan niet onverkort op de advocaat-onderzoeker van toepassing zijn, omdat die op gespannen voet staat met de plicht van een advocaat-onderzoeker om objectief en onafhankelijk onderzoek te doen. Artikel 10a betreft dus de rol van de advocaat als raadsman en – zie artikel 10a sub e – vertrouwenspersoon (de klassieke advocaat-cliëntrelatie). Als de advocaat als onderzoeker optreedt, is van die klassieke situatie geen sprake en heeft de kernwaarde van de jegens de cliënt te betrachten vertrouwelijkheid geen doorslaggevende waarde. Dit in tegenstelling tot de onafhankelijkheid, die juist voorop staat. De hoedanigheid van onderzoeker brengt ook mee dat de advocaat zich transparant, integer (objectief), onafhankelijk (zelfstandig), deskundig en zorgvuldig dient te gedragen. Die verplichting heeft hij niet alleen naar de opdrachtgever maar (juist) ook naar alle andere betrokkenen bij het onderzoek en derden. Verweerders hebben in strijd gehandeld met hun onderzoeksprotocol, de Nederlandse klachtenregeling, door (alleen) aan hun opdrachtgever een concept van hun rapportage voor te leggen en tevens door de Engelse (andersluidende) klachtenregeling ten nadele van klaagsters toe te passen en een oordeel te geven over de beschadigde werkrelatie tussen klaagsters en medewerkers in Engeland, waarmee klaagsters geen rekening hebben kunnen houden en waartegen zij zich niet hebben kunnen verweren. Door zich niet (strikt) aan de klachtenregeling te houden hebben verweerders in hun hoedanigheid van externe onderzoekscommissie het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:121 Hof van Discipline 's Gravenhage 220079

    klacht over eigen advocaat in alimentatiekwestie. Klaagster kwam in beroep tegen ongegrond verklaarde klachtonderdelen. Het hof verklaart die eveneens ongegrond. Verweerster heeft actief haar best gedaan de vertrouwensbreuk te voorkomen. Niet blijkt dat zij die heeft geforceerd of uitgelokt. Verder was het niet aan verweerster om voor de zittingsaantekeningen te zorgen, nu de rechtbank aangaf geen proces-verbaal te verstrekken. Verweerster heeft actief geprobeerd met de griffier de afspraken uit de regiezitting te reconstrueren. Verder geldt dat verweerster weliswaar onvoldoende doortastend is geweest bij de indiening van het wrakingsverzoek, maar dat dit niet zo ernstig is dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Ten slotte heeft zij niet haar geheimhoudingsplicht geschonden door de beslissingen uit de zaak van klaagster te delen met de bestuursrechter, Raad voor Rechtsbijstand en de deken. Beroep faalt.