Zoekresultaten 12721-12730 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.014

    Klacht tegen verpleegkundige. De klacht betreft de overleden echtgenoot van klaagster, die een operatie heeft ondergaan. Ter revalidatie is de echtgenoot opgenomen in een verpleeghuis waar de verpleegkundige werkzaam is. De verpleegkundige had nachtdienst op een andere afdeling en was aangewezen als degene die kon worden opgepiept in het geval zijn collega vragen zou hebben over een patiënt. De echtgenoot is de avond volgend op de nachtdienst overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij niet de juiste zorg heeft verleend door niet de juiste stappen te nemen die nodig waren gelet op het verslechtende gezondheidsbeeld van de echtgenoot. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:154 Raad van Discipline Amsterdam 19-140/A/A

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/056

    Klaagster dient een klacht in tegen een klinisch psycholoog, werkzaam als zorgmanager. Zij verwijt hem niet te willen meewerken aan het intrekken van de bij klaagster gestelde diagnose Borderline, die volgens klaagster onjuist is. Verweerder daarentegen stelt dat het onderzoek dat aan de diagnose ten grondslag heeft gelegen lege artis is uitgevoerd en dat hij dan ook niet kan meewerken aan het laten intrekken van de diagnose. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/057

    Klaagster dient een klacht in tegen een klinisch psycholoog, inhoudende dat zij ten onrechte de diagnose Borderline heeft gesteld, ten onrechte niet meewerkt aan het intrekken van de diagnose et cetera. Verweerster daarentegen voert aan dat zij niet betrokken is geweest bij het onderzoek bij klaagster dat tot de diagnose heeft geleid en dat zij niet kan meewerken aan het laten intrekken van de diagnose omdat het onderzoek bij klaagster lege artis is uitgevoerd. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/058

    Klaagster verwijt verweerster, destijds klinisch psycholoog in opleiding, ten onrechte de diagnose Borderline te hebben gesteld in plaats van een diagnose in het Autisme spectrum en niet mee te willen werken aan het intrekken van de diagnose Borderline, die volgens klaagster onjuist is. Verweerster voert aan dat het onderzoek dat zij bij klaagster heeft afgenomen lege artis is uitgevoerd en dat het diagnosticeren van autisme niet betekent dat de diagnose borderline (dus) onjuist is geweest, zoals klaagster stelt. Het door haar lege artis opgestelde onderzoeksrapport had een geldigheidsduur van een jaar en bovendien kunnen borderline en autisme naast elkaar bestaan. Het intrekken van de diagnose borderline is dan ook niet aan de orde, aldus verweerster. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 332/2018

    Klacht tegen neuroloog kennelijk ongegrond. Verweerder heeft voorafgaand aan de operatie van klager op de juiste wijze gehandeld. Na het ontstaan van de complicatie is verweerder voortvarend opgetreden waardoor geen delay is ontstaan. Voor het overige zorgvuldig gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-182h

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Beklaagde heeft klaagster nooit behandeld en ook geen diagnoses gesteld. Het College heeft geen enkele aanwijzing dat onware informatie door beklaagde is verspreid. Op basis van de verwijzing is door het GGZ-team eerst gekeken of aanmelding passend was bij de zorg die het GGZ-team kan bieden en vervolgens is een huisbezoek afgesproken. Toen bleek dat klaagster niet in de zorg wilde komen en er evenmin sprake was van gevaar voor klaagster of haar omgeving is de behandeling niet opgestart. Dit getuigt van zorgvuldigheid. Klacht afgewezen.    

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/16

    Klacht van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen huisarts. Verweerder heeft een persoonlijke en intieme/seksuele relatie met een patiënte gehad in 2014/2015. Verweerder wordt onder meer verweten zich seksueel grensoverschrijdend te hebben gedragen jegens patiënte. De klacht is gegrond. Het college besluit te volstaan met een berisping. De redenen hiervoor zijn dat verweerder vanaf het begin van het onderzoek van de IGJ al veel spijt heeft betuigd en zelfinzicht heeft getoond, er een lange periode is gelegen tussen de melding bij de IGJ en het indienen van de tuchtklacht en verweerder binnen deze periode tijd al diverse nadelige gevolgen van zijn handelen heeft ondervonden. Voorts heeft verweerder zelf ook al maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 333/2018

    Klacht tegen anesthesioloog kennelijk ongegrond. Verweerder mocht een epidurale verdoving plaatsen zonder een neuroloog te raadplegen of een MRI te beoordelen. De eerste prik werd uitgevoerd door een anesthesioloog in opleiding die bevoegd en bekwaam was. Er werd geen onjuiste informatie verstrekt.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-351

    Deels gegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Als beklaagde aan de diagnose psychose dacht, dan had zij een (ouderen)psychiater dienen te consulteren en zo nodig de behandeling dienen over te dragen. Nu beklaagde zelf deze diagnose heeft gesteld, met name nu zij hier vervolgens ook de verhoging van de dosering quetiapine op heeft gebaseerd, heeft zij gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van de moeder van klager en haar naasten behoorde te betrachten. Beklaagde heeft onvoldoende geïnformeerd over de toediening van het middel quetiapine. Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom beklaagde is overgegaan tot een dermate hoge dosering van een middel dat volgens de toepasselijke richtlijnen überhaupt niet geïndiceerd is bij dementie. Het College is van oordeel dat beklaagde ongerechtvaardigd zonder toestemming van klager quetiapine is blijven toedienen in een zeer hoge dosering. Berisping. Klacht voor het overige afgewezen.