Zoekresultaten 12591-12600 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:51 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190006

    Beklag ex art. 13 Advocatenwet. De beroepstermijn van het kort gedingvonnis is verstreken. Derhalve geen sprake van een procedure waarvoor een advocaat nodig is. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar beklag. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-925

    Wrakingsbeslissing. Afwijzing wrakingsverzoek. De omstandigheid dat verweerder als rechter-commissaris is benoemd in faillissementen waarin de zich verwerende advocaten in de onderliggende klachtzaak tot curator zijn aangesteld, tast niet zonder meer de vereiste objectieve beoordeling van de klachtzaak door verweerder aan. Daarbij is van belang dat de klacht in de hoofdzaak zich niet richt op het handelen van de verwerende advocaten in hun hoedanigheid van curator maar in die van advocaat.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:121 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-792

    Klacht tegen advocaat wederpartij, tevens kantoorgenoot van haar voormalig advocaat. De kantoorgenoot van verweerster heeft opgetreden als advocaat van klaagster. Verweerster is vervolgens op gaan treden voor een wederpartij van klaagster. Verweerster is zelf tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor deze beslissing, ook al is de beslissing dat verweerster op zou kunnen treden voor de wederpartij van klaagster door haar kantoorgenoot genomen, zoals door haar gesteld. Voor zover het de werkzaamheden met betrekking tot afgifte van het medisch dossier betreft, heeft klaagster voor het optreden van verweerster toestemming gegeven. Voor het optreden in de tuchtprocedure geldt dat verweerster zich terecht beroept op de uitzondering van gedragsregel 7 lid 5 (oud). Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:52 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180328

    Beroep op doorbreking rechtsmiddelenverbod.  De raad zou bij de bekrachtiging van de voorzittersbeslissing onvoldoende rekening hebben gehouden met de inhoudelijke aspecten van het klachtdossier. Het hof oordeelt dat de raad dit met juistheid heeft gedaan, omdat al eerder een onherroepelijk is beslist over het feitencomplex waarop de klacht van klager ziet. Deze raadsbeslissing leidt niet tot een schending van fundamentele rechtsbeginselen. Ook is het hof niet van een nieuw feit gebleken die de raad had moeten meenemen in zijn beoordeling. Geen rechtvaardiging voor de doorbreking van het rechtsmiddelenverbod aanwezig. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:122 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-791

    Klacht tegen eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar onder druk heeft gezet om toestemming te geven voor het optreden van een kantoorgenoot van verweerder voor de wederpartij van klaagster. Klaagster heeft diverse keren telefonisch overleg met verweerder gevoerd en heeft zich, voor zij toestemming gaf, later adviseren door haar eigen advocaat en door een medewerker van het bureau van de orde. Van ongeoorloofde druk is niet gebleken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:47 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180182

    Klacht tegen advocaat van wederpartij. Klagers hebben het Gerechtshof gevraagd spoedappel te mogen instellen tegen een vonnis in kort geding. Verweerder heeft op het H2-formulier vermeld dat zijn cliënte reeds uitvoering had gegeven aan het kortgedingvonnis en dat zij wel degelijk aan klagers had geleverd, terwijl zij (nog) niet alle geboden was nagekomen. Door deze misleidende formulering zijn klagers onnodig in hun belangen geschaad. Klacht gegrond. Beslissing van raad wordt vernietigd voor zover daarbij aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor drie maanden is opgelegd in verband met zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in acht klachten, waarop de raad op 11 juni 2018 tegelijk heeft beslist. Het hof heeft vijf van die klachten tegelijk behandeld en legt in die vijf zaken gezamenlijk een onvoorwaardelijk schorsing op van vier weken met ingang van 15 juli 2019. Beslissing van raad wordt voor het overige bekrachtigd. Ook wordt in deze zaak en in de zaken 180180, 180181, 180184 en 180186, gelet op de samenhang en de bijzondere omstandigheden, een gezamenlijke proceskostenveroordeling van € 1.000,-  opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:118 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/666097 / DW RK 19/228

      Beslissing op verzet. Klager betwist de kostenveroordeling. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:48 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180181

    Klacht tegen advocaat van wederpartij. Verweerder, die verantwoordelijk is voor zijn kantoororganisatie, heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de processtukken die hij aan de kantonrechter heeft toegezonden niet gelijktijdig aan de advocaat van klagers toe te zenden. Hiermee heeft verweerder de belangen van klagers onnodig geschaad. Klacht, voor zover aan het hof voorgelegd, gegrond. Beslissing van raad wordt vernietigd voor zover daarbij aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor drie maanden is opgelegd in verband met zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in acht klachten, waarop de raad op 11 juni 2018 tegelijk heeft beslist. Het hof heeft vijf van die klachten tegelijk behandeld en legt in die vijf zaken gezamenlijk een onvoorwaardelijk schorsing op van vier weken met ingang van 15 juli 2019. Beslissing van raad wordt voor het overige bekrachtigd. Ook wordt in deze zaak en in de zaken 180180, 180182, 180184 en 180186, gelet op de samenhang en de bijzondere omstandigheden, een  gezamenlijke proceskostenveroordeling van € 1.000,- opgelegd.  

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/661023 / DW RK 19/33

      Beslissing op verzet. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geld onder zich heeft gehouden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:42 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180321

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster zou de geheimhoudingsverplichting hebben geschonden van de tussen klaagster en verweersters cliënte gesloten mediationovereenkomst, door hetgeen verweerster heeft gesteld in de arbeidsrechtelijke procedure. Het hof overweegt dat verweerster blijkens de processtukken heeft geciteerd uit een brief van de advocaat van klaagster aan verweersters cliënte, welke brief, blijkens de inhoud ervan, valt onder de geheimhouding omtrent de inhoud van de mediation. Het was verweerster dus niet toegestaan om in de gerechtelijke procedure in eerste aanleg en in hoger beroep melding te maken van het bestaan en de inhoud van deze brief. Dit klemt te meer nu de advocaat van klaagster tevoren nadrukkelijk haar aandacht heeft gevraagd voor de geheimhouding van de mediation. Door niet aan deze verplichting te voldoen en ontoelaatbare mededelingen te doen over de inhoud van de mediation, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Gedeeltelijke bekrachtiging beslissing van de raad, bekrachtiging waarschuwing. Proceskostenveroordeling.