ECLI:NL:TGDKG:2019:119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/661023 / DW RK 19/33

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:119
Datum uitspraak: 06-08-2019
Datum publicatie: 07-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/661023 / DW RK 19/33
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte geld onder zich heeft gehouden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 augustus 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 januari 2019 met zaaknummer C/13/653126 / DW RK 18/460 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/661023 / DW RK 19/33 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen ingekomen op 21 augustus 2018 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mails, ingekomen op 28 augustus 2018 en 10 oktober 2018. Bij e-mail, ingekomen op 23 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Klager heeft zijn klacht vervolgens nog aangevuld bij e-mails, ingekomen op

12 november 2018 en 3 december 2018. Bij beslissing van 8 januari 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 16 januari 2019. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 28 januari 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 augustus 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Klager is bij vonnis van 19 juni 2018 in conventie veroordeeld € 1.623,12 in hoofdsom en € 624,94 aan proceskosten te voldoen. In reconventie is klager veroordeeld om € 75,00 te voldoen aan salaris gemachtigde. Daarnaast is klager in conventie en reconventie veroordeeld om € 75,00 aan nasalaris te voldoen, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en klager niet binnen

14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan.

b)      Op 21 juni 2018 heeft klager rechtstreeks € 1.639,72 overgemaakt naar de eisende partij in de procedure waarin voormeld vonnis is gewezen.

c)      Bij e-mail van 27 juni 2018 heeft de eisende partij klager samengevat medegedeeld dat hij had gezien dat klager geld naar hem had overgemaakt, hetgeen niet de bedoeling was.

d)     Bij exploot van 18 juli 2018 is het vonnis door de gerechtsdeurwaarder aan klager betekend met bevel om de vordering binnen twee dagen na betekening aan (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder te voldoen.

e)      Op 25 juli 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de Belastingdienst.

f)       Op 4 augustus 2018 heeft klager een bedrag van € 774,94 overgemaakt naar de derdengeldrekening van [ ], de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder.

g)      Klager heeft op 6 augustus 2018 telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder met de mededeling dat hij twee betalingen had gedaan. Bij brief van 10 augustus 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht betaalbewijzen over te leggen. De betaalbewijzen zijn door de gerechtsdeurwaarder op 16 augustus 2018 ontvangen.

h)      Op 16 augustus 2018 heeft een bij de gerechtsdeurwaarder op kantoor werkzaam zijnde toegevoegd gerechtsdeurwaarder aan klager betekend een proces-verbaal van het op 25 juli 2018 ten laste van klager gelegde beslag.

i)        De gerechtsdeurwaarder heeft de betaalbewijzen op 17 augustus 2018 doorgezonden naar zijn opdrachtgever en hiervan mededeling gedaan aan klager.

j)        Bij brief van 9 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief aan klager verzonden met uitleg over de gang van zaken, medegedeeld dat er teveel geld van de belastingdienst was ontvangen dat zou worden terugbetaald en medegedeeld dat het beslag was opgeheven.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij beslag heeft gelegd onder de Belastingdienst terwijl hij kon aantonen dat hij het volledige bedrag had betaald aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder (de heer [ ]). Klager verzoekt te bepalen dat hij geen kosten aan de gerechtsdeurwaarder is verschuldigd en dat hij schadeloos wordt gesteld voor alle door hem gemaakte kosten.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 De voorzitter overweegt dat de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft gekregen een vonnis aan klager te betekenen en eventueel verder ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis betekend. Toen daarop geen reactie van klager kwam heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd.

4.3 Klager heeft na het gelegde beslag op 6 augustus 2018 contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder en medegedeeld dat hij alles had betaald. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop contact opgenomen met zijn opdrachtgever, ([ ]) die hem heeft medegedeeld niet met een betaling bekend te zijn. Dat bij deze mededeling, gezien de email van 27 juni 2018 (zie hiervoor onder 1.e ) en de betaling aan [ ] van 4 augustus 2018 (zie hiervoor onder 1.f) wellicht vraagtekens kunnen worden gezet, doet hier niet ter zake. In deze procedure wordt niet het handelen van [ ] beoordeeld maar het handelen van de gerechtsdeurwaarder.

4.4 Uit de hiervoor onder 1 vermelde feiten staat vast dat op het moment dat het vonnis aan klager werd betekend nog een fors deel van het bedrag waartoe klager was veroordeeld open stond. Dat bedrag stond ook nog open toen het beslag werd gelegd. Dat, zoals door klager is aangevoerd, hij het volledige bedrag had betaald, is dus feitelijk onjuist. Immers door de betekening en het beslag zijn er weer kosten bijgekomen. Eerst na het gelegde beslag heeft klager contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen. Dat klager in de periode dat het vonnis werd betekend en beslag werd gelegd met vakantie was, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Er lag een vonnis waaraan door klager nog niet volledig was voldaan. Het zonder dat door te geven met vakantie gaan, komt dan voor rekening van klager. Handelen is strijd met de tuchtrechtelijke norm kan dan niet worden vastgesteld. De klacht stuit hierop af.

4.5 Het tuchtrecht voorziet niet in behandeling van de door klager gedane verzoeken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij tijdig aan alle verplichtingen heeft voldaan. De gerechtsdeurwaarder heeft twee keer een bedrag van € 340,00 in beslag genomen en slechts een bedrag van € 290,00 terugbetaald. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte een bedrag van € 390,00 onder zich gehouden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 19 juni 2018 te executeren. De gerechtsdeurwaarder mag hierbij in beginsel afgaan op de informatie die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. De gerechtsdeurwaarder heeft navraag gedaan bij zijn opdrachtgever ([ ]) naar aanleiding van de mededeling van klager op 6 augustus 2018, dat hij twee betalingen had verricht. De opdrachtgever heeft volgens klager medegedeeld niet bekend te zijn met de door klager gedane betalingen. Pas na het overleggen van een tweetal betaalbewijzen op 16 augustus 2018 is gebleken dat klager rechtstreeks betalingen aan de schuldeiser (de heer [ ]) had voldaan. Het kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat de communicatie tussen de schuldeiser en opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder en vervolgens de communicatie richting de gerechtsdeurwaarder niet goed is verlopen. Omdat er nog wel executiekosten verschuldigd waren, heeft de gerechtsdeurwaarder het gelegde derdenbeslag pas opgeheven nadat de executiekosten via het derdenbeslag waren geïnd. De teveel ontvangen gelden zijn teruggestort aan klager. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Hoewel geen onderdeel van de klacht, is ter zitting geconstateerd dat het gelegde derdenbeslag niet binnen de wettelijke termijn van acht dagen aan klager is betekend. Gelet hierop heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegezegd de explootkosten van de overbetekening van het derdenbeslag ad € 70,15, aan klager terug te storten.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. C.A. van Dijk en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.