Zoekresultaten 781-790 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:58 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338433 KL RK 18 - 76

    In een eerdere beslissing tussen partijen heeft de kamer geoordeeld dat de notaris op grond van artikel 55 Wna gehouden is een urenspecificatie te overleggen. In onderhavige zaak beklaagt klaagster zich over het feit dat de notaris, ondanks de eerdere kamerbeslissing, nog steeds geen urenspecificatie wenst over te leggen. Ook reageert de notaris niet op e-mails en heeft hij de gemachtigde van klaagsters telefonisch onheus te woord gestaan.                          De kamer is van oordeel dat het, gezien de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 en de verzoeken van klager van 1 juni 2018 en 8 juni 2018, op de weg van de notaris had gelegen om zo spoedig mogelijk de specificatie als bedoeld in artikel 55 Wna aan de gemachtigde van klager te verstrekken. Door dit na te laten, althans ontwijkend te antwoorden op bedoelde verzoeken van klager om een urenspecificatie en om naleving van de beslissing van de kamer, heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld. De kamer weegt daarbij mee dat de notaris pas na de aanmaning van de advocaat van de gemachtigde van klaagster een specificatie heeft verstrekt. Deze specificatie van werkzaamheden heeft de notaris bovendien niet rechtstreeks aan klaagster, maar aan de kamer verstrekt. Van belang is verder dat de notaris niet heeft toegelicht hoeveel tijd hij aan welke werkzaamheid heeft besteed. Hij heeft ten onrechte volstaan met een opgave van het tot aan aantal aan de zaak bestede uren. Blijkens het overzicht  heeft hij daarbij ook nog eens de tijd in rekening gebracht voor de behandeling van de eerdere klacht van klaagster. Deze tijd komt echter, gelet op de vaste rechtspraak en naar bij de notaris bekend mag worden verondersteld, niet in aanmerking voor declaratie bij klaagster. De kamer is daarom van oordeel dat de klacht op al haar onderdelen gegrond is en dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De kamer legt de notaris de maatregel van berisping op.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:13 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339157 / KL RK 18 - 85

    Klager verwijt de notaris allereerst dat sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie. Verder verwijt klager de notaris dat hij zich tijdens zijn schorsing niet heeft gedragen zoals van een geschorst notaris verwacht mag worden. Tot slot heeft klager bij de notaris op kantoor vijf akten aangetroffen die zijn gepasseerd maar niet waren ingeschreven in het repertorium, niet ter registratie waren aangeboden, niet waren ingebonden en ook niet waren opgeslagen in de kantoorkluis.   De kamer heeft klachtonderdeel een en twee ongegrond verklaard. Het derde klachtonderdeel is door de kamer gegrond verklaard en aan de notaris is de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/336214 / KL RK 18 - 56

    Klager stelt dat de notaris, gelet op artikel 138 lid 2 BW, niet had mogen meewerken aan de verkoop van de woning door de voorwaardelijke erfgenamen. Door dit toch te doen heeft de notaris het aanzien van de beroepsgroep geschaad. Verder verwijt klager de notaris dat hij met zijn handelen klager in een kwaad daglicht heeft gezet, aangezien klager als notaris zelf eerder zijn medewerking aan de verkoop weigerde vanwege de voorwaardelijke positie van de aspirant verkopers.   De kamer heeft de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:15 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/335580 / KL RK 18 - 45

    Tussen klagers en X bestond een samenwerkingsverband. In het kader van die samenwerking heeft de (oud)notaris diverse akten opgesteld. Klagers verwijten de (oud)notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, waarbij de klacht is onderverdeeld in verschillende klachtonderdelen. De kamer verklaart de klacht grotendeels niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de klachttermijn. Voor het overige heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339924 / KL RK 18-95

    De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen: -          Overtredingen van de risicoprofilering, cliëntmonitoring en het verscherpt cliëntenonderzoek ex artikel 3 jo 8 WWft -          Schending van de onderzoeksplicht ex artikel 17 Wna -          Schending van de weigeringsplicht ex artikel 21 Wna -          Overtreding van de meldingsplicht ex artikel 16 Wwft. -          Ontbreken van procedures Wwft en niet voldoen aan opleidingsverplichting ex artikel 35 Wwft.   De oud-notaris heeft zowel in zijn verweerschrift als tijdens de zitting de verwijten van klager erkend. De kamer stelt vast dat de oud-notaris onvoldoende heeft voldaan aan de eisen die aan hem werden gesteld, zowel op grond van de Wwft als de Wna. De oud-notaris heeft door onvoldoende onderzoek te doen, de dienstverlening niet op te schorten en onvoldoende invulling te geven aan de op hem rustende verplichtingen op grond van de Wwft, zijn poortwachtersrol niet waargemaakt. Een notaris dient te allen tijde en ongeacht de omstandigheden, waarin hij en/of zijn notariskantoor zich bevinden, de op hem rustende wettelijke verplichtingen na te komen. Nu de oud-notaris dit heeft nagelaten, acht de kamer dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarom heeft de kamer de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard.   De oud-notaris heeft laakbaar gehandeld. De gegronde klachtonderdelen raken de kern van het notariaat. Daarbij komt dat ze niet zien op één akte, maar op tien akten van aandelenoverdrachten. De conclusie is gerechtvaardigd dat de oud-notaris de ondernemingsrechtelijke afdeling van zijn kantoor onvoldoende onder controle had. Zowel in aard als in aantal betreffen het ernstige kwesties, die in de notariële praktijk niet mogen voorkomen. Gelet op de ernst van de gemaakte verwijten zou in beginsel een schorsing van enige duur op zijn plaats zijn. De oud-notaris heeft aangevoerd dat tussen de start van het onderzoek door klager in mei 2016 en het indienen van de klacht zesentwintig maanden zijn verstreken. Tussen het afronden van het onderzoek door klager en het indienen van de klacht zijn elf maanden verstreken. De oud-notaris heeft de kamer verzocht om bij de beoordeling van de klacht en bij het eventueel bepalen van de strafmaatregel rekening te houden met deze lange duur. De kamer gaat aan dit verzoek voorbij omdat klager de klacht binnen de geldende klachttermijn van artikel 99 lid 21 Wna heeft ingediend. De oud-notaris heeft verder in zijn verweerschrift aangevoerd dat hij naar aanleiding van het onderzoek van klager het kantoorbeleid heeft bijgewerkt en aangescherpt. Ook hebben de oud-notaris en zijn medewerkers verschillende opleidingen op het gebied van de Wwft gevolgd. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kamer dat de oud-notaris zich heeft ingespannen om herhaling van deze kwalijke kwesties te voorkomen. Voorts houdt de kamer rekening met het feit dat aan de oud-notaris nog niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van de onzorgvuldigheid enerzijds en het feit dat de oud-notaris thans geen notarispraktijk meer voert en ook geen notariële werkzaamheden meer verricht als kandidaat-notaris anderzijds, acht de kamer de maatregel van berisping in combinatie met een geldboete van € 15.000,- passend en geboden.    

  • Klaagster verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij onvoldoende voortvarend en onvoldoende zorgvuldig hebben gehandeld en gecommuniceerd.   Voor zover de klachten zijn gericht tegen de notaris, overweegt de kamer dat in de periode waar het hier om gaat de notaris in de uitoefening van zijn werkzaamheden was geschorst. De notaris heeft met dit dossier geen persoonlijke bemoeienis gehad. Voor zover de klacht is gericht tegen de notaris wordt deze daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard.   Ten aanzien van het handelen van de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat het op de weg van de kandidaat-notaris had gelegen klaagster destijds (duidelijker) te informeren over de voorgenomen aanpak van de zaak en het te verwachten (tijds)verloop daarvan. Op dit punt is naar het oordeel van de kamer sprake van een tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortschieten van de kandidaat-notaris. Verder is de kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris klaagster op de hoogte had behoren te stellen van het feit dat zij gedurende de behandeling van het dossier niet of nauwelijks telefonisch bereikbaar zou zijn. Ook op dit punt wordt de klacht gegrond verklaard. Voor het overige heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard.   Gezien de aard en de ernst van de geconstateerde tekortkomingen en de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid daarvan heeft de kamer de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.  

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/45 en 46

    Klacht van BFT tegen twee notarissen van hetzelfde kantoor. Niet naleven van verplichtingen voortvloeiende uit de specifieke leidraad naleving Wwft voor (kandidaat-)notarissen. Kantoor beschikte niet over vastgelegde kantoorprocedures en kantoorbeleid voor de acceptatie van nieuwe cliënten en het beoordelen van mogelijke (witwas)risico’s, terwijl binnen de ondernemingspraktijk ook geen gebruik werd gemaakt van een werkprogramma of checklist. Klacht gegrond met opleggen van maatregel van berisping aan beide notarissen. Hoofdelijke veroordeling van beide notarissen tot betaling van totaalbedrag aan proceskosten van € 3.500,-.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:12 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/340543 / KL RK 18 - 106

    De kamer overweegt dat partijen niet van mening verschillen over de relevante feiten in deze zaak, zodat daarvan als vaststaand kan worden uitgegaan. Daarbij komt dat de kandidaat-notaris heeft erkend dat in het licht van de Wwft haar aanpak van het hierboven genoemde niet voldoende zorgvuldig is geweest. Ook hiervan wordt bij de beoordeling van deze zaak als vaststaand gegeven uitgegaan. Blijft over de vraag of en in hoeverre de kandidaat-notaris om genoemde feiten een tuchtrechtelijk een verwijt gemaakt moet worden. Daarbij is naar het oordeel van de kamer het volgende van belang. De Wwft-onderzoeks- en meldingsplicht voorziet de notaris van een concreet instrument ter vervulling van de rol van poortwachter van het rechtssysteem en raakt daarmee een kerntaak van het notariaat. Verwaarlozing van deze verplichting is daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar en zal in het algemeen ook aanleiding vormen tot het opleggen van een zware maatregel. Dit geldt in de voorliggende zaken des te meer, aangezien het gaat om het passeren van akten van levering aandelen, met andere woorden om de uitoefening van een bevoegdheid die naar Nederlands recht uitsluitend de notaris toekomt. Verwacht mag en moet worden dat ook een kandidaat-notaris deze exclusieve ambtsbevoegdheid zorgvuldig uitoefent. De enkele omstandigheid dat de kandidaat-notaris bij haar werkzaamheden rekening moet houden met de lijn die het kantoor volgt, ontslaat de kandidaat-notaris niet van haar verplichtingen op de hierboven genoemde punten. Als verzachtende omstandigheid heeft de kandidaat-notaris weliswaar aangevoerd dat zij door het stellen van kritische vragen aan de notaris wel degelijk, maar tevergeefs heeft geprobeerd het beleid van haar toenmalige kantoor ter discussie te stellen, maar de kandidaat-notaris kan dit niet nader onderbouwen vanwege haar beperkte toegangsmogelijkheid tot en contact met haar oude kantoor waar de dossiers kennelijk beperkt gearchiveerd zijn. Het moet er daarom voor gehouden worden dat de kandidaat-notaris op dit punt onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen. Wel is het de kamer duidelijk dat de kandidaat-notaris haar inzichten en vaardigheden voor wat betreft de naleving van de Wwft heeft aangescherpt en ontwikkeld en daarvoor op haar huidige kantoor ook de nodige beleidsruimte vindt. De kamer komt daarom al met al tot de conclusie dat het handelen en nalaten van de kandidaat-notaris in de voorliggen de zaken tuchtrechtelijk veroordeeld moet worden, maar de op te leggen maatregel zal, ook omdat het de eerste keer is dat de kandidaat-notaris met het tuchtrecht in aanraking komt, tot een berisping beperkt worden.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:9 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/340674 / KL RK 18-108

    Het is niet ongebruikelijk dat bij een bespreking over een wijziging van een testament tevens wordt besproken of een samenlevingscontract nog moet worden aangepast. Indien het toedelingsbeding in het samenlevingscontract wel was gehandhaafd, had na overlijden van erflater onduidelijkheid kunnen ontstaan omdat de regeling in dat geval op twee plekken vastgelegd zou zijn. Daarnaast was de reden voor het opnemen van het toedelingsbeding in 2003 inmiddels komen te vervallen. In deze context bezien, acht de kamer het niet onzorgvuldig dat de notaris heeft voorgesteld om het toedelingsbeding te schrappen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:10 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/341128 / KL RK 18-111

    De kamer is met de notaris van oordeel dat zij voor zowel de snelheid als de inhoud van de informatieverstrekking afhankelijk was van de executeur en ook de vader. Dat zij mede door ziekte de informatie soms traag aan de notaris aanleverden, kan de notaris niet worden aangerekend. De notaris heeft naar het oordeel van de kamer klaagsters telkens adequaat geantwoord daar waar de executeur haar daartoe de mogelijkheid bood.