ECLI:NL:TNORARL:2019:10 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/341128 / KL RK 18-111

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:10
Datum uitspraak: 08-03-2019
Datum publicatie: 26-03-2019
Zaaknummer(s): C/05/341128 / KL RK 18-111
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer is met de notaris van oordeel dat zij voor zowel de snelheid als de inhoud van de informatieverstrekking afhankelijk was van de executeur en ook de vader. Dat zij mede door ziekte de informatie soms traag aan de notaris aanleverden, kan de notaris niet worden aangerekend. De notaris heeft naar het oordeel van de kamer klaagsters telkens adequaat geantwoord daar waar de executeur haar daartoe de mogelijkheid bood.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/341128 / KL RK 18-111

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. […] ,

wonende te […],

2. […] ,

wonende te […],

klaagsters,

gemachtigde van klaagsters: […],

tegen

mr. […],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagsters en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 31 juli 2018;

-          het verweer van de notaris, met bijlage, van 3 september 2018;

-          de aantekeningen van het gesprek van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer met klaagsters en de notaris dat op 23 oktober 2018 heeft plaatsgevonden;

-          de e-mail van de notaris, met bijlagen, van 24 oktober 2018;

-          de e-mail van de notaris van 14 januari 2019;

-          de e-mail van de notaris van 16 januari 2019.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 18 januari 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster sub 1, vergezeld door haar gemachtigde, enerzijds en de notaris anderzijds.

De voorzitter heeft tijdens de zitting meegedeeld dat de met de e-mail van de notaris van 14 januari 2019 meegezonden brief van 24 oktober 2018, met bijlagen, buiten beschouwing zal worden gelaten. Overigens zijn klaagsters bekend met deze stukken, zoals klaagster sub 1 tijdens de zitting heeft verklaard.

2. De feiten

2.1 Op 5 september 2017 is mevrouw […] (hierna ook: moeder), moeder van klaagsters, overleden. Zij was gehuwd met de heer […] (hierna ook: vader) en uit dit huwelijk zijn naast klaagsters nog twee kinderen geboren.

2.2 Moeder heeft een langstlevende testament opgemaakt. Klaagsters zijn in de legitieme gesteld. Een broer van klaagsters, de heer […] (hierna ook: executeur), is tot executeur benoemd.

2.3 Klaagsters hebben in hun brief van 12 april 2018 aan de executeur een beroep gedaan op hun legitieme portie en verzocht om toezending van de gegevens die nodig zijn voor de berekening hiervan.

2.4 Klaagster sub 1 heeft bij de kantonrechter, rechtbank Noord-Nederland, een civielrechtelijke procedure tegen haar vader aangespannen inzake de opeisbaarheid van een in 2003 in een lening omgezette schenking van haar ouders.

2.5 De executeur heeft op 4 mei 2018 de notaris de opdracht gegeven om werkzaamheden te verrichten in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van moeder.

2.6 Bij brief van 30 mei 2018 heeft mr. […], kandidaat-notaris bij het notariskantoor, namens de executeur op basis van de door de executeur aangeleverde gegevens aan klaagsters een eerste overzicht van de nalatenschap van moeder verstrekt.

2.7 Klaagsters hebben in de periode daarna de notaris diverse malen verzocht om aanvullende gegevens en aanpassingen in het overzicht. Daarnaast hebben zij verzocht om een inventarisatie van schenkingen en leningen in het overzicht op te nemen.

In reactie hierop is nadere informatie verstrekt en is in overleg met de executeur het overzicht door de notaris op een aantal punten aangepast. Verder heeft de notaris aangegeven dat zij niet een door klaagsters gevraagd overzicht van schenkingen en leningen kon opstellen zolang daarover nog gerechtelijke procedures lopen.

2.8 Bij vonnis van 23 oktober 2018 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland bepaald dat de lening aan vader door klaagster sub 1 niet opeisbaar is vóór overlijden van haar vader. Klaagster sub 1 heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend.

2.9 Na het gesprek met de voorzitter van de kamer op 23 oktober 2018 heeft de notaris bij brief van 24 oktober 2018 de door haar bij de executeur opgevraagde nadere gegevens aan klaagsters doorgestuurd.

2.10 In zijn e-mail van 14 januari 2019 heeft de gemachtigde van klaagsters gereageerd op de door de notaris op 24 oktober 2018 verstrekte gegevens. Hij heeft verzocht om nadere informatie op een tweetal punten. De notaris heeft in haar e-mail van 16 januari 2019 de reactie van de executeur op deze twee punten doorgegeven.

3. De klacht en het verweer

3.1 Voor de vraag welke verwijten klaagsters de notaris maken, is hun klachtbrief bij e-mail van 13 juli 2018 bepalend. Voor zover klaagsters tijdens de zitting de klacht met nieuwe klachtonderdelen, zoals het verwijt van partijdigheid, hebben willen uitbreiden, zullen deze buiten behandeling worden gelaten.

De klacht valt uiteen in de volgende twee onderdelen:

Klachtonderdeel 1

Ondanks herhaalde verzoeken van klaagsters om juiste en volledige informatievoorziening, wordt de gevraagde informatie door de notaris summier, onjuist of niet verschaft.

Klachtonderdeel 2

De notaris heeft bij klaagsters onduidelijkheid laten ontstaan over haar rol in deze nalatenschap.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 De norm waaraan het handelen van een notaris moet worden getoetst is vastgelegd in artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna). In dat artikel staat dat notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Klachtonderdeel 1: geen tijdige en volledige informatievoorziening

4.2 De notaris heeft in haar verweer aangevoerd dat zij de door klaagsters gevraagde informatie telkens bij de executeur moest opvragen, omdat zij niet zelf in het bezit daarvan was. Als de executeur de door klaagsters gevraagde informatie niet had, moest hij op zijn beurt de gegevens opvragen bij zijn vader. Zowel de executeur als de vader zijn langdurig ziek, waardoor de gevraagde informatie soms langzaam aan de notaris werd aangeleverd.

4.3 De kamer is met de notaris van oordeel dat zij voor zowel de snelheid als de inhoud van de informatieverstrekking afhankelijk was van de executeur en ook de vader. Dat zij mede door ziekte de informatie soms traag aan de notaris aanleverden, kan de notaris niet worden aangerekend.

De notaris heeft naar het oordeel van de kamer klaagsters telkens adequaat geantwoord daar waar de executeur haar daartoe de mogelijkheid bood.

Het eerste klachtonderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2: onduidelijkheid laten ontstaan over haar rol

4.4 De kamer stelt vast dat de notaris in deze nalatenschap geen boedelnotaris was. De executeur is de opdrachtgever van de notaris en heeft haar gevraagd hem behulpzaam te zijn bij de afwikkeling. Dit betekent dat de executeur verantwoordelijk bleef voor de afwikkeling van de nalatenschap.

Naar het oordeel van de kamer had de notaris in de beginfase en ook na de diverse rapellen van klaagsters duidelijker kunnen zijn over haar rol en haar opdracht in deze nalatenschap. Zo is in de eerste brief aan klaagsters van 30 mei 2018 alleen aangegeven dat namens de executeur werd gereageerd en dat de gegevens afkomstig waren van de executeur.

Dit neemt echter niet weg dat, zoals tijdens de zitting door de notaris is aangevoerd en door de gemachtigde van klaagsters is erkend, klaagsters zich in hun communicatie telkens tot zowel de notaris als de executeur hebben gericht. Klaagsters waren er kennelijk van op de hoogte dat de executeur hun aanspreekpunt was gebleven.

Nu uit deze feitelijke situatie onvoldoende blijkt dat bij klaagsters verwarring bestond over de rol van de notaris in deze nalatenschap, zal het tweede klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. J.T.J. Heijstek en

A. Roesink-Kragt, leden, en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2019.

De secretaris

De voorzitter