ECLI:NL:TNORARL:2018:58 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338433 KL RK 18 - 76

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:58
Datum uitspraak: 03-12-2018
Datum publicatie: 28-03-2019
Zaaknummer(s): C/05/338433 KL RK 18 - 76
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: In een eerdere beslissing tussen partijen heeft de kamer geoordeeld dat de notaris op grond van artikel 55 Wna gehouden is een urenspecificatie te overleggen. In onderhavige zaak beklaagt klaagster zich over het feit dat de notaris, ondanks de eerdere kamerbeslissing, nog steeds geen urenspecificatie wenst over te leggen. Ook reageert de notaris niet op e-mails en heeft hij de gemachtigde van klaagsters telefonisch onheus te woord gestaan.                          De kamer is van oordeel dat het, gezien de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 en de verzoeken van klager van 1 juni 2018 en 8 juni 2018, op de weg van de notaris had gelegen om zo spoedig mogelijk de specificatie als bedoeld in artikel 55 Wna aan de gemachtigde van klager te verstrekken. Door dit na te laten, althans ontwijkend te antwoorden op bedoelde verzoeken van klager om een urenspecificatie en om naleving van de beslissing van de kamer, heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld. De kamer weegt daarbij mee dat de notaris pas na de aanmaning van de advocaat van de gemachtigde van klaagster een specificatie heeft verstrekt. Deze specificatie van werkzaamheden heeft de notaris bovendien niet rechtstreeks aan klaagster, maar aan de kamer verstrekt. Van belang is verder dat de notaris niet heeft toegelicht hoeveel tijd hij aan welke werkzaamheid heeft besteed. Hij heeft ten onrechte volstaan met een opgave van het tot aan aantal aan de zaak bestede uren. Blijkens het overzicht  heeft hij daarbij ook nog eens de tijd in rekening gebracht voor de behandeling van de eerdere klacht van klaagster. Deze tijd komt echter, gelet op de vaste rechtspraak en naar bij de notaris bekend mag worden verondersteld, niet in aanmerking voor declaratie bij klaagster. De kamer is daarom van oordeel dat de klacht op al haar onderdelen gegrond is en dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De kamer legt de notaris de maatregel van berisping op.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/338433          KL RK 18 - 76

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ] ,

wonende te [ woonplaats klaagster ] ,

klaagster,

gemachtigde: [ naam gemachtigde ],

wonende te [ woonplaats gemachtigde ],

tegen

[ naam notaris ] ,

notaris te [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 8 juni 2018

-          de brief van de notaris van de notaris van 16 juni 2018

-          de e-mail van de secretaris van de kamer aan de notaris van 20 juni 2018

-          de e-mail van de secretaris van de kamer aan de notaris van 29 oktober 2018

-          het (aanvullend) verweer van de notaris van 29 oktober 2018

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 2 november 2018 behandeld. Daarbij is de gemachtigde van klaagster, vergezeld van zijn echtgenote, verschenen. De notaris is niet verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 31 januari 2014 is overleden mevrouw [ naam erflaatster ] (hierna: erflaatster). Erflaatster is overleden zonder achterlating van afstammelingen. Erflaatster was in enige echt gehuwd met [ X ]. Dit huwelijk is ontbonden door het overlijden van [ X ] op 15 juli 2000.

2.2 Erflaatster heeft bij testament van 22 januari 2001 over haar nalatenschap (de nalatenschap) beschikt en vijf erfgenamen benoemd, waaronder klaagster.

2.3 Daarnaast heeft erflaatster op 1 augustus 2007 bij codicil over haar nalatenschap beschikt. Daarbij heeft zij aan diverse personen inboedelgoederen gelegateerd.

2.4 Klaagster heeft onder andere de notaris benoemd tot afwikkelingsbewindvoerder.

2.5 Over de werkzaamheden van de notaris als afwikkelingsbewindvoerder heeft klaagster eerder, namelijk op 27 oktober 2017, een klacht ingediend bij de kamer.

2.6 Deze klacht is bij beslissing van de kamer van 8 mei 2018 (hierna: de beslissing van

8 mei 2018)  deels gegrond verklaard. De kamer heeft in dit verband overwogen als volgt:

“De kamer stelt vast dat de notaris gelet op de bepaling van artikel 55 Wna gehouden is een specificatie te verstrekken van het bedrag dat hij zijn cliënten in rekening brengt. De door de notaris aangevoerde feiten en omstandigheden heffen deze verplichting niet op. De klacht is gegrond.”

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht houdt in de eerste plaats in  dat de notaris niet reageert op de e-mail van 1 juni 2018 waarin namens klaagster is verzocht om overeenkomstig de beslissing van 8 mei 2018 een urenspecificatie te verstrekken (klachtonderdeel 1).

Ten tweede klaagt klaagster over de wijze waarop de notaris op 8 juni 2018 de gemachtigde van klaagster telefonisch te woord heeft gestaan (klachtonderdeel 2).

Tenslotte klaagt klaagster over het feit dat de notaris ondanks de beslissing van de kamer klaagster de gevraagde urenspecificatie nog niet heeft verstrekt (klachtonderdeel 3).

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Bij de beoordeling van deze klacht gaat het er om of de notaris in strijd met de normen van het tuchtrecht (artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna)) heeft gehandeld of heeft nagelaten.

4.2 De kamer ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

4.2.1 Vaststaat dat de gemachtigde van klaagster op 1 juni 2018 schriftelijk en op

8 juni 2018 telefonisch de notaris heeft gevraagd om de urenspecificatie waar het hier om gaat en daarmee om uitvoering van de beslissing van de kamer van 8 mei 2018.

De notaris heeft erkend dat hij de gemachtigde van klaagster in reactie op zijn verzoeken van 1 juni 2018 en 8 juni 2018 in het telefoongesprek van 8 juni 2018 heeft laten weten dat hij de kwestie aan de kamer zou voorleggen.

De notaris heeft dit eerst gedaan bij brief van 16 juni 2018. Dit was nadat hij ook nog een brief had ontvangen van de advocaat van gemachtigde namens klaagster, gedateerd 14 juni 2018. Bij de brief van 16 juni 2018 bevond zich een overzicht van uitgegane en ingekomen berichten en van een aantal specifieke werkzaamheden, zoals het opvragen van gegevens. Dit overzicht eindigde met de mededeling dat de notaris 37 uur en 15 minuten aan de zaak had besteed.

4.2.2 De kamer is van oordeel dat het, gezien de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 en de verzoeken van klager van 1 juni 2018 en 8 juni 2018, op de weg van de notaris had gelegen om zo spoedig mogelijk de specificatie als bedoeld in artikel 55 Wna aan de gemachtigde van klager te verstrekken.

4.2.3 Door dit na te laten, althans ontwijkend te antwoorden op bedoelde verzoeken van klager om een urenspecificatie en om naleving van de beslissing van de kamer, heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld.

De kamer weegt daarbij mee dat de notaris pas na de aanmaning van de advocaat van de gemachtigde van klaagster een specificatie heeft verstrekt.

Deze specificatie van werkzaamheden heeft de notaris bovendien niet rechtstreeks aan klaagster, maar aan de kamer verstrekt.

Van belang is verder dat de notaris niet heeft toegelicht hoeveel tijd hij aan welke werkzaamheid heeft besteed. Hij heeft ten onrechte volstaan met een opgave van het tot aan aantal aan de zaak bestede uren. Blijkens het overzicht  heeft hij daarbij ook nog eens de tijd in rekening gebracht voor de behandeling van de eerdere klacht van klaagster. Deze tijd komt echter, gelet op de vaste rechtspraak en naar bij de notaris bekend mag worden verondersteld, niet in aanmerking voor declaratie bij klaagster.

De kamer is daarom van oordeel dat de klacht op al haar onderdelen gegrond is en dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3. Maatregel

Vanwege de aard en de ernst van het verwijt dat de notaris hier gemaakt moet worden, is het naar het oordeel van de kamer passend de notaris de maatregel van berisping op te leggen.

4.4 Kostenveroordeling

4.4.1 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

4.4.2 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-.

De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in alinea 4.4.1 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris. 

4.4.3 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht. 

4.5 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-           verklaart de klacht gegrond;

-           legt de notaris op de maatregel van berisping;

-           veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster op de          wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.4.1 bepaald;

-           veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagster, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.4.2           bepaald;

-           veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van          de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór       onder alinea 4.4.3 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter en

mrs. O. Nijhuis, E.J. Oostrik, A.W. Drijver, V. Oostra, leden en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 3 december 2018.

De secretaris

De voorzitter