Zoekresultaten 761-770 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:25 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/344853/KL RK 18-160

    Klagers verwijten de notaris dat hij in strijd handelt met artikel 25 Wet op het notarisambt. De kamer heeft de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/334610/KL RK 18-29

    Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor het begin van de vervaltermijn bepalend is het moment waarop een klager redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van de gebeurtenis of akte waarover hij of zij klaagt, niet het moment waarop klager tot de conclusie komt dat er sprake is van klachtwaardig handelen of nalaten.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:21 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338646/KL RK 18-78

    De kamer heeft niet kunnen vaststellen dat klager eerder heeft kunnen beschikken over de voor indiening van de klacht van belang zijnde gegevens. De klacht wordt daarom aangemerkt als tijdig ingediend en klager wordt in zijn klacht ontvangen. De kamer stelt voorop dat de notaris hier is opgetreden als boedelnotaris. Dit gegeven is van invloed op de aard en de omvang van de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris. Binnen de per definitie beperkte ruimte die de notaris in deze zaak voor exclusief contact met klager ter beschikking stond, heeft zij zich de belangen van klager voldoende aangetrokken. Van onzorgvuldig of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in dit verband is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:22 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/342701/KL RK 18-133

    Klager stelt dat de kandidaat-notaris niet had mogen meewerken aan het opstellen van de tweede koopovereenkomst tussen verkoopster en de heer X, terwijl er reeds een eerste koopovereenkomst was gesloten tussen klager en verkoopster, hetgeen ook kenbaar was voor de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris had op grond van artikel 21 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) en artikel 6 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 zijn dienst moeten weigeren. Dit klemt te meer omdat de kandidaat-notaris, volgens de verklaringen van verkoopster, ook heeft meegewerkt aan het opstellen van een handgeschreven sideletter bij de koopovereenkomst. Voorts had het verschil tussen de verkoopprijs in de tweede koopovereenkomst en de getaxeerde waarde van de onroerende zaak, van welke waarde de kandidaat-notaris volgens klager op de hoogte was, aanleiding voor de kandidaat-notaris moeten zijn om terughoudend te zijn.   De kamer overweegt dat klager – gelet op de betwisting door de kandidaat-notaris – zijn stelling dat de kandidaat-notaris op de hoogte was van de eerste koopovereenkomst ten tijde van het opstellen van de tweede koopovereenkomst onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat diverse partijen bij de verkoop betrokken waren en dat die over en weer van allerlei dingen al dan niet op de hoogte waren. Nergens blijkt echter uit dat de kandidaat-notaris ten tijde van het opstellen van de tweede koopovereenkomst op de hoogte was, dan wel had moeten zijn, van de eerste koopovereenkomst. Voorts is niet gebleken dat de kandidaat-notaris ten tijde van het opstellen van de tweede koopovereenkomst op de hoogte was, dan wel had moeten zijn, van de getaxeerde waarde van de onroerende zaak. Naar het oordeel van de kamer blijkt uit de afgespeelde geluidsopnamen niet dat de kandidaat-notaris betrokken was bij het opstellen van de gestelde sideletter. Bij gebrek aan feitelijke grondslag heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:23 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/344153/KL RK 18-156

    Op grond van artikel 21 Wna en artikel 6 Verordening beroeps- en gedragsregels had de notaris zijn ministerie moeten weigeren en niet mogen meewerken aan het opstellen en de inschrijving van de koopovereenkomst waarbij verkoopster de onroerende zaak aan de [ B ] aan de heer [ X ] verkocht. Dit omdat de notaris wist dat de koopovereenkomst betrekking had op een pand dat feitelijk al verkocht was. In het onder 2.1. vermelde koopcontract is weliswaar vermeld dat de koop betrekking had op [ de onroerende zaak ], maar de notaris wist dat ook [ B ] verkocht was omdat dit tot het verkochte complex behoorde.   De kamer overweegt dat de door de notaris opgestelde koopovereenkomst betrekking heeft op [ B ]. Onweersproken heeft de notaris in zijn verweerschrift aangevoerd dat de onroerende zaak aan [ B ] een apart gebouw is met een aparte kadastrale aanduiding. Ook staat vast dat de eerste koopovereenkomst niet is ingeschreven in het Kadaster ten behoeve van [ B ] . Omdat het om een apart pand gaat met een apart kadastraal nummer, behoefde de notaris er naar het oordeel van de kamer niet vanuit te gaan dat ook dit pand betrokken was in de koopovereenkomst tussen verkoopster en klager. De kamer heeft daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/344468/KL RK 18-159

    Klager verwijt de notaris in de kern dat zij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van een levenstestament en het wijzigen van het testament van erflaatster, omdat erflaatster op dat moment niet in staat was haar wil daaromtrent te bepalen.   De kamer overweegt dat de door klager aangehaalde omstandigheden niet uitsluiten dat erflaatster haar wil kon bepalen. Wel geven zij aanleiding om de wilsbekwaamheid nader te onderzoeken. Dat heeft de notaris in haar gesprekken met erflaatster ook gedaan. De notaris is daarbij tot de conclusie gekomen dat erflaatster bekwaam was om haar wil te bepalen. Het was aan de notaris om vast te stellen of erflaatster voldoende bekwaam was om de inhoud van de akte te begrijpen. Slechts als daarover bij haar gerede twijfel zou bestaan, diende zij verdere stappen, zoals genoemd in het Stappenplan, in overweging te nemen. De notaris heeft de eerste stappen van het Stappenplan gevolgd en is vervolgens tot de conclusie gekomen dat erflaatster in staat was om haar wil te bepalen. Daarom heeft de notaris geen indicerend arts ingeschakeld. Dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen, is niet gebleken. De verklaring van [ X ] dateert van enkele maanden na het passeren van het (levens)testament. Die zegt daarmee onvoldoende over de situatie van erflaatster ten tijde van het passeren van de aktes. Bovendien blijkt uit de verklaring niet, anders dan klager meent, dat erflaatster niet in staat zou zijn om een (levens)testament op te maken. Naar het oordeel van de kamer kon en mocht de notaris concluderen dat erflaatster wilsbekwaam was om haar (levens)testament op te maken. De kamer heeft daarom de klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:6 Kamer voor het notariaat Amsterdam 657180/NT 18-56

      Klagers verwijten de notaris - kort samengevat – het volgende: De notaris heeft in strijd gehandeld met artikel 21 lid 2 Wna. Hij had zijn diensten moeten weigeren ten aanzien van de akten van 10 augustus 2017 en 22 december 2017. De akte van herstel en dwaling van 10 augustus 2017 is te kwalificeren als een handeling in strijd met het recht, terwijl de leveringsakte van 22 december 2017 kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg heeft: onttrekking van een perceel van 170m² aan de eigendom van de gemeente en de zeggenschap van de gemeenteraad, terwijl deze grond in geval van snippergroen een waarde van bijna € 50.000 zou hebben.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:6 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/41

    Klagers verwijten de notaris dat hij: 1) een notariële akte heeft verleden met een inhoud die wat betreft de rangorde van het recht van eerste hypotheek van klager sub 1 (kennelijk) geen juiste weergave van de werkelijkheid is, althans op het moment dat kennelijk sprake is van een mogelijke onjuistheid ten aanzien van de rangorde, is de notaris niet in staat duidelijkheid te verschaffen en bewijs te leveren van de in de akte opgenomen en tussen klagers overeengekomen rangorde; 2) niet voortvarend heeft gereageerd op de reeds op 2 maart 2018 aan hem kenbaar gemaakte problematiek ten aanzien van de rangorde/royement, ook al wist hij dat sprake was van een spoedeisende kwestie en klagers tot op heden in het ongewisse zijn gelaten, zodat de levering door klager sub 2 en betaling aan klager sub 1 (die op 1 maart 2018 had moeten plaatsvinden) nog steeds niet plaats heeft kunnen vinden; 3) niets heeft gedaan naar aanleiding van de reeds op 17 april 2018 namens klager sub 1 uitgebrachte aansprakelijkstelling;   1) het lag op de weg van de notaris om alvorens de akte te passeren waarin ten gunste van klager sub 1 een hypotheekrecht werd gevestigd zelfstandig te onderzoeken of ten tijde van het passeren sprake was van bezwaardheid met een (andere) hypotheek hetgeen hij heeft nagelaten. Ook in het geval dat de notaris een afspraak zou hebben gemaakt met de andere notaris om de doorhaling van (oudere) hypotheekrechten door te halen, waarover iedere onderbouwing ontbreekt, had de notaris niet tot het passeren van de akte mogen overgaan zonder eerst een deugdelijk onderbouwde bevestiging van die andere notaris te hebben ontvangen waaruit blijkt dat de gemaakte afspraak is nagekomen. Hieruit volgt dat de notaris niet de zorg in acht heeft genomen zoals het een zorgvuldig handelend notaris betaamt en heeft de handelwijze van de notaris het vertrouwen in het notariaat geschaad. Klachtonderdeel 1 is gegrond. 2) naar het oordeel van de kamer verwijten klagers de notaris terecht dat hij niet voortvarend heeft gereageerd op de aan hem kenbaar gemaakt problematiek ten aanzien van de rangorde. Immers, nadat de notaris door klagers was aangesproken heeft hij geen stappen ondernomen om een en ander duidelijk te maken of recht te zetten. Integendeel, in plaats daarvan heeft notaris zich gehuld in stilzwijgen, zowel richting klagers als ook richting de KNB en de kamer. Ook klachtonderdeel 2 is gegrond. 3) ten aanzien van de op 17 april 2018 namens klager sub 1 uitgebrachte aansprakelijkstelling heeft de notaris niet gereageerd. Nu klachtonderdeel 3 alleen het belang van klager sub 1 kan raken zal duidelijkheidshalve worden bepaald dat dit klachtonderdeel alleen ten aanzien van klager sub 1 gegrond is.   Klacht gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:7 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/42

    Klagers verwijten de notaris dat hij: 1) niet of niet op een juiste en zorgvuldige wijze zorg heeft gedragen voor royement, zulks in relatie tot de hiervoor bedoelde hypotheekakte van 25 juli 2007, althans op het moment dat kennelijk sprake is van een mogelijke onjuistheid ten aanzien van de rangorde is de notaris niet in staat duidelijkheid te verschaffen en bewijs te leveren van zijn royementswerkzaamheden en de aanwending van de gelden van klager sub 2; Klagers zijn niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.   2a) niet voortvarend heeft gereageerd op de reeds op 7 mei 2018 aan hem kenbaar gemaakte problematiek ten aanzien van de rangorde/royement, ook al wist hij dat sprake was van een spoedeisende kwestie; 2b) tot op heden niet bereid is gebleken om overleg te voeren met de andere notaris, althans zoals klagers dat hebben opgemaakt uit de mededelingen van de andere notaris; 2a en 2b) Dat de notaris niet voortvarend heeft gereageerd (klachtonderdeel 2a) op de op 7 mei 2018 aan hem kenbaar gemaakte problematiek ten aanzien van de rangorde/royement, terwijl hij wist dat dit een spoedeisende kwestie betrof en dat hij klager sub 2 tot op de dag van vandaag in het ongewisse heeft gelaten, volgt de kamer niet. De opstelling van de notaris is te billijken nu hij geconfronteerd werd met een situatie waarbij dezelfde gemachtigde voor beide klagers optreedt terwijl tussen klagers ontegenzeggelijk een tegenstrijdig belang bestaat of kan ontstaan. Op de zitting heeft de notaris toegelicht – hetgeen niet is bestreden door klagers – dat hij hierover een e-mail naar de andere notaris heeft gestuurd maar daar geen reactie op heeft ontvangen en dat kort daarna deze klacht werd ingediend. Klachtonderdelen 2a en 2b zullen daarom ongegrond worden verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/51

    Klager is geen erfgenaam geworden. Dit was wel de intentie van erflater. Er is echter geen geldig testament tot stand gekomen. Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld althans niet zoals een goed notaris betaamt doordat hij: 1)         rond bezoeken/gesprekken op 26 maart, 7 en 8 april 2015 niet duidelijk heeft gemaakt, laat staan schriftelijk vastgelegd dat zolang er geen én door erflater én door de notaris ondertekend testament was, er geen geldig testament was; 2)         in de situatie en het ziektebeeld van erflater en ook het huisbezoek op 7 april 2015 ten onrechte geen aanleiding heeft gezien in de brief van 10 april 2015 op spoed aan te dringen voor wat betreft de ondertekening van het testament en de brief van 10 april 2015 ook niet aangetekend en per e-mail aan erflater heeft verzonden; 3)         in zijn brief van 6 juli 2015 zaken op een rij heeft gezet, maar ook daarin niet duidelijk heeft gemaakt dat er geen geldig testament was en klager ter zake niet gewaarschuwd voor mogelijke consequenties; 4)         ten onrechte zijn aanvankelijke medewerking heeft ingetrokken aan het achterhalen van de erfgenamen; 5)         klager ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt en; 6)         klager ten onrechte na het opstellen van de verklaring van erfrecht niet heeft geïnformeerd over zijn bevindingen;   Op klachtonderdelen 1 en 2 is klager niet ontvankelijk, op de overige ongegrond.