Zoekresultaten 641-650 van de 2789 resultaten

  • 1.      Klacht is ontvankelijk omdat deze tijdig is ingediend. 2.      Klager heeft als erfgenaam van zijn vader naar het oordeel van de kamer een rechtstreeks belang bij het indienen van het klachtonderdeel tegen de oud-notaris. Klager is daarom ontvankelijk in zijn klacht. 3.      Ingevolge artikel 99, eerste lid Wna, zijn slechts notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. Daarom kan het Notariskantoor en de Stichting niet worden aangemerkt als beklaagde. 4.      Naar het oordeel van de kamer had het op de weg van de oud-notaris gelegen om in het aanvullende testament een bepaling op te nemen over de vergoeding waar de executeur recht op zou hebben. Dit nalaten is echter niet van dien aard dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. 5.      De kamer leest de klacht van klager zo dat hij een beroep doet op de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de akte van boedelbeschrijving en zijn daarin verleende kwijting en decharge. In een tuchtrechtprocedure als de onderhavige is naar het oordeel van de kamer geen plaats voor een dergelijke vordering. Dit betekent dat klager niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel zal worden verklaard. 6.      Hetgeen door klager naar voren is gebracht is naar het oordeel van de kamer onvoldoende om aan de dwingende bewijskracht van de akte van boedelbeschrijving afbreuk te doen. 7.      De kamer stelt voorop dat het aan de notaris als executeur is om de gang van zaken te bepalen en de regie te voeren zoals hem goeddunkt, zolang hij niet onzorgvuldig handelt. Dat een andere notaris vragen van klager heeft beantwoord is in dat kader mogelijk.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:2 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/358560 KL RK 19-115

    1.      Volgens klagers heeft de notaris nagelaten de Stichting uit te schrijven als enig aandeelhouder in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Naar het oordeel van de kamer is niet gebleken dat de notaris verantwoordelijk was voor de uitschrijving in het Handelregister. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond verklaard. 2.      Gezien het verweer van de notaris - welk verweer niet dan wel onvoldoende door klagers is bestreden - acht de kamer het begrijpelijk dat de notaris niet meer op de vragen van klagers heeft gereageerd. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:71 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347599 KL RK 19-1

    1.      Klachtonderdeel 1. is te laat ingediend omdat de termijn van drie jaar zoals genoemd in artikel 99 lid 21 Wna reeds is verstreken. Dit betekent dat de klacht in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk zal worden verklaard. 2.      Gezien de inhoud van de akte en de overeenkomst die daaraan ten grondslag ligt, kon de notaris naar het oordeel van de kamer aan klager niet meer berichten dan hij heeft gedaan. Dit betekent dat de notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaard zal worden.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:70 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/348266 KL RK 19-11 C/05/349633 KL RK 19-26

    1.      Ne bis in idem-beginsel. Het verwijt dat klagers de notaris maken is reeds eerder door de kamer behandeld en heeft geresulteerd in de beslissing van 3 december 2018 en de beslissing van het hof van 9 juli 2019. Omdat niet herhaaldelijk over dezelfde gedraging van een notaris kan worden geklaagd wegens strijd met het ne bis in idem-beginsel, zullen klagers in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard. 2.      Naar het oordeel van de kamer is het begrijpelijk dat de notaris - gezien de omstandigheden - niet in overleg wil treden met klager(s). Zijn weigering om in overleg te treden is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:69 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353829 KL RK 19-73

    1.      Door niet dan wel onvolledig op de vragen van klager te antwoorden, heeft de notaris niet in voldoende mate aan zijn zorg- en informatieplicht voldaan. 2.      Ne bis in idem-beginsel. Naar vaste jurisprudentie van het hof geldt in het tuchtrecht de regel dat na behandeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet nog eens kan worden behandeld. Het onderhavige klachtonderdeel ziet naar het oordeel van de kamer op hetzelfde feitencomplex dat aan de klacht in de beslissing van 30 juli 2019 ten grondslag werd gelegd. De notaris diende er naar het oordeel van de kamer derhalve geen rekening mee te houden dat na een beoordeling van zijn handelen dan wel nalaten rondom de advisering en opstaren van de executie van de woning, dit nog tuchtrechtelijk aan de orde zouden kunnen komen. 3.      Een medewerkster van de notaris heeft een van de betrokken partijen onjuist en/of onvoldoende geïnformeerd. Nu de notaris verantwoordelijk is voor de organisatie van zijn kantoor en de inzet van zijn medewerkster, kan hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.      

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:1 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/355975 KL RK 19-93

      1.      De notaris heeft onbetwist verklaard dat hij met het opstellen en verlenen van de hypotheekakte geen enkele bemoeienis heeft gehad. Deze akte is opgesteld door en verleden voor de waarnemer van de notaris. De kamer is van oordeel dat een waarnemend notaris in beginsel niet handelt onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Nu de notaris zelf geen bemoeienis gehad heeft met het opstellen en passeren van de hypotheekakte, kan hem naar het oordeel van de kamer in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.   2.      Klagers verwijten de notaris verder dat hij te laat zijn aansprakelijkheidsverzekering heeft ingeschakeld en vervolgens te laat de door de aansprakelijkheidsverzekering gevraagde stukken ter beschikking heeft gesteld. Naar het oordeel van de kamer was er niet sprake van een zo late actie van de notaris dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:68 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/346927 KL RK 18-183 C/05/352053 KL RK 19-50

    1.      De klacht is tijdig ingediend en daarom ontvankelijk. 2.      De kamer is van oordeel dat een waarnemend kandidaat-notaris in beginsel niet handelt onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Nu onweersproken is dat de kandidaat-notaris het dossier geheel zelfstandig en niet onder verantwoordelijkheid van de notaris heeft behandeld kan de notaris naar het oordeel van de kamer in dit geval niet - ook niet als werkgever - een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht tegen de notaris zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard. 3.      Uitgangspunt is dat klachten tegen medewerkers van de notaris worden geacht te zijn gericht tegen de notaris, die voor de medewerker verantwoordelijk is. Indien de handelwijze van een medewerker is toe te rekenen aan een bepaald dossier, dat onder de verantwoordelijkheid van een specifieke (kandidaat-)notaris valt, dan dient de klacht te worden beschouwd als te zijn gericht tegen die betrokken (kandidaat-)notaris (uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 november 2010, ECLI:NL:GHAMS: 2010: B06928). 4.      ABC-transactie. De kandidaat-notaris had naar het oordeel van de kamer extra alertheid dienen te zijn. Van hem mag verwacht worden dat hij het geheel van de ABC-transactie in ogenschouw neemt.    

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:66 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/350007 KL RK 19-28

    De klachten van klaagster hebben betrekking op de totstandkoming en de inhoud van het testament van moeder, de behandeling van de nalatenschap van moeder en de bejegening door de notaris. De kamer heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:67 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/358096 KL RK 19-112

    Klager heeft de notaris opdracht gegeven om de aangifte erfbelasting inzake de nalatenschap van moeder te verzorgen. Klager verwijt de notaris, kort samengevat, dat het kantoor van de notaris noch in communicatie, noch op het proces en zeker niet op inhoud staat voor de door haar uitgedragen professionaliteit.   De kamer is van oordeel dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld bij de verwerking van de vorderingen die klager en de broer op moeder hadden vanuit de nalatenschap van vader. Ook kan de notaris een verwijt worden gemaakt wat betreft de communicatie naar klager nadat er een fout in de opgelegde aanslag was geconstateerd

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:23 Kamer voor het notariaat Amsterdam 665626 /NT 19-23

    De kamer stelt voorop dat artikel 4:3 lid 1, aanhef en onder a. (en b.) BW naar zijn duidelijke tekst voor onwaardigheid om te erven eist dat sprake moet zijn van een onherroepelijke (strafrechtelijke) veroordeling. Vast staat tevens, en stond ook op 5 september 2017 toen de onderhavige verklaring van erfrecht werd afgegeven, dat klager niet strafrechtelijk is veroordeeld, maar ontslagen is van alle rechtsvervolging. Op grond van de wetstekst is dus geen sprake van onwaardigheid. Daar komt bij, dat de jurisprudentie waarop klager zich beroept een bestendiging is van de reeds onder het oude recht ingezette lijn sinds het arrest van het Hof Amsterdam van 13 mei 1976, NJ 1977, 213, waarvan in ieder geval bij de invoering van het huidige erfrecht in 2003 kennelijk geen afwijking werd beoogd en waarbij nadien ook geen sprake is van eenduidige jurisprudentie waarin het vereiste van onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling opzij is gezet. De notaris mocht er dus niet van uitgaan, dat sprake was van onwaardigheid, laat staan dit in een akte op te nemen waar derden op af plegen te gaan. Een van de kernwaarden van het notariaat is immers het dienen van de rechtszekerheid.   N.B. 5.7 en 5.10 van deze beslissing is bij herstelbeslissing (665626/NT 19-23) van 31 december 2019 gewijzigd ten aanzien van de kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.