ECLI:NL:TNORARL:2019:70 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/348266 KL RK 19-11 C/05/349633 KL RK 19-26

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:70
Datum uitspraak: 30-10-2019
Datum publicatie: 31-01-2020
Zaaknummer(s):
  • C/05/348266 KL RK 19-11
  • C/05/349633 KL RK 19-26
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: 1.      Ne bis in idem-beginsel. Het verwijt dat klagers de notaris maken is reeds eerder door de kamer behandeld en heeft geresulteerd in de beslissing van 3 december 2018 en de beslissing van het hof van 9 juli 2019. Omdat niet herhaaldelijk over dezelfde gedraging van een notaris kan worden geklaagd wegens strijd met het ne bis in idem-beginsel, zullen klagers in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard. 2.      Naar het oordeel van de kamer is het begrijpelijk dat de notaris - gezien de omstandigheden - niet in overleg wil treden met klager(s). Zijn weigering om in overleg te treden is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/348266 KL RK 19-11    en    C/05/349633 KL RK 19-26

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van:

[naam klaagster],

wonende te [woonplaats klaagster],

klaagster,

gemachtigde: [naam gemachtigde],

en

[naam klager],

wonende te [woonplaats klager],

klager,

tegen

[naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster, klager en de notaris genoemd.

Klaagster en klager worden hierna tezamen genoemd: klagers.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht van klaagster, met bijlagen, van 17 december 2018;

-          de klacht van klager van 24 december 2018;

-          het vonnis van de rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, van 29 mei 2019;

-          de beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 9 juli 2019;

-          het verweer van de notaris, met bijlage, van 30 juli 2019.

1.2       De klachtzaak is ter zitting van 9 oktober 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klager en diens echtgenote enerzijds en de notaris anderzijds. Klager heeft mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota het woord gevoerd.

2.         De feiten

2.1       Op 31 januari 2014 is mevrouw [achternaam] (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Erflaatster had bij testament over haar nalatenschap beschikt en daarbij onder andere klaagster tot erfgenaam benoemd.

2.2       Klager is de schoonzoon van klaagster en is door haar gevolmachtigd om deze procedure te voeren.

2.3       De notaris is in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster tot afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Op 3 april 2017 heeft de notaris een rekening en verantwoording aan de erfgenamen gestuurd. Klaagster en de overige erfgenamen hebben de rekening en verantwoording voor akkoord getekend, waarna de notaris de erfdelen aan de erfgenamen heeft betaald.

2.4       In oktober 2017 heeft klager namens klaagster een klacht ingediend tegen de notaris bij de kamer. Een van de klachten was dat de notaris geen urenspecificatie van zijn declaratie aan klaagster heeft verstrekt. De kamer heeft bij beslissing van 8 mei 2018 overwogen dat de notaris gelet op de bepaling van artikel 55 Wna gehouden is een specificatie te verstrekken van het bedrag dat hij zijn cliënten in rekening brengt. De klacht is op dit onderdeel gegrond verklaard. Vanwege de bijzondere feiten en omstandigheden die door de notaris zijn aangevoerd en aannemelijk gemaakt, is aan de notaris toen geen maatregel opgelegd.

2.5       Op 16 juni 2018 heeft de notaris een specificatie van zijn werkzaamheden verstrekt. Hierin staat vermeld op welke datum welke activiteit is verricht. Een tijdsaanduiding per activiteit ontbreekt.

2.6       Op 8 juni 2018 heeft klager namens klaagster wederom een klacht bij de kamer ingediend omdat – in het kort - de notaris ondanks de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 klaagster de gevraagde urenspecificatie niet heeft verstrekt. Bij beslissing van 3 december 2018 heeft de kamer de klacht gegrond verklaard omdat de notaris geen uitvoering had gegeven aan de beslissing van de kamer van 8 mei 2018. Aan de notaris is toen de maatregel van berisping opgelegd.

2.7       Klager heeft vervolgens namens klaagster een procedure bij de kantonrechter gestart wegens onverschuldigde betaling. Aan deze vordering was ten grondslag gelegd dat de notaris zijn werkzaamheden niet in tijd heeft gespecificeerd en het er daarom voor gehouden moet worden dat het door klaagster betaalde bedrag voor een deel onverschuldigd aan de notaris is betaald. De vordering is op 29 mei 2019 door de kantonrechter afgewezen.

2.8       Tegens de beslissing van de kamer van 3 december 2018 heeft de notaris hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. De kern van het hoger beroep betrof de gegrondverklaring door de kamer van de klacht ten aanzien van het niet-verstrekken van de gevraagde urenspecificatie. Op dit punt heeft het hof op 9 juli 2019 de bestreden beslissing van de kamer bevestigd en ook de aan de notaris opgelegde maatregel.

3.         De klachten en het verweer

3.1       De beide klachten vallen uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1

De notaris weigert - ondanks de beslissingen van de kamer van 8 mei 2018 en 3 december 2018  - een urenspecificatie te overleggen hoewel de notaris dit op grond van artikel 55 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) verplicht is. Volgens klager zijn hij en de directe familie van klaagster onheus bejegend door het weigerachtige gedrag van de notaris om openheid van zaken te geven en het niet overleggen van een urenspecificatie.

Klachtonderdeel 2

Klager heeft de notaris aangeboden om de zaak te schikken. De notaris wenst hier volgens klager ten onrechte geen gevolg aan te geven.

3.2       Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1        Bij de beoordeling van deze klacht gaat het er om of de notaris in strijd met de normen van het tuchtrecht artikel 93 lid 1 Wna heeft gehandeld of heeft nagelaten

Ontvankelijkheid van klager

4.2.      De kamer ziet aanleiding eerst te beoordelen of klager – nu hij niet alleen namens klaagster maar ook op persoonlijke titel een klacht heeft ingediend – belanghebbende in de zin van artikel 99 lid 1 van de Wna is en ontvankelijk is in zijn klacht.

Ingevolge artikel 99 lid 1 Wna kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroeps- en gedragsregels voor het notariaat.

Klager heeft als gemachtigde van klaagster en als haar schoonzoon bemoeienis gehad met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster en de daarmee samenhangende problematiek rondom de urenspecificatie van de notaris. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kamer de betrokkenheid van klager bij de onderhavige klacht. Dit betekent dat klager ontvankelijk in zijn klacht zal worden verklaard omdat hij een redelijk belang heeft.    

Klachtonderdeel 1

4.3       Volgens klagers weigert de notaris - ondanks de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 en 3 december 2018 - een urenspecificatie te overleggen hoewel hij dit op grond van artikel 55 van de Wna verplicht is.

4.3.1    De notaris stelt dat dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van het ne bis in idem-beginsel, nu de kamer over hetzelfde feitencomplex al eerder uitspraak heeft gedaan.

4.3.2    De kamer overweegt als volgt. Hoewel de Wet op het notarisambt het beginsel van ne bis in idem niet met zoveel woorden kent, moet op grond van vaste jurisprudentie worden aangenomen dat ook in het tuchtrecht die regel geldt. Bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’ is of de notaris over wie geklaagd wordt in redelijkheid heeft kunnen menen dat met de beoordeling van het tuchtrechtelijk aspect in een eerdere zaak, de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen is beëindigd. Dat betekent dat in de gegeven omstandigheden de vraag moet worden beantwoord of de notaris na de eerdergenoemde beslissing van de kamer van 3 december 2018 en de opvolgende beslissing van het hof, ervan mocht uitgaan dat de betreffende gedragingen tuchtrechtelijk waren afgedaan.

Bij beslissing van 3 december 2018 is de klacht van klaagster gegrond verklaard en heeft de kamer overwogen:

“De kamer is van oordeel dat het, gezien de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 en de verzoeken van klager van 1 juni 2018 en 8 juni 2018, op de weg van de notaris had gelegen om zo spoedig mogelijk de specificatie als bedoeld in artikel 55 Wna aan de gemachtigde van klaagster te verstrekken. Door dit na te laten, althans ontwijkend te antwoorden op bedoelde verzoeken van klager om een urenspecificatie en om naleving van de beslissing van de kamer, heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld.” De klacht is toen op alle onderdelen gegrond verklaard.

Naar het oordeel van de kamer behelst het onderhavige klachtonderdeel in essentie het verwijt dat de notaris geen uitvoering heeft gegeven aan de eerdere beslissing van de kamer van 8 mei 2018. Dit verwijt is reeds eerder door de kamer behandeld en heeft geresulteerd in de beslissing van 3 december 2018 en de beslissing van het hof van 9 juli 2019. Omdat niet herhaaldelijk over dezelfde gedraging van een notaris kan worden geklaagd wegens strijd met het ne bis in idem-beginsel, zullen klagers in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat slechts klaagster indertijd een klacht tegen de notaris heeft ingediend en niet klager, maakt dit niet anders.

Klachtonderdeel 2

4.4       Klager heeft de notaris telefonisch benaderd en aan hem voorgesteld om de zaak te schikken. De notaris wenst hier volgens klagers ten onrechte geen gevolg aan te geven.  

4.4.1    De notaris stelt zich op het standpunt dat hij niet wenst te schikken en dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

4.4.2    De kamer overweegt als volgt. Door klager(s) zijn er meerdere procedures tegen de notaris gevoerd. Daarnaast heeft klager contact gezocht met een journalist. Dit heeft geresulteerd in een negatief artikel in verschillende dagbladen waarbij de notaris met naam en toenaam is genoemd. Onder deze omstandigheden is het naar het oordeel van de kamer begrijpelijk dat de notaris niet in overleg wil treden met klager(s) en is de weigering niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Waarbij de kamer tevens de indruk heeft dat het klager(s) niet gaat om een open gesprek met de notaris maar slechts wenst te bewerkstelligen dat de notaris alsnog een (nadere) specificatie van zijn declaratie overlegt. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;

-verklaart klachtonderdeel 1 van beide klachten niet-ontvankelijk;

-verklaart klachtonderdeel 2 van beide klachten ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter,  mr. E.J.  Oostrik en  mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. B.H. Holshof, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.