Zoekresultaten 221-230 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:41 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/402641 KL RK 22-44 C/05/402643 KL RK 22-45

    Klacht betreft het niet passeren van een levenstestament voor de moeder van klager.Klager vindt dat de notarissen moeder groot onrecht hebben aangedaan door, ondanks vele gesprekken met moeder en brieven van artsen, geen medewerking te verlenen aan het passeren van het levenstestament. Het is volgens klager in moeders belang dat haar wil wordt vastgelegd zoals ze deze meerdere malen heeft aangegeven.De kamer overweegt dat de notarissen op zorgvuldige wijze de wilsbekwaamheid van moeder hebben beoordeeld door op meerdere momenten met moeder te spreken om haar wil te verifiëren. Omdat de notarissen naar aanleiding van de gesprekken met moeder niet de volle overtuiging hadden dat het gewijzigde levenstestament de wil van moeder bevatte, dat moeder de inhoud ervan begreep en dat zij haar wil zonder ongewenste beïnvloeding van derden aan de notarissen kenbaar heeft kunnen maken, hebben de notarissen naar het oordeel van de kamer niet onzorgvuldig gehandeld door op dat moment hun medewerking op te schorten en moeder hierover te informeren. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:42 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/401908 KL RK 22-34

    Naar het oordeel van de kamer handelt de notaris onbehoorlijk door niet of veel te laat te reageren naar klager.

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/402369 / KL RK 22-39

    Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht maakt de kamer onderscheid tussen de klachtonderdelen die zien op het handelen van de notaris voorafgaand aan en bij gelegenheid van het gesprek van 3 maart 2017 enerzijds en anderzijds de klachtonderdelen die betrekking hebben op de wijze waarop de oud-notaris zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd.  Omdat klagers aanwezig zijn geweest bij het gesprek van 3 maart 2017 en dus vanaf dat moment met het handelen dan wel nalaten van de notaris bekend zijn geweest, kunnen zij op dit punt niet in hun klacht ontvangen worden. Hetzelfde geldt voor hun klacht tegen de wijze van declareren van de notaris aangezien vaststaat dat de declaratie waar het om gaat ook langer dan drie jaar voorafgaand de indiening van de klacht bij klager bekend is geweest.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/402483 / KL RK 22-42

    De notaris heeft twee appartementen in eigendom, aangekocht voor de kinderen van de notaris. Deze appartementen worden inmiddels langdurig verhuurd aan derden. De notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 17 derde lid Wna. Klacht gegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:38 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/400787 / KL RK 22-26

    Niet althans onvoldoende is gebleken dat de notaris heeft gehandeld in strijd met de bij de notaris passende onafhankelijkheid en onpartijdigheid dan wel dat hij de schijn daarvan heeft gewekt. Klacht op alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/400795/ KL RK 22-27

    De kamer acht het verwijt dat de notaris onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de moeder van klagers ten tijde van het opmaken en passeren van het levenstestament, de volmacht en de levering van haar woning aan de broer van klagers en (kennelijk) ook het testament gegrond. De kamer legt de notaris daarom de maatregel van waarschuwing op. Het behoorde echter niet tot de plicht van de notaris om klagers op de hoogte te stellen van het opmaken en passeren van de akten, omdat klagers daarbij geen partij waren.   

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:39 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/401647 / KL RK 22-33

    Op diverse momenten is het voor klager onduidelijk geweest wiens belangen de notaris behartigde en op welke wijze. Klacht is deels gegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/400423/ KL RK 22-20

    Klaagster was geen partij bij de koopovereenkomst, gesloten tussen haar ouders en de broer van klaagster. De kamer is van oordeel dat klaagster voor zover de klacht is gericht op het verlenen van ministerie door de notaris aan de overdracht van de woning, klaagster geen redelijk belang heeft in de zin van artikel 99 lid 1 Wna en dus niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar klacht. Het informeren van klaagster over de transactie door de notaris doet niets af aan haar onafhankelijkheid, ongeacht de kwalificatie als ‘partijnotaris’. Dat deel van de klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/394588 / KL RK 21-150

    De kamer stelt voorop dat het enkele feit dat de notaris, overeenkomstig de bevoegdheid en de taak die de Kadasterwet hem toedeelt, een standpunt inneemt over de vraag of een bepaalde verjaring genoegzaam is aangetoond, geen grond kan vormen om de onafhankelijkheid van de notaris in twijfel te trekken. Dit deelverwijt, op zich zelf beschouwd, treft dus geen doel. De wijze echter waarop de notaris over de (voorbereiding van de) uitoefening van deze bevoegdheid met partijen, klager in dit geval, is voor de indruk van klager over de onafhankelijke positie van de notaris begrijpelijkerwijs wel weer van belang. Het feit dat de notaris op dit punt steken heeft laten vallen, rechtvaardigt niet de conclusie dat hij zich onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld, maar de notaris had in dit geval, als een zichtbare en controleerbare waarborg van zijn onafhankelijkheid, meer aandacht dienen te besteden aan een zorgvuldig verloop van de communicatie met klager. Klacht gegrond. Bij oplegging maatregel van berisping weegt mee dat de notaris in 2020 en 2021 ook reeds te maken had met gegrond verklaarde klachten wegens tekortkomingen in de communicatie    

  • ECLI:NL:TNORARL:2022:35 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/394662 / KL RK 21-152 C/05/394665 / KL RK 21-153

    Bij beoordeling van de vervaltermijn indien het BFT een klacht indient, moet volgens de vaste rechtspraak de maatstaf  “kennis nemen van het klachtwaardig handelen” van artikel 99 lid 21 Wna zo wordt uitgelegd dat de vervaltermijn van drie jaar eerst gaat lopen wanneer het BFT een onderzoek start. Dit uitgangspunt lijdt volgens bedoelde rechtspraak echter uitzondering wanneer het BFT geruime tijd laat verstrijken tussen ontvangst van serieuze signalen en de start van het onderzoek. BFT wordt wel een redelijke termijn gegund om de signalen die hij ontvangt te verwerken en zo nodig een onderzoek te starten.  Uit het voorgaande volgt dat in de voorliggende zaak tussen de eerste serieuze signalen op 18 januari 2018 of op zijn laatst op 18 mei 2018 enerzijds en anderzijds de start van het onderzoek op 28 mei 2019, een zeer lange termijn is verstreken die naar het oordeel van de kamer niet meer redelijk genoemd kan worden. De notaris moet er na verloop van tijd immers in principe van uit kunnen gaan dat een betrokkene geen reden ziet om een klacht tegen de notaris in te dienen. In dat licht bezien had van het BFT meer voortvarendheid mogen worden verwacht.  Dit brengt naar het oordeel van de kamer mee dat in dit geval voor het bepalen van de aanvang van de vervaltermijn van drie jaar in deze zaak niet kan worden uitgegaan van de start van het onderzoek van het BFT en teruggegrepen moet worden op de hoofdregel van artikel 99 lid 21 Wna, hetgeen in dit geval tot de conclusie leidt dat de klacht te laat is ingediend en dat het BFT niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht.