ECLI:NL:TNORARL:2022:37 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/402369 / KL RK 22-39

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:37
Datum uitspraak: 23-09-2022
Datum publicatie: 21-10-2022
Zaaknummer(s): C/05/402369 / KL RK 22-39
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht maakt de kamer onderscheid tussen de klachtonderdelen die zien op het handelen van de notaris voorafgaand aan en bij gelegenheid van het gesprek van 3 maart 2017 enerzijds en anderzijds de klachtonderdelen die betrekking hebben op de wijze waarop de oud-notaris zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd.  Omdat klagers aanwezig zijn geweest bij het gesprek van 3 maart 2017 en dus vanaf dat moment met het handelen dan wel nalaten van de notaris bekend zijn geweest, kunnen zij op dit punt niet in hun klacht ontvangen worden. Hetzelfde geldt voor hun klacht tegen de wijze van declareren van de notaris aangezien vaststaat dat de declaratie waar het om gaat ook langer dan drie jaar voorafgaand de indiening van de klacht bij klager bekend is geweest.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk:     C/05/402369 / KL RK 22-39

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1) [K.],
wonende te […],
2) [Kk.],
wonende te […],

tegen

[N.],
oud-notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klagers dan wel klager of klaagster en de oud-notaris genoemd.


1. Het verloop van de procedure


1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
-    de klacht, met bijlagen, van 5 april 2022
-    het verweer van de oud-notaris van 31 mei 2022
-    de e-mail van de oud-notaris van 8 juni 2022
-    de e-mail van klager van 13 juni 2022

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 24 juni 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers enerzijds en de oud-notaris anderzijds.


2. De feiten

2.1 Op 6 januari 2017 is moeder van klagers (hierna erflaatster) overleden. Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt en klager  tot enig erfgenaam benoemd. 

2.2 Op 3 maart 2017 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden op kantoor van de notaris, waarbij naast klager en klaagster (de legitimair tot de nalatenschap gerechtigde jongste zus van klager)  en de kinderen van de vooroverleden broer en zus van klagers aanwezig waren.  

2.3 Op 23 januari 2018 heeft klager een declaratie van de notaris ontvangen voor een bedrag van € 1530,65.

2.4 Op 25 januari 2018 heeft klager de notaris verzocht om een specificatie van zijn declaratie. Op 4 februari 2018 heeft klager dit verzoek herhaald.

2.5 Op 30 december 2018 heeft de notaris klager per e-mail een toelichting op de declaratie toegezonden.

2.6 Op 14 januari 2019 heeft klager op de toelichting van 30 december 2018 gereageerd.

2.7 Op 23 januari 2019 heeft de notaris op de e-mail van klager van 14 januari 2018 gereageerd.

2.8 Bij brief van 8 maart 2019 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van klager de notaris aangeschreven.

2.9 Daarop heeft de notaris gereageerd bij e-mails van 2 april 2019, 30 april 2019 en 
31 mei 2019.


3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de oud-notaris :
- dat hij zonder opdracht en zonder medeweten van klagers voor
anderen heeft gewerkt en de kosten daarvan bij klager in rekening brengt;
- dat hij zonder overleg of verantwoording vertrouwelijke
informatie heeft verstrekt aan derden;
- dat hij zich meer bekommert om de belangen van de (de kinderen van de) zwager van klagers;
- dat hij originele bewijsstukken van klager heeft afgenomen en aan de
tegenpartij heeft overhandigd;
- dat hij het gehele testament van erflaatster aan (de familie van) de zwager heeft overhandigd en zich niet heeft beperkt tot de voor hen relevante passages en daarmee vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan derden.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.


4. De beoordeling

4.1 Norm
4.1.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.1.2 Daarbij is in dit geval van belang dat artikel 99 lid 21 Wna onder meer bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. 

4.1.3 Op het uitgangspunt van artikel 99 lid 21 Wna geldt een uitzondering indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2 Toetsing
Ontvankelijkheid
4.2.1 De oud-notaris heeft zich in reactie op de oproep voor de hierboven genoemde zitting en ter zitting op het standpunt gesteld dat de klacht van klager niet-ontvankelijk is, omdat deze te laat is ingediend. 
Klager heeft zich hiertegen verweerd en stelt zich op het standpunt dat hij nog tot de eerste helft van 2019 met de oud-notaris over de zaak heeft gecorrespondeerd en dat de klacht daarom moet worden aangemerkt als tijdig ingediend.

4.2.2 Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht maakt de kamer onderscheid tussen de klachtonderdelen die zien op het handelen van de notaris voorafgaand en bij gelegenheid van het gesprek van 3 maart 2017 enerzijds en anderzijds de klachtonderdelen die betrekking hebben op de wijze waarop de oud-notaris zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd. 

4.2.3 Voor zover de klacht ziet op het handelen van de notaris voorafgaand aan en bij gelegenheid van het gesprek van 3 maart 2017, overweegt de kamer dat klagers bij dit gesprek aanwezig zijn geweest en dus op dat moment ook kennis hebben genomen van het handelen van de notaris waartegen de klacht zich richt. Dit is van belang voor de aanvang van de termijn van drie jaar zoals omschreven in artikel 99 lid 21 Wna. In dit geval liep deze termijn dus van 3 maart 2017 tot en met 3 maart 2020. Dat betekent dat de klachtonderdelen die hier aan de orde zijn met het indienen van de klacht op 5 april 2022 ruimschoots buiten de termijn zijn ingediend en dat klagers op dit punt niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

4.2.4 Evenmin kunnen klagers worden ontvangen in hun klacht voor zover die ziet op de wijze waarop de oud-notaris zijn werkzaamheden heeft gedeclareerd. Dit is bij klagers bekend geweest vanaf het moment waarop klager de declaratie heeft ontvangen of in ieder geval vanaf het moment waarop de oud-notaris de door klager gevraagde toelichting op de declaratie heeft gegeven. Dit betekent dat de drie jaarstermijn van artikel 99 lid 21 Wna voor wat betreft dit klachtonderdeel aanvangt op 23 januari 2018 dan wel 30 december 2018 en  dat ook dit onderdeel van de klacht, met het indienen van de klacht op 5 april 2022 buiten de driejaarstermijn is ingediend.
 
4.2.5. Het feit dat klager in de periode van januari 2019 tot en met april 2019 - deels met tussenkomst van een rechtsbijstandverlener - met de notaris heeft gecorrespondeerd over de kwestie brengt in het voorgaande geen verandering. Immers het moment waarop klagers kennis hebben genomen van het handelen van de notaris waartegen de klacht zich richt, is door bedoelde correspondentie niet veranderd. 

4.2.6 Tenslotte overweegt de kamer dat voor alle klachtonderdelen geldt dat daarin geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de toepassing van de uitzonderingstermijn van een jaar, terwijl ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken om te oordelen dat de termijnoverschrijding in deze zaak verschoonbaar zou zijn.

4.2.7 Dit betekent dat de kamer niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

4.3 Dit leidt tot de volgende beslissing.


5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-    verklaart klagers niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. L.T. de Jonge, mr. M.R.H. Goossens, mr. C.G. Zijerveld en mr. A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van 
mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 
23 september 2022.


De secretaris                                           De voorzitter
        

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.