Zoekresultaten 12061-12070 van de 40506 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:264 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-173

    Verweerder wordt als advocaat en als bestuurder van de stichting derdengelden verweten een bedrag van bijna € 100.000,-, dat door het OM op de rekening van de stichting derdengelden van het kantoor van verweerder is gestort, te hebben doorbetaald aan de broer van klager in plaats van aan klager aan wie dat geld als rechthebbende toekwam. Verweerder heeft naar oordeel van de raad de grenzen van de hem toekomende vrijheid jegens klager, die niet als cliënt maar als derde betrokken is geweest bij de strafzaak van zijn  broer en het in dat kader inbeslaggenomen geld van klager, heeft overschreden. Er bestond discrepantie tussen de overweging in het arrest van het gerechtshof van 19 maart 2013, waarin werd gelast het onder de broer inbeslaggenomen geld aan klager door te betalen, en de brief van het OM van 24 april 2014 waarin aan verweerder opdracht werd gegeven het geld aan de broer door te betalen. Die discrepantie was verweerder bekend, althans hij behoorde daarvan op de hoogte te zijn. Op die grond had verweerder naar het oordeel van de raad ofwel de ontvangst van de gelden jegens het OM moeten weigeren ofwel na acceptatie van die betaling die gelden onder de stichting derdengelden van zijn kantoor moeten laten rusten, om zich daarna ervan te vergewissen of het geld aan de broer of aan klager moest worden doorbetaald. Verweerder heeft de betaling echter niet geweigerd. Dat verweerder het bedoelde onderzoek heeft gedaan en, zoals door hem ter zitting gesteld, in dat kader ook afspraken met de broer en klager heeft gemaakt over de doorbetaling van het geld aan de broer van klager, kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door klager en bij gebreke van een schriftelijk stuk waarmee dat standpunt van verweerder wordt onderbouwd, niet vaststellen. Daarom moet er vanuit worden gegaan dat dat onderzoek achterwege is gebleven. Door na ontvangst van het geld dat aan de broer over te maken, heeft verweerder in de hiervoor geschetste omstandigheden niet zorgvuldig jegens klager gehandeld en daardoor de belangen van klager onnodig en ook onevenredig geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend. Verweerder heeft aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld, zodat de raad de klacht gegrond zal verklaren. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 198/2018

    Verwijten aan oogarts over bejegening en onvoldoende nazorg. Klacht kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:258 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-078

    Klacht tegen optreden deken ongegrond. Uit het klachtdossier blijkt van vele en ernstige bezwaren van leden van de rechterlijke macht tegen het optreden van klager tijdens en buiten de zitting. Uit het klachtdossier blijkt ook van de vele inspanningen die de deken zich heeft getroost om daarover in gesprek met klager te komen en om hem voor te houden dat het belangrijk is een werkbare verstandhouding met de rechterlijke macht te behouden. Het behoort tot de taak van de deken om te trachten klachten in der minne te schikken en om toezicht uit te oefenen onder meer ter voorkoming van nieuwe klachten. Hoewel het gedrag van klager in de onderhavige tuchtzaak niet ter beoordeling van de raad staat, kan wel worden geconcludeerd dat klager door zich te storen aan een door verweerder gebezigde uitdrukking als “aanvliegen” en zich te storen aan een verschrijving voor wat betreft een datum en foutieve kwalificatie van een bijeenkomst, er blijk van geeft weinig oog te hebben voor de hierboven omschreven taken van de deken. Uitzonderingen daargelaten, die zijn gesteld noch gebleken, bestond er voor verweerder geen verplichting om de informatie die hij in zijn hoedanigheid van deken heeft verkregen ten behoeve van het door hem uit te oefenen toezicht met klager te delen. Dit is ter beoordeling van de deken. Verweerder heeft geprobeerd om klager uit te leggen dat hij in zijn contacten met de president van het gerechtshof een toon heeft aangeslagen die een advocaat niet past. Verweerder heeft klager tevens willen wijzen op de onnodigheid hiervan. De door verweerder  gebruikte woorden getuigen, in deze context, geenszins van een verkeerde opvatting over het vak, nog daargelaten dat opvattingen of gedachten zich in een domein bevinden dat buiten het bereik ligt van het tuchtrecht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:6 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-091

    Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingskwestie ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster de communicatie tussen klaagster en haar ex-man heeft verboden of op andere wijze de belangen van klaagster onevenredig heeft geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:21 Raad van Discipline Amsterdam 18-569/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 225/2018

    Klacht tegen huisarts. Klager verwijt verweerder ten eerste het missen van de diagnose prostaatkanker. Verweerder heeft adequaat gehandeld door eerst bloed- en daarna beeldvormend onderzoek te laten verrichten en daarna klager op verzoek van de radioloog te verwijzen. Dat verweerder voorts heeft gelachen toen klager aangaf dat de chemotherapie hem ziek maakte heeft het college niet kunnen vaststellen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:259 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-079

    Curator verwijt verweerder die de belangen van de bestuurders van de failliete stichtingen behartigt mededelingen in strijd met de waarheid te hebben gedaan en/of een onjuiste indruk gewekt te hebben of laten bestaan over de vraag of de kosten van verweerder door een aansprakelijksverzekering van de bestuurders werden gedekt. Klachten zijn niet komen vast te staan en daarom ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:7 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-982

    Dekenverzoeken ex artikel 60ab (primair), 60b (subsidiair) en 60c (meer subsidiair) Advocatenwet. Verzoek tot schorsing van verweerder en/of benoeming van een rapporteur tot het doen van onderzoek naar de praktijk van verweerder. Volgens de deken is sprake van (een vermoeden van) ernstige misstanden. De deken heeft dit gebaseerd op een door hem ontvangen signaal waarover hij niet heeft kunnen of willen uitweiden. De raad (en verweerder) weet niet goed waarop de vermoede misstanden concreet berusten en de raad is niet in staat (gesteld) de zwaarte van deze informatie te beoordelen en af te wegen tegen de belangen van verweerder. Op grond van hetgeen de deken wel heeft toegelicht heeft de raad niet kunnen vaststellen dat sprake is van een zodanig ernstig handelen of nalaten van verweerder dat dit een schorsing, of een voorlopige voorziening in de zin van artikel 60ab of 60b Advocatenwet, rechtvaardigt. De raad wijst de verzoeken ex artikel 60ab en 60b Advocatenwet af en verwijst het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet naar de voorzitter van de raad (zie voor die voorzittersbeslissing: 18-1028).

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1028

    Voorzittersbeslissing. Benoeming rapporteur conform verzoek deken ex artikel 60c Advocatenwet.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:260 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-073

    Verweerder is op veel punten op ernstige wijze tekortgeschoten in zijn zorg jegens klaagster in haar huurkwestie in hoger beroep en heeft daarin niet zijn verantwoordelijkheid genomen. Kernwaarden deskundigheid en integriteit geschonden. Verweerder heeft in de  huurkwestie niet tijdig van grieven gediend, was onbekend met het geldende procesreglement, en heeft klaagster hierover niet ingelicht. Daarna heeft verweerder zich kort voor het door hem als noodgreep verzochte  pleidooi aan de zaak van klaagster onttrokken, waardoor klaagster ernstig is gedupeerd. In de andere door klaagster aan hem opgedragen kwesties heeft verweerder zich ook ondeskundig getoond. De raad is gebleken dat verweerder onvoldoende inzicht lijkt te hebben in het belang van schriftelijke vastlegging van relevante afspraken met zijn cliënten en het secuur bijhouden van de door hem verrichte werkzaamheden en tijdsbesteding. De raad legt aan verweerder de maatregel op van een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor vier weken, en geeft daarbij een serieuze waarschuwing af dat hij in de proeftijd van twee jaar moet laten zien dat hij zijn praktijk weer onder controle heeft en handelt zoals een behoorlijk advocaat betaamt.