Zoekresultaten 18611-18620 van de 45150 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 090A en 096A/2016
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 16-05-2018
- ECLI:NL:TGZRZWO:2018:101
Klacht Inspectie tegen gz-psycholoog/psychotherapeut. Grenzeloze en potentieel gevaarlijke wijze van contact via WhatsApp met ernstig getraumatiseerde patiënte. WhatsApp-berichten hoeven niet integraal in het dossier te worden opgenomen. Ontzegging van het recht om in beide hoedanigheden op solistische wijze patiënten te behandelen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:131 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.341
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:131
Klacht tegen gz-psycholoog die een Pro Justitia rapportage heeft uitgebracht. De klacht betreft de zorgvuldigheid van de rapportage. Aan klager is een TBS-maatregel opgelegd. Klager wenste niet mee te werken aan het onderzoek. Verweerder heeft in de rapportage daarover genoteerd dat er vanwege deze weigering geen psychodiagnostische conclusies mede vanuit forensische optiek geconcipieerd konden worden. De gz-psycholoog heeft genoteerd dat hij de rapportage met de persoon die belast is met de behandelrapportage, mede door afwezigheid van het Hoofd Behandeling van de TBS-kliniek, heeft doorgesproken en dat uit dit overleg kon worden opgemaakt dat er in grote lijnen overeenstemming was. Klager verwijt de gz-psycholoog dat hij: a) in zijn rapport onvoldoende duidelijk heeft aangegeven welke stukken hij tot zijn beschikking heeft gehad en heeft geraadpleegd; b) blijkens de inhoud van zijn rapport klager gevraagd heeft naar vertrouwelijke informatie tussen klager en zijn advocaat; c) zijn bevindingen rondom klager uitsluitend overlegd heeft met de persoon verantwoordelijk was voor de behandelrapportage en niet met het Hoofd Behandeling van klager, hetgeen in de situatie dat klager niet wenste mee te werken aan het onderzoek onvoldoende was ter controle en beoordeling van zijn bevindingen; d) zonder dat klager aan psychologisch (test-)onderzoek heeft meegewerkt, uitsluitend op basis van dossierinformatie, tot een risicotaxatie van een hoog recidiverisico op (seksueel) gewelddadig gedrag en tot een advies tot continuering van de dwangverpleging voor de duur van twee jaren is gekomen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond (a), zonder oplegging van maatregel. Het beroep van klager beperkt zich tot de klachtonderdelen c. en d. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager en gelast de publicatie van de uitspraak .
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.406
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:125
Patiënte heeft de huisarts vanaf 2012 veelvuldig bezocht met psychische klachten en maagklachten. In mei 2016 is bij patiënte de diagnose gemetastaseerd ovarium carcinoom gesteld. Op 9 juni 2016 is patiënte overleden. Klaagster verwijt de huisarts, voor zover in beroep van belang, dat hij een te afwachtende houding heeft aangenomen, een verkeerde of te late diagnose heeft gesteld en dat hij patiënte onvoldoende snel heeft doorverwezen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts niet nalatig is geweest in de zorg die hij aan patiënte behoorde te verlenen. Het beroep wordt verworpen.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2018:69 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-871/DB/ZWB
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 14-05-2018
- ECLI:NL:TADRSHE:2018:69
Verweerster heeft de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden door de geheimhoudingsclausule uit de mediationovereenkomst waaraan haar cliënte jegens klager was gebonden te schenden. Gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:138 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.467
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:138
Klacht tegen huisarts. Klager is zeven jaar lang patiënt geweest in de praktijk van verweerder (huisarts). Op enig moment heeft een arts van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verweerder benaderd met (medisch specialistische) vragen over klager in verband met zijn aanvraag bij het CIZ om huishoudelijke hulp. Verweerder heeft bij brief de vragen van het CIZ beantwoord en het CIZ geadviseerd de aanvraag van klager af te wijzen. Klager verwijt verweerder dat hij: 1) destijds onjuiste en grievende uitlatingen over klager heeft gedaan richting derden in reactie op een verzoek om informatie van en instantie inzake een aanvraag van klager om huishoudelijke ondersteuning. Door deze valse beschuldigingen en smadelijke uitlatingen is klager aangetast is zijn persoonlijke levenssfeer en integriteit. Door de conclusies van verweerder in zijn brief aan het CIZ zijn voorzieningen en faciliteiten op grond van sociale- en zekerheidswetgeving voor klager gefrustreerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van klager hier nog aan toegevoegd dat verweerder destijds bovendien had moeten weten dat zijn conclusie omtrent klager onjuist waren, nu drs. G. en prof. H. in hun rapportages heel anders over de gezondheidstoestand van klager verklaarden. Klager meent bovendien dat hem ten onrechte niet de kans is geboden zijn blokkeringsrecht uit te oefenen; en 2) hij opzettelijk door hem geschreven (smadelijke) documenten uit het medisch dossier van klager heeft verwijderd. Ter zitting heeft de gemachtigde van klager toegelicht dat klager met zijn verwijt doelt op de brieven die verweerder destijds aan het CIZ heeft geschreven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel 1 (deels) gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel en klachtonderdeel 2 ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:119 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.217
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:119
De man die de dochter van klaagster heeft erkend, heeft bij de bedrijven, waarvan de zoon van de huisarts eigenaar is, een DNA-vaderschapstest gekocht en laten uitvoeren. De huisarts is als medisch adviseur aan die bedrijven verbonden. Klaagster verwijt de huisarts dat hij in het kader van de DNA-vaderschapstest op alle fronten in gebreke is gebleven. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het handelen van de huisarts niet kan worden getoetst aan de in artikel 47 lid 1 WET BIG vastgelegde tuchtnormen. Tussen de huisarts en klaagster was geen sprake van een directe zorgrelatie en het handelen van de arts heeft niet het belang van een goede uitoefening de individuele gezondheidszorg geraakt. De beslissing, waarvan beroep, wordt vernietigd en klaagster wordt alsnog in haar klacht niet-ontvankelijk verklaard.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2018:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17211a
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 16-05-2018
- ECLI:NL:TGZREIN:2018:53
Verwijt aan huisarts (justitieel geneeskundige) dat hij klager voor zijn slaapproblemen wegens een vergrote huig niet heeft doorverwezen naar een KNO-arts. Bij verdenking op OSAS kan verwezen worden naar een longarts of een KNO arts. Gezien de bij klager aanwezige astma heeft verweerder de voorkeur gegeven aan de longarts. Verweerder heeft zorgvuldig en adequaat gehandeld en klager naar de juiste specialist verwezen. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:132 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.366
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:132
Klaagster is langdurig arbeidsongeschikt geraakt en heeft in dat kader verweerder, bedrijfsarts, op het arbeidsomstandighedenspreekuur bezocht, waarna verschillende spreekuren hebben plaatsgevonden met verweerder en twee collega’s van verweerder in het kader van verzuimbegeleiding. Na een mislukte re-integratiepoging is klaagster volledig ziek gemeld en volledig arbeidsongeschikt verklaard. Klaagster heeft 15 klachtonderdelen geformuleerd en verwijt verweerder samengevat dat hij 1) niet zorgvuldig heeft gehandeld jegens klaagster, 2) niet zorgvuldig is omgegaan met het beroepsgeheim, 3) in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg, en 4) niet onafhankelijk heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Klaagster heeft beroep ingesteld tegen die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.420
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:126
Klacht van TBS-kliniek tegen gz-psycholoog. Gz-psycholoog werkzaam in TBS-kliniek is zes maanden na de formele beëindiging van de behandelrelatie een (persoonlijke en nadien seksuele) niet-professionele relatie aangegaan met een ex-patiënt. De tbs-kliniek verwijt de gz-psycholoog dat zij 1) tijdens de behandelrelatie met een (ex-) patiënt de grenzen heeft doen vervagen tussen professioneel en niet-professioneel handelen en 2) na het beëindigen van de behandelrelatie geen melding heeft gedaan van haar contacten met de (ex-)patiënt en aan deze contacten een vervolg heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster in het eerste klachtonderdeel niet ontvankelijk verklaard omdat de gz-psycholoog toen nog geen BIG-registratie had en heeft het tweede klachtonderdeel gegrond verklaard en de gz-psycholoog daarvoor berispt. De gz-psycholoog is in beroep gekomen van het tweede klachtonderdeel. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zorgvuldigheidseisen geformuleerd voor het aangaan van een niet-professionele relatie na beëindiging van de professionele relatie. Voorts is geoordeeld dat de gz-psycholoog niet aan deze vereisten heeft voldaan en dus onzorgvuldig heeft gehandeld. Gelet op de ernst van dit verwijt en met inachtneming van diverse omstandigheden is aan de gz-psycholoog de lichtere maatregel van waarschuwing opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:139 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.471
- Datum publicatie: 16-05-2018
- Datum uitspraak: 15-05-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:139
Klager heeft de Amerikaanse nationaliteit en verbleef in Nederland waar hij in zijn hotelkamer is gezien door de arts, huisarts, in verband met pijnklachten aan zijn linkerbeen. De arts heeft klager Prednisolon, Oxycodon en een maagbeschermer voorgeschreven. Klager verwijt de arts dat hij 1) klager tijdens het consult onvoldoende (lichamelijk) heeft onderzocht, 2) Prednisolon heeft voorgeschreven, klager niet heeft gewaarschuwd voor de bijwerkingen en risico’s van deze medicatie en geen afbouwschema heeft gehanteerd met betrekking tot deze medicatie, 3) onvoldoende aantekeningen van het consult heeft gemaakt, en 4) onvoldoende nazorg heeft verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond verklaard en aan de arts te dier zake de maatregel van berisping opgelegd. De arts heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarna klager incidenteel beroep heeft ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verklaart één van de klachtonderdelen alsnog ongegrond en vernietigd de uitspraak in eerste aanleg in zoverre. Voor het overige wordt het principaal beroep verworpen, met instandhouding van de maatregel van berisping. Het incidenteel beroep wordt eveneens verworpen.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1861
- Pagina: 1862
- Pagina: 1863
- ...
- Pagina: 4515
- Volgende pagina zoekresultaten