Zoekresultaten 15261-15270 van de 44698 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:143 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.282

    Klacht tegen huisarts. Klager heeft zich een aantal malen bij verweerder gemeld met buikklachten en verwijt verweerder dat hij naar aanleiding van die klachten geen echo heeft laten verrichten. Voorts verwijt klager verweerder dat deze hem gedurende langere tijd famotidine heeft voorgeschreven waardoor klager stelt een ernstig kaliumgebrek te hebben opgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beide klachtonderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel gegrond en legt aan verweerder ter zake de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-093b

    Klacht tegen een arts deels niet-ontvankelijk, voor het overige ongegrond. Klager, die klaagt namens zijn overleden moeder is ontvankelijk in de klacht nu er geen gerede twijfel bestaat of klager met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënte vertegenwoordigt. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de arts bij het onderzoek van de patiënte en het in overleg met zijn supervisor bepaalde beleid bij het beroepsmatig handelen niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Het college ziet niet voldoende aanleiding de arts ter zake de communicatie een tuchtrechtelijk verwijt te maken, omdat kennelijk wel de mogelijkheid van beademing ter sprake is gekomen en er, ook bij een opname op de IC of MC, daadwerkelijk geen andere behandelingsmogelijkheden waren waarvan enig positief effect kon worden verwacht. Het derde klachtonderdeel is gericht tegen de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Nu in het tuchtrecht alleen de persoonlijk verwijtbaarheid van de aangeklaagde zorgverlener aan de orde is, kan klager niet in dit klachtonderdeel worden ontvangen. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.220

    Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts dat zij hem ten onrechte detentiegeschikt heeft verklaard zonder hem persoonlijk te hebben onderzocht. Klager, die diabetes heeft, is onder meer van mening dat hem niet de benodigde zorg kan worden geleverd, dat hij niet het juiste dieet krijgt waardoor hij is afgevallen, dat er niet adequaat wordt ingegrepen als hij een hypo heeft en dat er geen controles plaatsvinden. Verder voert klager aan dat hij aan zijn hart is geopereerd en dat ook op dat punt de controle van de medische dienst onvoldoende is. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-093C

    Klacht tegen een klinisch geriater deels niet-ontvankelijk, voor het overige ongegrond. Klager, die klaagt namens zijn overleden moeder is ontvankelijk in de klacht nu er geen gerede twijfel bestaat of klager met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënte vertegenwoordigt. De keuze voor het door de klinisch geriater in overleg met de arts ingezette beleid is naar het oordeel van het college verdedigbaar. Ook over het overige handelen van de klinisch geriater kan niet gezegd worden dat zij bij het beroepsmatig handelen niet binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Ter zake de communicatie valt de klinisch geriater geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het derde klachtonderdeel is gericht tegen de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Nu in het tuchtrecht alleen de persoonlijk verwijtbaarheid van de aangeklaagde zorgverlener aan de orde is, kan klager niet in dit klachtonderdeel worden ontvangen. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:159 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.277

    Klacht tegen huisarts. Klager verblijft in detentie in een instelling waar de huisarts als justitieel geneeskundige werkzaam is. Klager verwijt de huisarts dat hij klager niet serieus heeft genomen en hem niet de zorg heeft verleend die hij aan hem had behoren te verlenen. Daartoe voert klager onder meer aan dat de diabeteszorg niet naar behoren heeft plaatsgevonden, dat er geen rekening is gehouden met zijn dieetwensen en dat hij geen deugdelijk beddengoed heeft gekregen waardoor hij huidproblemen ondervindt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klager afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-093d

    Klacht tegen een klinisch geriater deels niet-ontvankelijk, voor het overige ongegrond. Klager, die klaagt namens zijn overleden moeder is ontvankelijk in de klacht nu er geen gerede twijfel bestaat of klager met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënte vertegenwoordigt. Het starten van een comfortbeleid door de klinisch geriater is in overeenstemming met het bedoelde beleid en valt binnen de grenzen van het beroepsmatig handelen. Het verdient de voorkeur dat een zorgverlener die dienst heeft, direct bij het aangaan van een gesprek –ook als dat gesprek niet gepland is- duidelijk communiceert dat hij kan worden weggeroepen. Dat de klinisch geriater dit niet heeft gedaan is onhandig te noemen, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het derde klachtonderdeel is gericht tegen de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Nu in het tuchtrecht alleen de persoonlijk verwijtbaarheid van de aangeklaagde zorgverlener aan de orde is, kan klager niet in dit klachtonderdeel worden ontvangen. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-273a

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klagers verkeren in de veronderstelling dat patiënt is overleden door de inname van de oxycodon, dit berust op een misvatting. De patiënt is overleden aan de ernstige ziekte waaraan hij leed. De toediening van oxycodon in de fase van het levenseinde maakt deel uit van de medische behandeling en is als zodanig aan richtlijnen gebonden. Voor een door de arts genomen beslissing tot levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding ziet het College geen enkele aanwijzing. Zij heeft zich verder uitermate professioneel en inlevend opgesteld. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/469

    Klager verwijt verweerder dat hij een onjuist rapport heeft opgesteld. Ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:36 Accountantskamer Zwolle 18/2332 Wtra AK

    Betrokkene is zakenpartner geworden van een voormalige cliënt en daarbij betrokken partijen. De samenwerkingsovereenkomst is meer dan 6 jaar geleden gesloten. Thans vraagt betrokkene nakoming van door de betrokken partijen bij die overeenkomst aangegane verplichtingen. Klachten rondom het aangaan en de inhoud van die overeenkomst stuiten af op de 6-jaarstermijn van art. 22 Wtra oud. Er gaat geen nieuwe termijn van zes jaar gelden, vanaf het moment dat betrokkene zijn wederpartijen aan nakoming van die overeenkomst houdt. In zoverre is de klacht niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:26 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/343659 KL RK 18-147

    De kamer acht het verwijtbaar dat de kandidaat-notaris onvoldoende heeft gereageerd op vragen en verzoeken van klagers en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie zonder dat hij hiervoor een afdoende verklaring heeft kunnen geven. Naar het oordeel van de kamer behoort het tot de taak en verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris om binnen redelijke termijnen te reageren op vragen en verzoeken die hem worden gedaan. Hiervan is niet gebleken.