Zoekresultaten 18741-18750 van de 44758 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/327807 KL RK 17-157

    Moeder was indirect partij bij een aandelentransactie in 2004. Klager en de echtgenoot van de zus waren eveneens bij die aandelentransactie betrokken. Als gevolg van die transactie is er bij de afwikkeling van de nalatenschap van vader een conflict ontstaan tussen klager en de zus. De notaris heeft de zus bijgestaan bij dit conflict. Dit heeft geresulteerd in een concept-vaststellingsovereenkomst, waarbij klager, moeder en de zus als partijen betrokken waren. In de concept-vaststellingsovereenkomst stond dat moeder in haar testament haar woning zou legateren aan de zus. Gelet op artikel 22 Vbg had de notaris het testament van moeder niet mogen passeren. De omstandigheid dat de eerste bespreking met moeder heeft plaats gevonden met een kandidaat-notaris van het kantoor, maakt dit niet anders aangezien artikel 22 Vbg ook geldt voor de kantoorgenoten van de notaris. Omdat de notaris eerder als partijadviseur van de zus betrokken is geweest bij de concept-vaststellingsovereenkomst, heeft de notaris niet meer objectief kunnen beoordelen of moeders wil tot uiting kwam in haar testament. Ter zitting heeft de notaris blijk gegeven dat hij zich dit tegenstrijdig belang gerealiseerd heeft. Gelet op dit tegenstrijdig belang had de notaris moeten doorverwijzen naar een andere notaris, niet verbonden aan zijn kantoor. Nu hij dit heeft nagelaten, heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De kamer acht de klacht daarom gegrond. Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van schorsing uit het ambt voor de duur van één week passend en geboden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:41 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170241

    Klacht van advocaat over advocaat wederpartij, inhoudende dat hij klaagster (opnieuw) heeft beschuldigd van het doen van onjuiste mededelingen aan de rechtbank, wordt in hoger beroep alsnog ongegrond verklaard. De reactie van de advocaat op het uitstelverzoek van klaagster was niet erg welwillend, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Vernietiging.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:40 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-834

    Eindbeslissing in klacht van klaagster over haar eigen advocaat in een langdurige echtscheidingsprocedure. De deken heeft na tussenbeslissing van de raad nader onderzoek verricht naar mogelijk excessief declareren en naar de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Ondanks bezwaar daartegen door klaagster, worden de bevindingen van de deken door de raad meegenomen bij de beoordeling van de klachtonderdelen, want sprake van zorgvuldig onderzoek door de deken met toepassing van hoor en wederhoor. Het overgelegde bindend advies van de Geschillen Commissie Advocatuur over genoemde klachtonderdelen kan relevant zijn, maar bindt de tuchtrechter niet. Andere maatstaf van de raad voor beoordeling van verwijt dat sprake is geweest van ruim in de zin van excessief declareren. Dat laatste is de raad niet gebleken. Aannemelijk is dat de deken, anders dan bij de Geschillen Commissie het geval was, het gehele dossier van verweerder heeft ingezien. Weliswaar heeft verweerder volgens de GC een te hoog bedrag aan klaagster in rekening gebracht, maar gelet op de omvang van het gedeclareerde bedrag van ruim € 20.000,- in verhouding tot het totale gedeclareerde bedrag van ruim € 92.000,- en gezien de aard en de volgens verweerder arbeidsintensieve werkzaamheden voor klaagster in haar (v)echtscheiding met vele geschilpunten gedurende een periode van vier jaar en de omstandigheid dat het volgens de GC teveel betaalde bedrag van ruim € 20.000,- aan klaagster feitelijk is gerestitueerd, is naar het oordeel van de raad geen sprake van een exces met betrekking tot het declareren dat, naast de matiging door de GC waaraan uitvoering is gegeven, tot tuchtrechtelijk ingrijpen noopt. Ten aanzien van de klachtonderdelen over de kwaliteit van de dienstverlening is de raad, mede gelet op de bevindingen van de deken, van oordeel dat verweerder zich in de procedure in eerste aanleg voldoende en op deskundige wijze heeft ingespannen voor klaagster. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Overige klachtonderdelen over onnodige procedures en misbruik van vertrouwen worden eveneens ongegrond geoordeeld.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:42 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170279-W

    Wraking. Ongegrond. Verzoeker is door de gewraakte leden van het hof tot twee maal toe in de gelegenheid gesteld om op een (veel) later tijdstip dan het geplande tijdstip zijn hoger beroep te komen toelichten. Hij mocht er niet op vertrouwen dat de leden van het hof zonder tijdslimiet op hem zouden wachten. Uit de weigering van het uitstelverzoek kan niet worden afgeleid dat verzoeker een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bij de leden van het hof kon koesteren.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:37 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170298

    Verzoek om aanwijzing van een advocaat. Beklag (art. 13). Ongegrond. Aanwijzing is zinloos nu de termijn voor het instellen van cassatieberoep is verstreken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:38 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170281

    Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Klager is niet ontvankelijk in zijn (door de raad gegrond verklaarde) klacht, inhoudende dat verweerder in strijd met gedragsregel 17 heeft gehandeld door de rechtbank onjuist voor te lichten over de gang van zaken rondom het aanhoudingsverzoek, op grond van het ne bis in idem beginsel. De klacht is een herhaling van de klacht die de cliënte van klager eerder heeft ingediend tegen verweerder en waarop in een andere klachtprocedure onherroepelijk is beslist. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep (tegen het door de raad ongegrond verklaarde onderdeel van zijn klacht) omdat het beroep is ingediend na afloop van de beroepstermijn. Vernietiging.

  • ECLI:NL:TACAKN:2018:12 Accountantskamer Zwolle 18/258 Wtra AK

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding zesjaarstermijn en het ne-bis-in-idem-beginsel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 086/2017

    Klacht tegen een radioloog, verband houdende met de door de radioloog voorafgaand aan een MRI-onderzoek verrichte gewrichtspunctie bij klager, die wegens een kunsthartklep antistollingsmedicatie gebruikte. Bij klager is na de gewrichtspunctie een hematoom opgetreden in het bovenbeen. Gezien het minimale risico op een (na)bloeding is de keuze om bij ingrepen als hier aan de orde, de antistollingsmedicatie bij patiënten met een kunsthartklep niet te staken, een gerechtvaardigde. Van een onzorgvuldige en gecompliceerd verlopen uitvoering van de gewrichtspunctie is geen sprake geweest. Bijzondere voorlichting was niet nodig. Verweerder kan niet worden verweten dat het, niet aan hem gerichte verzoek om afgifte van het medisch dossier, door het ziekenhuis niet volledig is overgelegd. Door verweerder in de procedure overgelegde medische gegevens zijn relevant in het kader van zijn verdediging en daarmee was het overleggen daarvan door verweerder toegestaan in een tuchtrechtelijke procedure. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2018:13 Accountantskamer Zwolle 17/1379 Wtra AK

    Betrokkene heeft zich aanvankelijk tegenover een van de belanghebbenden bij een entiteit gepresenteerd als adviseur van de andere belanghebbende nadat tussen hen beide geschillen waren gerezen. Vervolgens accepteert hij de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van de entiteit en is hij aanwezig op de algemene vergadering waarop die jaarrekening wordt besproken. Onder deze omstandigheden moet een accountant extra bedacht zijn op naleving van alle fundamentele beginselen en in het bijzonder op het beginsel van objectiviteit. Schending 21 VGBA want bedreigingen en maatregelen niet schriftelijk vastgelegd. Schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit en dat van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 088/2017

    Klacht tegen kinderarts/intensivist over melding bij Veilig Thuis. Volgens de ouders heeft de arts de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld niet gevolgd. Het college komt, na toetsing aan de hand van het stappenplan in de meldcode, tot de conclusie dat de melding gerechtvaardigd was. De klacht wordt afgewezen.