ECLI:NL:TGZCTG:2018:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.397

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:113
Datum uitspraak: 10-04-2018
Datum publicatie: 25-04-2018
Zaaknummer(s): c2017.397
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. De klacht betreft de meerderjarige zoon van klaagster. Aan de zoon van klaagster was zalf voorgeschreven in verband met klachten van uitslag in beide liezen. Een week later heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van de huisarts om een afspraak te maken vanwege het ongewijzigd voortduren van de klachten. Nadat aan klaagster was medegedeeld dat herbeoordeling op zo korte termijn nog geen zin had, is klaagster naar de praktijk gekomen en heeft er een gesprek met de huisarts plaatsgevonden met een zodanig verloop dat de huisarts klaagster heeft gevraagd de praktijk te verlaten. De klachten zijn na onderzoek en behandeling door een dermatoloog enkele weken later verholpen. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de huisarts : 1. niet heeft voldaan aan verzoeken van klaagster om een consult voor patiënt een week na het voorschrijven van de zalf; 2. zich tegenover klaagster onacceptabel heeft gedragen toen zij op die dag de praktijk bezocht. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.397 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat te Hilversum en als juriste verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 29 november 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

13 juni 2017, onder nummer 16/399, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 april 2018, waar alleen de huisarts bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.J. de Groot is verschenen. Klaagster is hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, zonder kennisgeving van afwezigheid, niet verschenen.

De huisarts heeft zijn standpunt ter terechtzitting nader toegelicht.

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 10 april 2018, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Klaagster is de moeder van de meerderjarige D., hierna te noemen de patiënt.

2.2 Op 3 november 2016 heeft klaagster zich met de patiënt gemeld bij de waarneempraktijk voor spoedgevallen. De patiënt had een jeukende uitslag in beide liezen, waarvoor hem door de waarnemer Daktacort is voorgeschreven.

2.3. Op 11 november 2016 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerder om een afspraak voor de patiënt te maken in verband met het ongewijzigd voortduren van voornoemde klachten. Klaagster is te kennen gegeven dat een herbeoordeling nog geen zin had, omdat de zalf enige tijd nodig had voordat een afdoend resultaat bereikt kon worden. Klaagster was het hiermee niet eens. Aan het verzoek van klaagster om met verweerder te worden doorverbonden kon niet worden voldaan vanwege het ochtendspreekuur dat op dat moment gaande was. Het gesprek is daarop door klaagster afgebroken.

2.4. Klaagster is vervolgens diezelfde dag naar de praktijk van verweerder gekomen. Zij wilde direct verweerder spreken. Verweerder heeft klaagster vervolgens tussendoor gesproken. Dit gesprek had een zodanig verloop dat verweerder voortzetting ervan niet zinvol achtte en klaagster heeft gevraagd te praktijk te verlaten.

2.5. Nadien heeft verweerder, na telefonisch consult van patiënt zelf op 14 november 2016, aanvullende medicatie voorgeschreven. De klachten van de patiënt zijn na onderzoek en behandeling door een dermatoloog in december 2016 verholpen.”

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder

1) niet heeft voldaan aan verzoeken van klaagster om een consult voor de patiënt op 11 november 2016;

2) zich tegenover klaagster onacceptabel heeft gedragen toen zij op 11 november 2016 de praktijk bezocht.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De beoordeling

5.1. Het college is van oordeel dat verweerder, gezien de aard van de klachten en de korte tijd dat patiënt de zalf (Daktacort) gebruikte, niet gehouden was op

11 november 2016 de patiënt (die dag) een (spoed)consult te verlenen. Met verweerder is het college van mening dat de eerder door de waarnemer voorgeschreven zalf op dat moment nog te kort werd gebruikt om te kunnen concluderen dat aanvullende medische handelingen noodzakelijk zouden zijn. Het college verwijst verder kortheidshalve naar de verklaring van verweerder ter gelegenheid van het vooronderzoek over zijn afwegingen om geen consult te verlenen of andere medicatie voor te schrijven. Het college schaart zich achter die afwegingen. Dat er anderszins een indicatie was voor een consult is niet gebleken. Overigens betrof het een volwassen patiënt die ook zelf in staat was om een consult te vragen in verband met verergering van de klachten of anderszins.

5.2. Partijen verschillen in hun weergave van het gesprek dat zij op 11 november 2016 hebben gevoerd. Wel staat vast dat verweerder dit gesprek vooral heeft willen voeren om klaagster duidelijk te maken op welke wijze hij wil dat in de praktijk met elkaar wordt omgegaan. Ook is duidelijk dat verweerder het gesprek eenzijdig heeft beëindigd en klaagster heeft verzocht de praktijk te verlaten. Verweerder heeft naar het oordeel van het college het recht om zorg te dragen voor een ordelijke gang van zaken op de praktijk (hiertoe is hij in het belang van de andere patiënten zelfs gehouden). Dat de medische zorg voor de patiënt onder het ingrijpen van verweerder heeft geleden is voorts niet gebleken. Verweerder kan derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

5.3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Dit leidt ertoe dat de klacht in beide onderdelen ongegrond wordt verklaard.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder “2. De feiten.”

4. Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 Klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit.

4.2 De huisarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt - zakelijk weergegeven - de bestreden beslissing te bevestigen en het beroep als ongegrond te verwerpen.

Beoordeling

4.3 Wat betreft de nieuwe verwijten overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Een klager kan in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen die in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd en dan alleen voor zover die klachten niet ontvankelijk zijn verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift nieuwe klachten bevat kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen.

4.4 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen of nalaten van de huisarts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk (en mondeling) gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2018 is dat debat eenzijdig gevoerd.

4.5 De behandeling in beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

4.6 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover

zij in beroep nieuwe klachten heeft aangevoerd;

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter; mr. S.M. Evers en

mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en dr. W. de Ruijter en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2018.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.