Zoekresultaten 3241-3250 van de 42816 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3932

    Beklaagde is huisarts en daarnaast ook als arts werkzaam in de Penitentiaire Inrichting waar klager verbleef in februari 2022. Bij de intake heeft klager laten weten dat hij verslaafd is en dat hij graag methadon in tabletvorm in de avond wil ontvangen. Beklaagde heeft dat, in overeenstemming met het binnen de PI geldende beleid, geweigerd en methadon in vloeibare vorm, te verstrekken in de ochtend, voorgeschreven. De klacht is ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4413

    Klacht tegen huisarts ongegrond.  Klager staat sinds juni 2017 in de praktijk als patiënt ingeschreven. Op 26 juni 2017 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen beklaagde en klager. Hierna zijn veel consulten van klager bij beklaagde gevolgd, vanwege uiteenlopende lichamelijke en psychische (angst)klachten. Klager maakt beklaagde meerdere verwijten. Het college verklaart de klacht ongegrond. Over de klacht van de oogklachten overweegt het college als volgt. Gelet op de gepresenteerde klachten en de bekende voorgeschiedenis van oogklachten acht het college het niet verwijtbaar dat klager niet dezelfde dag op consult is gezien. Hoewel het achteraf beter was geweest dat klager wel was gezien door de huisarts leidt dit niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. De kennis van achteraf wordt bij een tuchtrechtelijke beoordeling buiten beschouwing gelaten. Klager was al twee keer eerder bij de oogarts geweest met soortgelijke klachten waarbij geen afwijkingen waren gevonden. Het is onduidelijk in hoeverre de assistent doorgevraagd heeft naar de alarmsymptomen bij klager. Het advies van de assistente aan klager was daarmee weliswaar niet optimaal, maar klager is wel een vangnetadvies gegeven. Aan klager is meegedeeld dat hij bij pijn of andere klachten weer contact moest opnemen

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3476

    Klager is door huisarts in opleiding (haio) gezien onder supervisie van de huisarts tegen wie geklaagd wordt over gemiste diagnose. Uitgegaan is van refluxklachten, terwijl klager die avond een hartinfarct kreeg. De klacht is ongegrond. De haio heeft het consult goed en zorgvuldig gedaan. De huisarts mocht afgaan op de gegevens van de haio over het consult.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/4161

    Drie dagen nadat huisarts klager terug zag met klachten over wondgenezing na vasectomie ontstond Fournier’s gangreen en septische shock. Klacht dat de huisarts naar specialist had moeten verwijzen en/of antibiotica moeten voorschrijven ongegrond. Niet aannemelijk dat tijdens consult al sprake was van infectie of ontsteking. Verwijt dat dossiervoering niet voldoet aan de eisen is gegrond. Dossiervoering in Word is verouderd. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:32 Accountantskamer Zwolle 22/1287 Wtra AK

    Derde klacht tegen een accountant die werkzaam is bij een trustkantoor. Volgens klager is het trustkantoor aan te merken als accountantskantoor en had betrokkene moeten zorgdragen voor een deugdelijk kwaliteitssysteem, omdat zij als enige accountant binnen de organisatie is aan te merken als beleids- en kwaliteitsbepaler. Klager verwijt betrokkene dat zij niet heeft zorggedragen voor een deugdelijk kwaliteitssysteem, dat zij geen maatregelen heeft getroffen bij niet-integer handelen van anderen, dan wel dat zij zich hiervan niet heeft gedistantieerd, dat zij in de eerdere tuchtprocedures de Accountantskamer onjuist heeft voorgelicht en dat zij ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in NV NOCLAR. De Accountantskamer is van oordeel dat het trustkantoor niet kwalificeert als een accountantskantoor in de zin in artikel 1 van de (destijds geldende) NVAK-aav. Omdat geen sprake is van een accountantskantoor, kan betrokkene niet worden gezien als beleids- en kwaliteitsbepaler in de zin van de toepasselijke regelgeving en is zij niet verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem. Daarom is het eerste klachtonderdeel ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk, omdat daarover al eerder is geklaagd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/411781 / KL RK 22-149

    In deze zaak is sprake van bijzondere feiten en omstandigheden die maakten dat van de kandidaat-notaris extra onderzoek en alertheid mocht worden verlangd. Concreet: het feit dat klager vanuit het buitenland opereerde, dat hij deels vanaf buitenlandse rekeningen en deels in buitenlandse valuta betaalde en dat er bovendien haast was bij de beoogde transactie, terwijl het ging om substantiële bedragen. In zo’n situatie legt de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) een (kandidaat-)notaris de verplichting op om verscherpt cliëntenonderzoek te doen. Dat de kandidaat-notaris dit onderzoek heeft verricht, is dan ook terecht. Het onderzoek had echter voortvarender uitgevoerd kunnen worden. Bovendien is er geen regel die bepaalt dat een te betalen bedrag niet (rechtstreeks) van een buitenlandse rekening afkomstig zo mogen zijn. Hoewel de klacht op deze punten gegrond verklaard wordt, is er naar het oordeel van de kamer vanwege de overige relevante feiten en omstandigheden in deze zaak al met al geen sprake van een zodanig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dat daarvoor een maatregel opgelegd zou moeten worden.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/405523 KL RK 22-82

    Uit de processtukken en hetgeen partijen over en weer ter zitting hebben verklaard blijkt dat de notaris vanuit meerdere rollen bij de afwikkeling van de nalatenschap van X was betrokken. Dit had de notaris naar het oordeel van de kamer tot extra voorzichtigheid en alertheid moeten nopen.Door de beleggingsportefeuille zo snel, zonder overleg en zonder noodzaak te liquideren is door de notaris voorbij gegaan aan evident andere belangen, waaronder de belangen van klaagster. Gelet op de tegengestelde standpunten van klaagster en de erfgenamen-vereffenaars ten aanzien van de beleggingsportefeuille, had de notaris een pas op de plaats moeten maken en geen gebruik moeten maken van de door de erfgenamen-vereffenaars aan hem afgegeven volmacht om het geld vervolgens op voor klaagster onbekende rekeningen te storten. Van hem had mogen worden verlangd dat hij - in de gegeven omstandigheden - eerst de discussie over de vraag of klaagster ook aanspraak kon maken op het vermogen, zou hebben afgewacht. De notaris kan in elk geval ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij bij zijn handelen voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster door haar te vragen haar aanspraken te onderbouwen en door de erfgenamen op het pad van de verzwaarde vereffening te zetten. Uit de door de notaris zelf overgelegde stukken blijkt namelijk dat hij dat pas heeft gedaan nadat hij - op basis van de hem door de erfgenamen verstrekte volmacht - de beleggingsportefeuille heeft laten liquideren. De kamer komt dan ook tot de conclusie dat de notaris bij dit alles onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Daarom heeft de kamer de klacht gegrond verklaard en de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4384

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. Klager is in 2019 opgenomen in een tbs-kliniek. De klinisch psycholoog heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs een rapport over klager uitgebracht. Klager is het niet eens met het rapport en het daarin gegeven advies. Naar het oordeel van het college voldoet het rapport aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. Het rapport vermeldt uitgebreid welke bronnen zijn geraadpleegd en welke observaties zijn gedaan. De klinisch psycholoog heeft in het verslag van zijn onderzoek ook duidelijk beschreven welk onderzoek hij zelf heeft gedaan en hoe dit onderzoek van klager is verlopen. Dit betreft een geschikte onderzoeksmethode om de bij de opdracht gestelde vragen te kunnen beantwoorden. Ook heeft de klinisch psycholoog inzichtelijk en consistent uiteengezet op welke bevindingen en gronden zijn conclusies steunen en die conclusies zijn voor het college goed te volgen. De klinisch psycholoog is daarbij binnen zijn eigen deskundigheidsgebied gebleven.De conclusie is dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:29 Accountantskamer Zwolle 22/1675 Wtra AK

    De klacht is ongegrond. Betrokkene wordt verweten de goede naam van klager in telefoongesprekken met oud-klanten van het kantoor te hebben aangetast. Wat in de telefoongesprekken door betrokkene is gezegd staat echter niet vast. Daarom is het verwijt niet gegrond. Betrokkene was niet gehouden klager eerst te horen over de door hem van een derde verkregen informatie alvorens een nader onderzoek in te stellen. Dat betrokkene niet de waarheid heeft gesproken over de reden van zijn vertrek bij zijn vorige werkkring is niet aannemelijk gemaakt. Het tuchtrecht strekt zich in beginsel niet uit tot het gebruikelijke sociaal verkeer tussen twee nieuwe collega’s.   

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:30 Accountantskamer Zwolle 22/1860 Wtra AK

    De maatschap waaraan betrokkene was verbonden had een vordering op een derde. In verband daarmee had die derde aan de maatschap een pandrecht op haar vorderingen gegeven. Tot die verpande vorderingen behoorden vorderingen op twee vennootschappen van klager. De maatschap is in 2015 een civiele procedure tegen klager gestart teneinde betaling van de vorderingen van de derde op klager te krijgen. Volgens klager heeft de maatschap excessief en onrechtmatig aan de derde (de pandgever) gedeclareerd en betrokkene wist dat. Klager verwijt betrokkene dat zij desondanks ermee heeft ingestemd dat de maatschap incassomaatregelen jegens zijn vennootschappen heeft genomen. Ook verwijt klager betrokkene dat zij jaarrekeningen van haar twee vennootschappen niet op tijd heeft gepubliceerd. Het klachtonderdeel over de te hoge declaraties en de inning van de verpande vorderingen is verjaard en overigens ongegrond. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat de maatschap excessief en onrechtmatig heeft gedeclareerd. Het klachtonderdeel over de schending van de publicatieplicht is wel gegrond. Betrokkene had de jaarrekeningen op tijd moeten publiceren. Een waarschuwing is in dit geval op haar plaats.