ECLI:NL:TGZRAMS:2023:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4384

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:93
Datum uitspraak: 07-04-2023
Datum publicatie: 07-04-2023
Zaaknummer(s): A2022/4384
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een klinisch psycholoog. Klager is in 2019 opgenomen in een tbs-kliniek. De klinisch psycholoog heeft in het kader van een eventuele verlenging van de tbs een rapport over klager uitgebracht. Klager is het niet eens met het rapport en het daarin gegeven advies. Naar het oordeel van het college voldoet het rapport aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. Het rapport vermeldt uitgebreid welke bronnen zijn geraadpleegd en welke observaties zijn gedaan. De klinisch psycholoog heeft in het verslag van zijn onderzoek ook duidelijk beschreven welk onderzoek hij zelf heeft gedaan en hoe dit onderzoek van klager is verlopen. Dit betreft een geschikte onderzoeksmethode om de bij de opdracht gestelde vragen te kunnen beantwoorden. Ook heeft de klinisch psycholoog inzichtelijk en consistent uiteengezet op welke bevindingen en gronden zijn conclusies steunen en die conclusies zijn voor het college goed te volgen. De klinisch psycholoog is daarbij binnen zijn eigen deskundigheidsgebied gebleven.De conclusie is dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

A2022/4384
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 7 april 2023 naar aanleiding van de klacht van:


A,
verblijvende te B,
klager,


tegen


C,
klinisch psycholoog,
(in deze kwestie) werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de klinisch psycholoog,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam te Utrecht.


1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 9 juni 2022;
- het aanvullende klaagschrift van 4 juli 2022 met de bijlage, binnengekomen op 7 juli 2022;
- brieven van klager:
• een brief, binnengekomen op 18 augustus 2022, met bijlage;
• een brief van 8 september 2022, binnengekomen op 12 september 2022, met bijlage;
- het verweerschrift met de bijlage;
- brieven van klager:
• een brief van 15 september 2022, binnengekomen op 19 september 2022;
• een brief van 25 januari 2023, binnengekomen op 30 januari 2023;
• een brief van 12 januari 2023, binnengekomen op 16 januari 2023;
• een brief van 12 januari 2023, binnengekomen op 18 januari 2023.

1.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan is geen gebruik gemaakt, omdat klager geen vervoer kon organiseren en hij, nadat hem een telefonisch verhoor was aangeboden, de kosten van een tolk niet kon of wilde dragen. Het college heeft de klacht op basis van de stukken, buiten aanwezigheid van de partijen, beoordeeld.

1.3 Na aanvang van het vooronderzoek is gebleken dat dit tuchtcollege formeel niet bevoegd is tot behandeling van de klacht en dat het tuchtcollege te Zwolle bevoegd is. Beide partijen hebben echter ingestemd met verdere behandeling door het tuchtcollege te Amsterdam, op grond waarvan de behandeling van de klacht om proceseconomische redenen hier is voortgezet. 2. Waar gaat de zaak over?


2.1 Klager, geboren in 1966, is in 2015 in E veroordeeld tot een vrijheidsbenemende sanctie. Deze sanctie is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in 2019 omgezet in de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. Klager is daarop, ook in 2019, opgenomen in de F te B. In het kader van een eventuele verlenging van de tbs is klager van 3 november 2021 tot en met 17 december 2021 ter observatie opgenomen geweest in het G in D. In opdracht van de rechtbank Rotterdam heeft de klinisch psycholoog, samen met een psychiater, op 14 maart 2022 een rapport over klager uitgebracht. In dat rapport hebben zij verslag gedaan van de observaties in de kliniek en van hun bevindingen bij onderzoek van klager. Op basis daarvan hebben zij de in het kader van de opdracht gestelde vragen beantwoord en geadviseerd de verpleging van klager voort te zetten voor een periode van twee jaar. Op basis van dit advies is de tbs met verpleging van klager door de rechtbank Rotterdam verlengd. In het hoger beroep van deze beslissing heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deze beslissing bevestigd.

2.2 Klager is het niet eens met het rapport en het daarin gegeven advies. Hij klaagt erover dat:
a) er verkeerd gedeclareerd is;
b) er onvoldoende informatie is gegeven met betrekking tot de risico’s en eventuele andere mogelijkheden;
c) er ten onrechte niet is doorverwezen;
d) klager en zijn cultuur in het rapport worden beledigd.


De klinisch psycholoog heeft de klacht bestreden.
2.3 Het college komt tot de conclusie dat de klacht kennelijk ongegrond is en licht dit als volgt toe.

3. Wat zijn de overwegingen van het college?
3.1 Het college stelt voorop dat uit het rapport blijkt dat klager – onder andere in zijn land van herkomst – vele diep in zijn leven ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. Dat is heel triest. Ook is duidelijk dat er veel voor hem op het spel staat, omdat hij in zijn optiek door de verlenging van de tbs geen toekomst en geen leven heeft. De criteria voor de beoordeling


3.2 Volgens vaste rechtspraak moet een deskundigenrapport van een BIG-geregistreerde zorgverlener aan de volgende eisen voldoen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;


4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;


5. De rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.


3.3 Daarbij wordt volledig getoetst of het onderzoek door de deskundige voldoende vakkundig en zorgvuldig is uitgevoerd. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste betreft dus een marginale beoordeling. Klachtonderdeel 1: verkeerd gedeclareerd

3.4 De klinisch psycholoog heeft toegelicht dat een onderzoek in het G niet bij de zorgverzekering of bij de onderzochte persoon wordt gedeclareerd. De kosten daarvan worden door de overheid gedragen. Klager heeft niet uitgelegd wat hij met dit klachtonderdeel bedoelt en het college kan niet vaststellen dat verweerder in dit verband iets te verwijten valt. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 2: onvoldoende informatie over risico’s en andere mogelijkheden
3.5 De klinisch psycholoog heeft aangevoerd dat klager is uitgelegd wat het doel was van het onderzoek en dat hij juiste en voldoende informatie heeft gekregen. Door gebrek aan medewerking heeft de klinisch psycholoog niet de gelegenheid gekregen om hierover persoonlijk met klager te spreken.

3.6 Het college overweegt dat ook van dit klachtonderdeel niet helemaal duidelijk is wat klager precies met ‘risico’s’ bedoelt. Voor zover hij heeft bedoeld te zeggen dat er onvoldoende informatie is gegeven over de risico’s die hij vormt voor de veiligheid in de samenleving en welke andere mogelijkheden er voor hem zijn dan tbs, is dit naar het oordeel van het college in het rapport voldoende toegelicht. De klinisch psycholoog heeft hierover, samen met de rapporterende psychiater, in het rapport – zakelijk weergegeven – genoteerd (blz. 83-86) dat het risico op herhaling van strafbare feiten, vergelijkbaar met die waarvoor de tbs is opgelegd, binnen de gestructureerde omgeving van de kliniek laag is. De behandeling heeft nauwelijks invloed op de geestelijke toestand van klager, maar hij staat volgens het rapport wel open voor begeleiding. In een situatie waarin klager geen verblijfsstatus krijgt – hij is nu aangemerkt als ‘ongewenst vreemdeling’ –, kan overplaatsing naar een andere kliniek worden overwogen vanwege de huidige complexe behandelrelatie. Bij een betere verhouding tussen klager en het begeleidende team kan mogelijk worden toegewerkt naar (on)begeleide verloven. Als klager wel een verblijfsstatus krijgt, kan er aan verschillende resocialisatietrajecten voor hem worden gedacht. Volgens het rapport zal zo’n traject echter geruime tijd in beslag nemen, omdat er dan buiten de kliniek een passende structurerende omgeving voor klager moet worden gevonden. Dat betekent dat er begeleiding en bejegening moet zijn die past bij zijn problematiek, waaronder niet- aangeboren hersenletsel als gevolg van een hersenbloeding in 2020. De verwachting van de rapporteurs is dat dit traject niet binnen twee jaar kan worden afgerond. Daarom wordt geadviseerd de tbs met bevel tot verpleging met twee jaar te verlengen.

3.7 Het college kan dit advies en de gronden waarop het berust goed volgen. De risico’s en andere mogelijkheden dan verpleging binnen het kader van een tbs zijn in het rapport voldoende besproken en uitgelegd. Dit klachtonderdeel is ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 3: ten onrechte niet doorverwezen
3.8 Bij een onderzoek in het kader van een opname tot observatie in het G is geen sprake van een behandelrelatie en bestaat er ook geen mogelijkheid tot doorverwijzing. De klinisch psycholoog kon klager dus niet doorverwijzen. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 4: belediging van klager en zijn cultuur
3.9 Het college kan zich voorstellen dat het voor klager moeilijk is om in het rapport uitspraken over zichzelf te lezen die hij niet herkent en die hij als pijnlijk en beledigend kan ervaren. Het college vindt in de rapportage van de klinisch psycholoog echter geen termen ten aanzien van klager en zijn cultuur die objectief gezien als beledigend moeten worden aangemerkt. De aard van het onderzoek brengt mee dat de klinisch psycholoog een zekere technische analyse moet maken van klagers geestelijke toestand en persoonlijkheid. Klager heeft verder niet toegelicht welk(e) gedeelte(n) van het rapport hij als beledigend heeft ervaren. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Overig

3.10 Het is het college duidelijk dat klager het niet eens is met het rapport en met het gegeven advies. Naar het oordeel van het college voldoet het rapport echter wel aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld en die hiervoor onder 3.2 zijn genoemd. Het rapport vermeldt uitgebreid welke bronnen zijn geraadpleegd en welke observaties in het G zijn gedaan. De klinisch psycholoog heeft in het verslag van zijn onderzoek ook duidelijk beschreven welk onderzoek hij zelf heeft gedaan en hoe dit onderzoek van klager is verlopen. Dit betreft een geschikte onderzoeksmethode om de bij de opdracht gestelde vragen te kunnen beantwoorden. Ook heeft de klinisch psycholoog inzichtelijk en consistent uiteengezet op welke bevindingen en gronden zijn conclusies steunen en die conclusies zijn voor het college goed te volgen. De klinisch psycholoog is daarbij binnen zijn eigen deskundigheidsgebied gebleven. Er kan hem dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Conclusie
3.11 De conclusie is dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

4. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, en C.H.J.A.M. van de Vijfeijken en G.G.A. Schuitemaker, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.