ECLI:NL:TNORARL:2023:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/405523 KL RK 22-82

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2023:19
Datum uitspraak: 17-03-2023
Datum publicatie: 07-04-2023
Zaaknummer(s): C/05/405523 KL RK 22-82
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Uit de processtukken en hetgeen partijen over en weer ter zitting hebben verklaard blijkt dat de notaris vanuit meerdere rollen bij de afwikkeling van de nalatenschap van X was betrokken. Dit had de notaris naar het oordeel van de kamer tot extra voorzichtigheid en alertheid moeten nopen.Door de beleggingsportefeuille zo snel, zonder overleg en zonder noodzaak te liquideren is door de notaris voorbij gegaan aan evident andere belangen, waaronder de belangen van klaagster. Gelet op de tegengestelde standpunten van klaagster en de erfgenamen-vereffenaars ten aanzien van de beleggingsportefeuille, had de notaris een pas op de plaats moeten maken en geen gebruik moeten maken van de door de erfgenamen-vereffenaars aan hem afgegeven volmacht om het geld vervolgens op voor klaagster onbekende rekeningen te storten. Van hem had mogen worden verlangd dat hij - in de gegeven omstandigheden - eerst de discussie over de vraag of klaagster ook aanspraak kon maken op het vermogen, zou hebben afgewacht. De notaris kan in elk geval ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij bij zijn handelen voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster door haar te vragen haar aanspraken te onderbouwen en door de erfgenamen op het pad van de verzwaarde vereffening te zetten. Uit de door de notaris zelf overgelegde stukken blijkt namelijk dat hij dat pas heeft gedaan nadat hij - op basis van de hem door de erfgenamen verstrekte volmacht - de beleggingsportefeuille heeft laten liquideren. De kamer komt dan ook tot de conclusie dat de notaris bij dit alles onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Daarom heeft de kamer de klacht gegrond verklaard en de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk:     C/05/405523 / KL RK 22-82

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ klaagster ], 
statutair gevestigd in [ vestigingsplaats ],
klaagster,
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens, advocaat in Den Haag,

tegen

[ de notaris ],
notaris in [ vestigingsplaats notaris ],
gemachtigde: mr. P.H. Kramer, advocaat in Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.


1.    Het verloop van de procedure

1.1.    Het verloop van de procedure blijkt uit:
-    de klacht, met bijlagen, van 20 juni 2022;
-    het verweer, met bijlagen, van de notaris van 13 september 2022.

1.2.    De klachtzaak is ter zitting van 3 februari 2023 behandeld, waarbij klaagster zich heeft laten vertegenwoordigen door de voorzitter van het bestuur, de heer [ A ], en haar gemachtigde aan de ene kant en de notaris met zijn gemachtigde aan de andere kant. Beide gemachtigden hebben ter zitting spreekaantekeningen overgelegd.


2.    De feiten

2.1.    De heer [ naam vader ] (hierna: vader) en mevrouw [ naam moeder ] (hierna: moeder) waren vermogend. Zij hadden een dochter, mevrouw [ naam dochter ] (hierna: [ X ]). [ X ] had een verstandelijke beperking.

2.2.    In 1987 heeft vader klaagster opgericht en zijn vermogen hierin ondergebracht. Klaagster is een vermogensfonds, dat financiële steun biedt aan Nederlandse initiatieven die de leefomstandigheden van mensen met een verstandelijke beperking verbeteren.

2.3.    Vader en moeder hebben tijdens hun leven in gelijkluidende testamenten [ X ] tot enig erfgenaam benoemd. In deze testamenten was ook een fideï commis (tweetrapsmaking) opgenomen, waarbij [ X ] als bezwaarde en klaagster als verwachter is benoemd.

2.4.    [ X ] is op 25 april 2020 overleden. Haar ouders en grootouders zijn al eerder overleden. [ X ] had geen broers of zussen en zij heeft tijdens haar leven geen testament gemaakt. 

2.5.    Op 13 mei 2020 heeft de notaris zich in het boedelregister ingeschreven als betrokken notaris ten aanzien van de nalatenschap van [ X ].

2.6.    Op 8 juni 2020 heeft de notaris een (eerste) verklaring van erfrecht in de nalatenschap van [ X ] afgegeven. Uit die verklaring blijkt dat een neef en nichten van [ X ] haar versterferfgenamen zijn en dat zij op dat moment nog geen keuze voor het al dan niet (beneficiair) aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van [ X ] hadden uitgebracht. 
De erfgenamen van [ X ] gaven (het kantoor van) de notaris een volmacht om hen te vertegenwoordigen in de nalatenschap van [ X ] ter zake van het beheer van de nalatenschap en al hetgeen namens de erfgenamen te doen dat nodig is om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van het vermogen van [ X ]. Tussen haakjes staat vermeld dat het zowel het eigen vermogen van [ X ] betreft als het fideï-commissaire vermogen dat voortvloeit uit de testamenten van de ouders van [ X ].

2.7.    Op 17 juni 2020 heeft de partijnotaris van klaagster, mr. [ B ] uit [ vestigingsplaats van B ], de notaris aangeschreven. Uit die brief blijkt dat klaagster zich op het standpunt stelt dat er geen niet-bezwaard vermogen meer aanwezig is, en al het aanwezige vermogen toekomt aan klaagster als verwachter.

2.8.    Op 13 juli 2020 heeft de notaris een tweede verklaring van erfrecht afgegeven. Uit die verklaring blijkt dat een van de neven van [ X ] de nalatenschap heeft verworpen en dat zijn kinderen zijn plaats in nemen. De overige erfgenamen hebben de nalatenschap van [ X ] beneficiair aanvaard. Daarom moet de nalatenschap op grond van de wettelijke voorschriften worden vereffend. De erfgenamen zijn de vereffenaars.
De erfgenamen-vereffenaars in de nalatenschap van [ X ] hebben (het kantoor van) de notaris blijkens de verklaring van erfrecht een volmacht gegeven. De volmacht omvat mede de bevoegdheid de erfgenamen volledig te vertegenwoordigen bij de afwikkeling, vereffening en verdeling van de nalatenschap van [ X ], en dus onder meer vorderingen en uitkeringen te innen, rekeningen bij banken te beheren, op te heffen en de saldi over te boeken.

2.9.    Een groot deel van het vermogen van [ X ] was belegd bij Van Lanschot (hierna: de bank). Op 14 en 15 juli 2020 heeft de notaris namens de erfgenamen-vereffenaars de bank opdracht gegeven om het vermogensbeheer te beëindigen, de effecten te verkopen en gelden over te maken naar andere bankrekeningen van (de erfgenamen van) [ X ]. De waarde van de portefeuille was toen ongeveer € 14 miljoen euro. Een bedrag van ongeveer € 4.4 miljoen euro is overgemaakt naar rekeningen op naam van (de erfgenamen van) [ X ].

2.10.    Op 16 juli 2020 heeft de notaris klaagster aangeschreven met het verzoek om met hem in contact te treden om de verdere afwikkeling van de nalatenschap van [ X ] te bespreken. De notaris vermeldt in die brief dat hij optreedt als gevolmachtigde notaris van de erfgenamen-vereffenaars.

2.11.    In de daarop volgende correspondentie tussen klaagster en de notaris schrijft de notaris in zijn brief van 31 augustus 2020 dat het vermogen van [ X ] op dat moment nagenoeg geheel bestond uit banktegoeden. Tussen haakjes staat vermeld dat het vermogen voorheen ook uit beleggingen bestond. Hierdoor werd voor klaagster kenbaar dat de effectenportefeuille bij de bank was geliquideerd.

2.12.    Per 17 september 2020 heeft de notaris zich als boedelnotaris geregistreerd in het boedelregister. De notaris heeft zich per 23 oktober 2020 weer laten uitschrijven als boedelnotaris.

2.13.    Op aanraden van de notaris hebben de erfgenamen van [ X ] bij brief van 22 oktober 2020 de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West Brabant verzocht om een verzwaarde vereffening, welk verzoek op 19 november 2020 door de kantonrechter is gehonoreerd.

3.    De klacht en het verweer

3.1.    Op grond van het klaagschrift en hetgeen (de gemachtigde van) klaagster ter zitting heeft verklaard, begrijpt de kamer dat de klacht van klaagster zich (uitsluitend) richt op het handelen van de notaris dat heeft geleid tot de liquidatie van de aandelenportefeuille en het overmaken van gelden naar voor klaagster onbekende rekeningen. De notaris heeft als eenzijdige belangenbehartiger voor de erfgenamen-vereffenaars in de nalatenschap van [ X ] opgetreden, maar heeft zich ook gepresenteerd alsof hij in deze kwestie de onafhankelijke (boedel)notaris was. De notaris heeft met meerdere petten op gehandeld, niet helder over zijn rol gecommuniceerd en al doende de gerechtvaardigde belangen van klaagster bewust geschaad. 

3.2.    Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.


4.    De beoordeling

4.1.    Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Inhoudelijke beoordeling

Standpunt klaagster
4.2.    Ter onderbouwing van haar standpunt voert klaagster aan dat de notaris tegenover de bank niet transparant is geweest in welke hoedanigheid hij optrad. De notaris had de bank duidelijk moeten informeren dat hij in feite optrad als partijnotaris voor de erfgenamen van [ X ] en duidelijk moeten maken dat hij niet (mede) optrad namens klaagster die een groot belang bij de nalatenschap van [ X ] heeft.

4.3.    Optredend als partij-adviseur heeft de notaris zich voorgedaan als onafhankelijk notaris en als zodanig informatie losgeweekt bij de bank. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van de (unieke) bevoegdheid van een notaris om verklaringen van erfrecht op te stellen.
In de eerste verklaring van erfrecht van 8 juni 2020 wordt de status van klaagster als verwachter door de notaris benoemd. Daarmee kon de bank worden overtuigd dat de notaris onafhankelijk was en de belangen van alle partijen in acht zou nemen. Op grond van deze verklaring heeft de bank aan de notaris informatie verschaft over het vermogen van [ X ].

4.4.    Vervolgens heeft de notaris de tweede verklaring van erfrecht gebruikt om geld voor zijn cliënten veilig te stellen, terwijl hij wist dat zijn cliënten in discussie waren met klaagster wiens belangen hij ook moest dienen. In de tweede verklaring van erfrecht wordt de positie van klaagster als verwachter in de nalatenschappen van vader en moeder niet meer genoemd, waardoor volgens klaagster de schijn wordt gewekt dat de erfgenamen van [ X ] volledig gerechtigd zijn tot het vermogen van de nalatenschap van [ X ]. Op basis van die verklaring dacht de bank dat klaagster niets meer in te brengen had en dat de bank had te handelen naar de instructies van de notaris. Daarom heeft de bank de instructies van de notaris opgevolgd en de aandelenportefeuille geliquideerd, aldus klaagster.

4.5.    Verder verwijt klaagster de notaris dat hij geen overleg met haar heeft gevoerd. Zonder klaagster te informeren stelt de notaris een tweede verklaring van erfrecht op, waarin de positie van klaagster niet meer wordt benoemd. Er wordt in die verklaring ook niet verwezen naar de eerste verklaring van erfrecht. Na de afgifte van de verklaring van erfrecht communiceert de notaris op geen enkele wijze met klaagster, maar hij trekt een eigen plan namens de erfgenamen van [ X ]. Dit terwijl hij wist dat klaagster vanwege haar positie in de nalatenschappen van vader en moeder een belangrijke partij was waarmee de erven van [ X ], zijn cliënten, van doen hadden.

Verweer notaris
4.6.    De notaris betwist nadrukkelijk dat hij onduidelijkheid heeft laten ontstaan over zijn rol bij de afwikkeling van de nalatenschap van [ X ], en in het bijzonder over zijn rol bij de liquidatie van de effectenportefeuille bij de bank. Hij heeft zich nimmer als partijnotaris, noch als boedelnotaris gepresenteerd tegenover klaagster danwel de bank. Hij was (enkel) betrokken notaris, omdat hij op verzoek van de erfgenamen-vereffenaars twee verklaringen van erfrecht heeft opgesteld. Verder was de notaris op grond van die verklaringen gevolmachtigde van de erfgenamen-vereffenaars, hetgeen ook duidelijk blijkt uit beide verklaringen van erfrecht. 

4.7.    Ten tijde van het opmaken van de eerste verklaring van erfrecht was nog onduidelijk of de beleggingsportefeuille bij de bank in de nalatenschap van [ X ] viel. Met behulp van de eerste verklaring van erfrecht kon uitgezocht worden welke activa zich in de boedel bevonden. Uit dat onderzoek bleek dat de bank- en effectenrekeningen bij de bank op naam van [ X ] stonden en dat er bij de bank geen afgescheiden vermogen ten name van [ X ] ‘als bezwaarde’ was. Vervolgens heeft de notaris een tweede verklaring van erfrecht afgegeven. Deze verklaring is juridisch volledig juist en heeft de belangen van klaagster niet aangetast. De erfgenamen van [ X ] zijn immers volledig gerechtigd tot het vermogen van [ X ]. Als vereffenaar zijn zij tevens bevoegd over die nalatenschap te beschikken. Klaagster is geen erfgenaam van [ X ] en heeft dus ook geen aanspraak op haar vermogen, enkel op het fideï-commissaire vermogen voor zover dat door [ X ] tijdens leven niet verteerd was. Klaagster was dan ook geen direct betrokkene bij de verklaring van erfrecht in de nalatenschap van [ X ]. In de nalatenschap van [ X ] was klaagster hoogstens schuldeiser op grond van haar positie in de nalatenschappen van vader en moeder. In die positie van klaagster heeft de tweede verklaring van erfrecht geen verandering gebracht.

4.8.    De erfgenamen-vereffenaars hebben vervolgens geoordeeld dat zij beschikkingsbevoegd waren ten aanzien van de bij de bank aangehouden beleggingsportefeuille. De bank kwam tot dezelfde conclusie. Vanwege het al bestaande jarenlange contact met klaagster was de bank op de hoogte van haar positie als verwachter in de nalatenschappen van de ouders van [ X ]. Ook was de bank op de hoogte van de positie van de erfgenamen-vereffenaars in de nalatenschap van [ X ]. Tussen de notaris en de bank is ook nog overleg gevoerd over zowel de positie van klaagster als de positie van de erfgenamen-vereffenaars. Met al die kennis achtte de bank de erfgenamen-vereffenaars in de nalatenschap van [ X ] bevoegd tot het beheer van en de beschikking over de beleggingsportefeuille. 

4.9.    Voorafgaand aan de liquidatie heeft de notaris de erfgenamen-vereffenaars gewezen op alle voors en tegens van een tegeldemaking. De erfgenamen-vereffenaars hebben vervolgens gekozen voor tegeldemaking, omdat er voldoende zwaarwegende omstandigheden waren om tot liquidatie over te gaan. De beleggingsportefeuille vormde naar haar aard een risicovolle bezitting. Daar waar de literatuur en jurisprudentie al onder normale omstandigheden nopen tot tegeldemaking van dit soort risicovolle bezittingen, gold dit nog meer nu de marktomstandigheden vanwege de losgebarsten coronacrisis zeer onzeker waren. Het was ten tijde van de liquidatie volstrekt denkbaar dat de markten zouden instorten en de waarde van de beleggingsportefeuille heel snel zou kelderen. De risico’s van het aanhouden van de beleggingen waren volgens de erfgenamen-vereffenaars onaanvaardbaar voor de schuldeisers, waarvan de belangrijkste de belastingdienst en klaagster waren. Zou de markt zijn ingestort tot beneden 60% van de oorspronkelijke waarde, dan zou dit in de toekomst grote problemen kunnen opleveren om de (opeisbare) schulden, waaronder mogelijk en met name die van klaagster en de belastingdienst, te kunnen voldoen.
Bij de tegeldemaking van de portefeuille zijn bovendien slechts de bank en de erfgenamen-vereffenaars van [ X ] als partijen betrokken. De notaris speelt daarbij geen constituerende rol. De notaris was daarin (slechts) de vertegenwoordiger van de erfgenamen. Van belang is en blijft dat de rechtshandeling uiteindelijk aan de erfgenamen-vereffenaars is toe te rekenen, aldus nog steeds de notaris. 

4.10.    Vanuit zijn positie als gemachtigde van de erfgenamen-vereffenaars heeft de notaris de belangen van de nalatenschap van [ X ] behartigd en daarbij ook rekening gehouden met de belangen van anderen, waaronder die van klaagster. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de notaris bij herhaling aan klaagster heeft gevraagd om haar aanspraken te onderbouwen en het feit dat de erfgenamen op verzoek van de notaris om een verzwaarde vereffening hebben verzocht, welk verzoek is toegewezen door de kantonrechter. Ook zijn de geliquideerde beleggingen als tegoeden geconserveerd en de boedel biedt dus voldoende verhaal voor de schuldeisers van de nalatenschap van [ X ]. Klaagster kan haar rechten via de vereffening geldend maken en haar belangen zijn dus niet aangetast. Dat de afwikkeling van de nalatenschap van [ X ] klaagster onwelgevallig is, is terug te voeren op een civielrechtelijk geschilpunt tussen klaagster en de erfgenamen van [ X ]. De notaris staat daar verder buiten.

4.11.    Tot slot heeft de notaris aangevoerd dat voor zover er wordt geklaagd over enig optreden van hem binnen de vereffening van de nalatenschap van [ X ], waartoe volgens de notaris het liquideren van de effectenportefeuille moet worden gerekend, niet de tuchtrechter maar de kantonrechter de aangewezen instantie is voor klaagster om zich te beklagen.

Oordeel kamer
4.12.    De kamer dient te beoordelen of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de liquidatie van de effectenportefeuille en het overmaken van gelden naar voor klaagster onbekende rekeningen.
Anders dan door de notaris is betoogd, is de kamer en niet de kantonrechter hiervoor de bevoegde instantie. Niet in geschil is immers dat ten tijde van de liquidatie van de effectenportefeuille nog geen sprake was van een verzwaarde vereffening van de nalatenschap van [ X ]. Het gaat in deze procedure dan ook niet om het handelen van de notaris in het kader van de vereffening.

4.13.    Uit de processtukken en hetgeen partijen over en weer ter zitting hebben verklaard blijkt dat de notaris wel vanuit meerdere rollen bij de afwikkeling van de nalatenschap van 
[ X ] was betrokken. De notaris heeft immers notariële handelingen verricht door twee verklaringen van erfrecht te passeren. Verder heeft hij als adviseur ten aanzien van de erfgenamen-vereffenaars opgetreden en hen geadviseerd over de wijze van de afwikkeling, waaronder de liquidatie van de effectenportefeuille. Tot slot had de notaris ook nog een rol als gevolmachtigde van de erfgenamen-vereffenaars. Omdat de notaris vanuit meerdere rollen betrokken was, had hem dit naar het oordeel van de kamer tot extra voorzichtigheid en alertheid moeten nopen.

4.14.    Voorafgaand aan de liquidatie van de effectenportefeuille heeft de notaris contact gehad met partijnotaris [ B ]. De notaris wist dus dat klaagster zich op het standpunt stelde dat al het vermogen van [ X ], dus ook de beleggingsportefeuille bij de bank, behoorde tot het fideï-commissaire vermogen en dus aan haar toekwam. Hij wist dat dit botste met het standpunt van de erfgenamen-vereffenaars die stelden dat zij bevoegd waren om over de beleggingsportefeuille te beschikken. 

4.15.    Op het moment van liquidatie was er voor hem geen enkele aanleiding om voortvarend te handelen. Niet aannemelijk is geworden dat het risico dat de beleggingen op zeer korte termijn met meer dan 60% zouden dalen reëel was. Door de notaris is niet betwist dat al het vermogen van [ X ] tot aan haar overlijden (voldoende zorgvuldig) werd beheerd door klaagster. Klaagster onderhield alle contacten met de bank en voerde structureel overleg over het te voeren beleid ten aanzien van de portefeuille. Klaagster heeft uitgebreid toegelicht dat sprake was van een defensieve samenstelling van de beleggingsportefeuille. Niet is gebleken dat voor het beheer van de nalatenschap de liquidatie van de portefeuille op dat moment noodzakelijk was. Evenmin is gebleken dat de notaris hierover extern advies heeft ingewonnen, hetgeen – gelet op de waarde van de portefeuille – wel in de lijn der verwachting had gelegen.

4.16.    Door de beleggingsportefeuille zo snel, zonder overleg en zonder noodzaak te liquideren is door de notaris voorbij gegaan aan evident andere belangen, waaronder de belangen van klaagster. Gelet op de tegengestelde standpunten van klaagster en de erfgenamen-vereffenaars ten aanzien van de beleggingsportefeuille, had de notaris een pas op de plaats moeten maken en geen gebruik moeten maken van de door de erfgenamen-vereffenaars aan hem afgegeven volmacht om het geld vervolgens op voor klaagster onbekende rekeningen te storten. Van hem had mogen worden verlangd dat hij - in de gegeven omstandigheden - eerst de discussie over de vraag of klaagster ook aanspraak kon maken op het vermogen, zou hebben afgewacht. De notaris kan in elk geval ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij bij zijn handelen voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster door haar te vragen haar aanspraken te onderbouwen en door de erfgenamen op het pad van de verzwaarde vereffening te zetten. Uit de door de notaris zelf overgelegde stukken blijkt namelijk dat hij dat pas heeft gedaan nadat hij - op basis van de hem door de erfgenamen verstrekte volmacht - de beleggingsportefeuille heeft laten liquideren. De kamer komt dan ook tot de conclusie dat de notaris bij dit alles onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en zal daarom de klacht gegrond verklaren.

Maatregel

4.17.    Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke maatregel. De kamer overweegt als volgt. 

4.18.    De gegronde klacht ziet op een overschrijding van de uit de Wna en daaraan gerelateerde regelgeving voortvloeiende zorgvuldigheidsnorm. Ondanks de door de erfgenamen-vereffenaars afgegeven volmacht om bankrekeningen te mogen opheffen, had de notaris zorgvuldiger moeten zijn in de gegeven omstandigheden en deze volmacht niet moeten gebruiken voor de liquidatie van de effectenportefeuille. Door zijn handelen heeft de notaris de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. Dit valt hem tuchtrechtelijk aan te rekenen. De kamer houdt rekening met het feit dat het klachtwaardig handelen van de notaris betrekking heeft op één handeling, namelijk de liquidatie van de effectenportefeuille. Verder houdt de kamer rekening met het blanco tuchtrechtelijk verleden van de notaris. Daarom acht de kamer het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

Terugbetaling griffierecht

4.19.    Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 
99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

Kostenveroordeling

Ten behoeve van klaagster
4.20.    De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de volgende kosten:
-    de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-;
-    de kosten die klaagster heeft moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op 1 punt voor het indienen van het klaagschrift en 1 punt voor de bijstand ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1. De kamer kent dus een bedrag van € 1.050,- toe.

4.21.    De notaris moet het griffierecht en de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

Ten behoeve van de kamer
4.22.    Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,-, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR in Utrecht.

4.23.    Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven, omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

4.24.    Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.


5.    De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt de notaris op de maatregel van waarschuwing;

-    bepaalt dat de notaris gehouden is het griffierecht van € 50,- aan klaagster te vergoeden op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.21 bepaald;

-    bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten van klaagster, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, te voldoen op de wijze en binnen termijn als hiervóór onder 4.21 bepaald;

-    bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten van klaagster in verband met de aan haar door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op een bedrag van € 1.050,-, te voldoen op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.21 bepaald;

-    bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten voor behandeling van deze zaak van 
€ 2.000,- te voldoen op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.22 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mr. C.G. Zijerveld en 
mr. J.P.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.


De secretaris                                                                                                De voorzitter
        

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.