Zoekresultaten 20001-20010 van de 45173 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:334 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.289

    Klacht tegen (beginnend) verloskundige. De verloskundige was werkzaam als waarneemster in een verloskundigenpraktijk. Klaagster had zich vanwege vaginaal bloedverlies gewend tot de praktijk omdat zij ongerust was over haar prille zwangerschap. De verloskundige heeft klaagster tweemaal gezien en heeft echo’s gemaakt en heeft telefonisch contact met klaagster gehad. Klaagster verwijt verweerster dat zij klaagster had moeten inlichten dat zij niet bevoegd was om echo’s te maken, dat zij klaagster ten onrechte zonder enige twijfel meerdere keren heeft laten geloven dat zij nog zwanger was en dat zij twee keer een echo verkeerd heeft beoordeeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen gegrond verklaard en de verloskundige de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep met handhaving van de berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:234 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170169

    Nu de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht van klaagster gedeeltelijk als kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk als kennelijk ongegrond heeft afgewezen betekent dit dat de Advocatenwet aan klaagster niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad waarbij het verzet van klaagster ongegrond is verklaard. Klaagster heeft een beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen door de raad gedaan, maar heeft dit beroep ingesteld ruimschoots na het verstrijken van de in artikel 56 lid 1 Advocatenwet genoemde termijn van 30 dagen na verzending van de bestreden beslissing van de raad. Het hof komt wegens termijnoverschrijding niet toe aan de beoordeling van de gestelde schendingen van fundamentele rechtsbeginselen en verklaart klaagster in niet ontvankelijk in haar beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:328 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.043

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is gediagnosticeerd als zijnde dement met kenmerken van Korsakov. Zij verblijft op grond van een rechterlijke machtiging in een psychiatrische instelling. De arts is daar als specialist ouderengeneeskunde betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. Klaagster heeft een mentor. Zij heeft getracht het mentorschap over haarzelf te laten opheffen, hetgeen niet is gelukt. Klaagster heeft de klacht ingediend zonder dat haar mentor daarmee heeft ingestemd. H et Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Volgens het Regionaal Tuchtcollege kan klaagster niet als klachtgerechtigde worden aangemerkt, nu haar mentor niet heeft ingestemd met het indienen van de klacht. Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht (gelet op het uitgangspunt dat een patiënt(e) die daartoe behoorlijk in staat is, zelf degene is die beslist over het al of niet indienen van een klacht met betrekking tot zijn of haar behandeling) en verklaart de inhoudelijke lacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:252 Raad van Discipline Amsterdam 17-838/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over deken. Deken komt grote mate van vrijheid toe bij inrichting onderzoek, en was in dat kader niet gehouden om commentaar van klager op de concept-aanbiedingsbrief over te nemen. Daarbij geldt dat volledige klachtdossier aan raad is toegezonden, waaronder commentaar van klager op concept-aanbiedingsbrief, zodat raad daar kennis van heeft kunnen nemen. Klacht deels kennelijk ongegrond. Voor het overige is klager niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:335 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.344

    Klaagster klaagt over de behandeling van haar tante (die een mentor heeft) door de arts en over het handelen van de arts ten opzichte van klaagster zelf. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klachten. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:235 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170166

    Gedeeltelijke bekrachtiging van de beslissing van de raad. Ten aanzien van het dossier van de voormalige burgemeester hebben partijen ter zitting van de raad afspraken gemaakt. Klager heeft in zijn beroepschrift gesteld dat niet alle stukken in het dossier zaten en dat verweerder stukken heeft achtergehouden. Verweerder heeft hierop gemotiveerd aangevoerd dat hij de stukken die specifiek door klager zijn benoemd als zijnde achtergehouden door verweerder, niet in zijn bezit heeft gehad. Het had op de weg van klager gelegen nader te onderbouwen dat de stukken die volgens hem door verweerder zijn achtergehouden deel hebben uitgemaakt van het dossier. Nu hij dit niet heeft gedaan, kan het hof niet vaststellen dat verweerder heeft geweigerd het gehele dossier van de voormalig burgemeester aan klager af te geven. Volgt ongegrondverklaring van klachtonderdeel d.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:329 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.126

    Klacht tegen verpleegkundige. Klaagster is werkgeefster van de verpleegkundige. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij heeft toegestaan dat een gedwongen opgenomen patiënte met een langdurige psychiatrische voorgeschiedenis, die tevens bekend was met een alcoholprobleem die door de verpleegkundige begeleid werd buiten de instelling één glas wijn heeft gedronken. Tevens wordt de verpleegkundige verweten dat zij dit nadien niet heeft gerapporteerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door patiënte toe te staan één glas wijn te nuttigen. Van belang is dat algemene (beleids)regels en richtlijnen ten aanzien van alcoholgebruik ontbraken in de instelling. Voorts was er geen recent behandelplan van patiënte voor handen waaruit kon worden opgemaakt dat alcoholgebruik moest worden vermeden. Verder is van belang dat binnen de afdeling waar de verpleegkundige werkte, bij de omgang van patiënten aan de verpleegkundigen veel vrijheid werd gegund ten behoeve van een goede behandel- en vertrouwensbasis en “out of the box” denken werd gestimuleerd. Verder kan de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk worden verweten dat de verpleegkundige het alcoholgebruik nadien niet heeft gerapporteerd, nu rapportage hiervan alleen diende plaats te vinden bij buitensporig en fors afwijkend gedrag, hetgeen niet aan de orde was. Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht alsnog ongegrond. De opgelegde maatregel van waarschuwing komt zodoende te vervallen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:236 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170043W

    De wrakingskamer oordeelt dat verweerders wel degelijk getracht hebben rekening te houden met de belangen van verzoeker bij de bepaling van de datum waarop de klacht in hoger beroep zou worden behandeld en dat juist de beperkte beschikbaarheid van verzoeker en de (late) communicatie hierover door verzoeker voor verweerders aanleiding was vast te houden aan de vastgestelde behandeldatum. De verklaring die verzoeker voor zijn handelwijze geeft, namelijk dat “het” (verzoeker bedoelt kennelijk: “zijn”) leven dynamisch is en er voortdurend wisselingen plaatsvinden en dat hij sedert april 2016 zijn kantoor gesloten heeft en daarna gepensioneerd is, brengen niet mee dat wanneer tegen deze achtergrond verder uitstel niet wordt geaccepteerd, verweerders (schijn van) rechterlijke vooringenomenheid kan worden verweten. Volgt afwijzing van het wrakingsverzoek.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:230 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170110

    Klacht tegen eigen advocaten. Anders dan de raad acht het hof de klacht dat verweersters klager niet hebben gewezen op de mogelijkheid die zijn ex-echtgenote had om zonder rechterlijke tussenkomst, via een deurwaarder, beslag te laten leggen, ongegrond. Uit de omstandigheden volgt dat klager zich reeds bij aanvang van de behandeling van de zaak ervan bewust moet zijn geweest dat de ex-echtgenote executiemaatregelen kon treffen en dat beslag kon worden gelegd. Anders dan de raad acht het hof de expliciete waarschuwing van verweersters aan klager niet te laat. Het hof oordeelt dat ook de klacht dat verweersters ten onrechte heben gezegd dat het LBIO terughoudend zou zijn met het nemen van incassomaatregelen gedurende de loop van een rechtszaak, ongegrond is. De uitlating van verweerster bevat geen onjuistheden en is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, temeer klager erop is gewezen dat de alimentatieverplichting zou blijven bestaan indien de rechter het verzoek tot beëindiging van de alimentatieverplichting zou afwijzen, dat het risico van exectue bij niet-betaling bleef bestaan en dat hem geadviseerd is de gelden te reserveren. De beslissing van de raad wordt vernietigd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:224 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170180

    Dekenbezwaar. Gegrond. De raad heeft aan verweerder een schorsing van 4 weken en een geldboete van € 10.000 opgelegd vanwege (onder meer) excessief declareren en daarbij overwogen dat aanleiding bestaat verweerder het door hem ten onrechte genoten voordeel te ontnemen. Het hoger beroep van verweerder, de deken en de algemeen deken richt zich tegen de maatregel, in het bijzonder de boete. Het hof oordeelt dat de cliënt in ieder geval ten onrechte een bedrag van € 5.000 heeft betaald. Het hof legt een voorwaardelijke geldboete van € 10.000 op onder de bijzondere voorwaarde dat verweerder € 5.000 betaalt aan de cliënt. Schorsing van 4 weken. Proceskostenveroordeling.