Zoekresultaten 3981-3990 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:215 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1163

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is het nichtje van een begin 2021 overleden patiënte. Verweerster werkte als specialist ouderengeneeskunde bij de instelling waar patiënte was opgenomen en was betrokken bij de behandeling van patiënte. Klaagster verwijt verweerster (1) dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan upcoding door het ZZP van 4 naar 7 te verhogen en (2 t/m 5) een verkeerde diagnose, onvoldoende zorg, het zonder toestemming medicatie toedienen en patiënte verhuizen en onvoldoende dossiervorming. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste klachtonderdeel ongegrond en klaagster voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:209 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.210

    Klacht tegen een radioloog. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De radioloog is werkzaam in dit ziekenhuis en tevens medisch manager van de afdeling Medisch Beeldvorming. In 2009 is een CT-abdomen gemaakt. In 2017 is een CT-abdomen en een CT-thorax gemaakt. In 2018 is een MRI van de onderbuik gemaakt. In 2017 heeft er een second opinion plaatsgevonden van de CT-abdomen en CT-thorax van 2017 in een ander ziekenhuis. In 2019 is door een radioloog uit weer een ander ziekenhuis een verslag gemaakt naar aanleiding van herbeoordeling van de CT-abdomen, CT-thorax en MRI-onderbuik. Klaagster verwijt de aangeklaagde radioloog dat hij onjuist heeft gerapporteerd over beeldvormingen vanaf 2009 en dat hij niet open en transparant is over missers en fouten ten aanzien van de radiologisch zorg. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:203 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1302

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager is tijdelijk opgenomen geweest in een forensisch psychiatrische kliniek. Op één van de afdelingen waar hij verbleef was de gz-psycholoog werkzaam en klagers regiebehandelaar. In dat verband maakt klager de gz-psycholoog meerdere verwijten. Zo zou de gz-psycholoog niet hebben ingegrepen toen klager werd bedreigd door een medepatiënt en zij zou zijn vergeten klager op te geven voor cursussen. Ook zou er enige tijd geen behandelplan zijn geweest en het behandelplan zou ook niet met klager zijn besproken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:216 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1103

    Klacht tegen een internist. Klaagster was de geregistreerde partner van patiënt. Patiënt was sinds 2017 bekend met een gemetastaseerd adenocarcinoom met een onbekende primaire tumor, met metastasen in wervels en lymfeklieren. Op enig moment is patiënt in verband met onhoudbare pijn door toediening van midazolam palliatief gesedeerd. Twee dagen later is hij overleden. Volgens klaagster heeft de internist bij de behandeling van patiënt gehandeld in strijd met de richtlijn Palliatieve sedatie van de KNMG. Volgens haar was palliatieve sedatie niet geïndiceerd en heeft de internist niet/onvoldoende overlegd met patiënt en/of diens vertegenwoordigers. Verder verwijt klaagster de internist dat hij geen/onvoldoende rekening heeft gehouden met de zeggenschap van klaagster als eerste contactpersoon en (geregistreerd) partner van patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht in alle onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3377

    Klacht tegen ambulanceverpleegkundige, inhoudende dat beklaagde teveel fentanyl heeft toegediend en daardoor een medische fout heeft gemaakt welke niet is gemeld bij de instanties. Verder verwijt klaagster beklaagde dat zij als gevolg van het toedienen van fentanyl een hartstilstand heeft gekregen en dat beklaagde niet direct is begonnen met reanimeren. Het college oordeelt dat beklaagde bij het toedienen van fentanyl het protocol pijnbestrijding in acht heeft genomen en daarbij het lichaamsgewicht en de door klaagster gemelde pijnscore heeft meegewogen. De door beklaagde gehanteerde hoeveelheid fentanyl valt binnen de maximaal toegestane hoeveelheid en op grond daarvan is van een overdosering of een medische fout geen sprake. Het college oordeelt dat sprake was van een bradycardie en niet van een hartstilstand. Dat als gevolg van een hartstilstand hart- en nierfalen is opgetreden wordt niet door klaagster onderbouwd. Verder is beklaagde direct begonnen met kapbeademing en heeft hij de afweging gemaakt door te rijden naar de SEH. Aldaar heeft beklaagde het SEH-team verzocht naar de ambulancehal te komen om ondersteuning te bieden bij de reanimatie van klaagster. Het geheel overziend heeft beklaagde adequate zorg verleend en is niet gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klacht is kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2022:184 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4052

    Klacht tegen een GZ-psycholoog kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. De GZ-psycholoog heeft (zo blijkt uit het Formulier voor schriftelijke melding van (vermoedens) van kindermishandeling, waarnaar wordt verwezen in het klaagschrift) Veilig Thuis slechts in overweging gegeven om de uitspraken van het nichtje over haar oom nader te onderzoeken. In deze melding wordt geen beschouwing gegeven over de persoon en/of het handelen van klager. Alsdan wordt klager door deze melding niet rechtstreeks door de GZ-psycholoog getroffen in een in het kader van de individuele gezondheidszorg te respecteren belang. Het college is dan ook van oordeel dat de klager niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2022:185 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3765

    Klacht tegen een GZ-psycholoog kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klaagster is van opvatting dat haar ex-partner zich schuldig maakt (dan wel: heeft gemaakt) aan stalking. Zij verwijt verweerster dat zij hiervan op de hoogte was maar niets heeft gedaan. Klaagster heeft (al dan niet impliciet) de stelling ingenomen dat verweerster in de periode waar de klacht betrekking op heeft, is opgetreden als GZ-psycholoog. Echter, klaagster heeft deze stelling niet (voldoende) onderbouwd. Het college volgt dan ook verweerster in haar stelling dat zij weliswaar nog altijd geregistreerd GZ-psycholoog is, maar niet meer als zodanig werkzaam is. Er is geen sprake van handelen als GZ-psycholoog – nog daargelaten dat de (verregaande) verwijten van klaagster niet (voldoende) onderbouwd zijn. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2022:186 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4254

    Gegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Verweerder heeft klaagster kort na de beëindiging van de behandelrelatie een sms gestuurd waaruit blijkt dat hij bepaalde gevoelens had voor klaagster. Hij vroeg haar of zij die ook voor hem had en of zij vertrouwelijk met dit bericht kon omgaan. Volgens klaagster handelde verweerder grensoverschrijdend en onprofessioneel. Door haar geheimhouding te vragen belastte verweerder haar onnodig en werd haar therapie belemmerd. Verweerder erkent dat hij een misstap heeft begaan. Het college overweegt dat verweerder met het versturen van de sms de grenzen heeft overschreden van wat van een redelijk bekwame en redelijk handelende psychotherapeut mag worden verwacht. De handelwijze van verweerder acht het college ernstig verwijtbaar. Door op klaagster (minst genomen) een moreel appèl te doen om verder te zwijgen over de sms waarvan verweerder zich toen al realiseerde dat deze ongepast was, heeft hij op klaagster een onnodige en onevenredig druk gelegd. Dat klemt te meer, nu klaagster vanwege haar mentale klachten in een zeer kwetsbare positie verkeerde en daarvoor ook onder behandeling was bij verweerder. Gelet op het tijdsverloop tussen het versturen van de sms’en en de klacht, en het inzicht dat verweerder (in ieder geval ter zitting) heeft getoond in de verstrekkende gevolgen die zijn handelen heeft gehad op de gezondheid en het herstel van klaagster, volstaat het college met een berisping. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2022:321 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-468/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Uit de reactie van verweerder op het wrakingsverzoek van klaagster blijkt niet dat daarbij sprake is geweest van (een poging tot) ongeoorloofde beïnvloeding van de rechter en van enige beïnvloeding van de Raad voor de Kinderbescherming is in het geheel niet gebleken. Verweerder heeft zich tegen het wrakingsverzoek mogen verweren zoals hij dat heeft gedaan. Over de gedragingen van verweerder in de andere klachtonderdelen heeft klaagster eerder geklaagd en de raad heeft daar ook al op beslist. Klacht voor een deel kennelijk ongegrond en voor een deel kennelijk niet ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3381

    Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat hij de galkoliekpijnaanvallen heeft gediagnosticeerd als psychische stoornis, dat hij het verzoek tot verwijdering van de galblaas heeft genegeerd en dat hij klaagster onheus heeft bejegend, niet serieus heeft genomen en haar dossier niet heeft willen vernietigen. Naar het oordeel van het college is de eventuele mogelijkheid van een psychische stoornis enkel door de arts-assistent neergelegd in een werknotitie en heeft beklaagde daar geen beleid op gemaakt. Voor het verwijderen van de galblaas bestond op grond van de vele onderzoeken geen indicatie of noodzaak. Verder heeft klaagster niet onderbouwd dat beklaagde haar onheus heeft bejegend en kunnen de feiten hieromtrent door het college niet worden vastgesteld. Beklaagde heeft voorts geen betrokkenheid gehad bij het verzoek tot vernietiging van het medisch dossier en het college oordeelt dat beklaagde ook niet onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot het medisch dossier. De klacht is kennelijk ongegrond.