ECLI:NL:TGZRAMS:2022:184 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4052

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:184
Datum uitspraak: 13-12-2022
Datum publicatie: 13-12-2022
Zaaknummer(s): A2022/4052
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een GZ-psycholoog kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. De GZ-psycholoog heeft (zo blijkt uit het Formulier voor schriftelijke melding van (vermoedens) van kindermishandeling, waarnaar wordt verwezen in het klaagschrift) Veilig Thuis slechts in overweging gegeven om de uitspraken van het nichtje over haar oom nader te onderzoeken. In deze melding wordt geen beschouwing gegeven over de persoon en/of het handelen van klager. Alsdan wordt klager door deze melding niet rechtstreeks door de GZ-psycholoog getroffen in een in het kader van de individuele gezondheidszorg te respecteren belang. Het college is dan ook van oordeel dat de klager niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 13 december 2022 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
GZ-psycholoog,
verweerster (hierna ook: de GZ-psycholoog),
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, werkzaam te Utrecht.


1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 maart 2022;
- het verweerschrift;
- een bijlage bij het verweerschrift die niet naar klager is gezonden;
- proces-verbaal van het op 22 augustus 2022 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van 20 september 2022, binnenkomen op 21 september 2022 van de gemachtigde van verweerster.

1.2 Het beroep van verweerster op artikel 67 lid 3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidzorg (hierna: Wet BIG) wat betreft de onder 1.1 genoemde bijlage is door het college gehonoreerd. Dit brengt met zich dat het college hier wel kennis van heeft kunnen nemen, maar dat dit niet is doorgezonden naar klager.

1.3 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan heeft klager gebruik gemaakt.

1.4 Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld in raadkamer op 1 november 2022.

2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. Deze beschuldigingen heeft de GZ-psycholoog geuit naar klagers zus en zwager, de ouders van het nichtje.

2.2 Het college komt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het college licht dat hierna toe.

3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Verweerster is BIG-geregistreerd GZ-psycholoog. Zij is in de periode waar de klacht
op ziet, oktober 2015 tot en met december 2015, werkzaam in D in E. Verweerster heeft als GZ-psycholoog het nichtje van klager psychologisch onderzocht. Zij was naar de GZ-psycholoog verwezen voor onderzoek in verband met obstipatieklachten, angst om te poepen en fecale incontinentie.

3.2 Op 23 december 2015 heeft verweerster naar aanleiding van dit onderzoek een melding gedaan bij Veilig Thuis.

4. Wat houdt de klacht in?
Volgens klager heeft verweerster verwijtbaar gehandeld, omdat zij zonder grondslag en zonder klager ooit gesproken te hebben ‘kwalijke’ uitspraken over hem heeft gedaan. Deze uitspraken hebben tot de dag van vandaag grote gevolgen voor hem.


5. Wat is het verweer?
Verweerster is van mening dat zij heeft gehandeld volgens haar zorgplicht. Ze is van opvatting dat de klacht (kennelijk) ongegrond is.


6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Volgens artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG, zoals deze bepaling tot 1 april 2019
luidde, is een BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij/zij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van – kort gezegd – zijn/haar patiënt of diens naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm) dan wel enig ander handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Vast staat dat er tussen de GZ-psycholoog en klager geen sprake was van een behandelrelatie. Alsdan zal het college de klacht (alleen) toetsen aan de tweede tuchtnorm.


6.2 Een tuchtklacht kan worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende
volgens artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BIG. Om als rechtstreeks belanghebbende te worden aangemerkt, moet klager een belang hebben dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Deze eis vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG. De wet BIG beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Ook moet klager door de GZ-psycholoog rechtstreeks in zijn belang zijn getroffen.

6.3 De GZ-psycholoog heeft (zo blijkt uit het Formulier voor schriftelijke melding van (vermoedens) van kindermishandeling, waarnaar wordt verwezen in het klaagschrift) Veilig Thuis slechts in overweging gegeven om de uitspraken van het nichtje over haar oom nader te onderzoeken. In deze melding wordt geen beschouwing gegeven over de persoon en/of het handelen van klager. Alsdan wordt klager door deze melding niet rechtstreeks door de GZ-psycholoog getroffen in een in het kader van de individuele gezondheidszorg te respecteren belang. Het college is dan ook van oordeel dat de klager niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BIG.


6.4 Gelet op het voorgaande, is het college van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het college zal de klacht daarom niet inhoudelijk bespreken.

6 De beslissing
De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gegeven door A.M.G.J. van Amsterdam, voorzitter, R.E. van Hellemondt, lid-jurist, C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, T.A.W. van der Schoot en M.D. Mostert-Uijterwijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.