Zoekresultaten 3681-3690 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2022/11

    Klagers 1 tot en met 4 verwijten de notaris (kort gezegd) dat hij onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater toen hij op 7 januari 2022 zijn testament passeerde. De notaris heeft met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht in eerste instantie aangevoerd dat hij slechts algemene informatie kan geven.Bij tussenbeslissing van 27 juni 2022 heeft de kamer klagers 3 en 4 niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, omdat zij geen redelijk belang hebben. Verder heeft de kamer de notaris in de gelegenheid gesteld alsnog zo gedetailleerd als mogelijk te beschrijven hoe het onderhavige testament tot stand is gekomen, hoe hij de wilsbekwaamheid van erflater heeft beoordeeld en op welke wijze hij heeft gewaarborgd dat erflater zijn wil op onafhankelijke wijze aan de notaris heeft kunnen overbrengen. De notaris heeft van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.Bij eindbeslissing van 16 januari 2023 heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende naar voren heeft gebracht om aan te nemen dat hij ondanks de aanwezigheid van (ook in het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening genoemde) indicatoren geen reden zag voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Voor zover de notaris nog enige twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater zou hebben gehad, zou die in de gegeven omstandigheden niet voldoende zijn geweest om de tijd te nemen voor een medisch onderzoek met het risico dat de uiterste wil van erflater door zijn naderende overlijden niet meer zou kunnen worden vastgelegd. De kamer is van oordeel dat de notaris (ook) voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van erflater door [A]. Hoewel er in het voortraject kanttekeningen zijn te plaatsen bij het handelen van de notaris, heeft de notaris later correct gehandeld door erflater thuis te bezoeken en hem tijdens een anderhalf uur durende passeerafspraak buiten aanwezigheid van anderen uitgebreid te spreken. Bij dit oordeel weegt mee dat sprake was van een spoedsituatie en de notaris dus geen tijd had voor een uitgebreid onderzoek. Verder heeft de kamer oog voor de omstandigheid dat Nederland zich begin januari 2022 in de uitzonderlijke situatie van een harde lockdown bevond, waardoor de notaris te maken had met aangescherpte coronamaatregelen en adviezen van de overheid. Deze coronamaatregelen en adviezen waren voor de notaris reden om fysiek contact tussen hem en/of zijn personeel enerzijds en de cliënt anderzijds zoveel mogelijk te beperken. In die omstandigheden heeft de notaris naar het oordeel van de kamer een voldoende zorgvuldige invulling gegeven aan zijn taak om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van erflater en zijn de in de beslissing gemaakte kanttekeningen van onvoldoende gewicht om de notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4195

    Beëindiging antipsychotica zonder afbouwschema is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beklaagde heeft de door klager geuite (ontwennings-)klachten voldoende onderzocht en beoordeeld. Klacht over handgeschreven slaaprecept is van onvoldoende gewicht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2022:367 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-154/AL/GLD

    Klacht over eigen advocaat in een echtscheidingsprocedure. Het verwijt betreft het niet meenemen van het woonrecht van de huurwoning in de procedure en slecht communiceren. Allereerst overweegt de raad dat goede huisvesting een belangrijk onderwerp is waarmee een advocaat als zijnde de belangenbehartiger van zijn cliënt zorgvuldig dient om te gaan. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of verweerster gelet op alle feiten en omstandigheden ervan uit mocht gaan dat klaagster van de echtelijke woning had afgezien. De raad is van oordeel dat dit het geval is. Voorts is door klaagster onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er door verweerster slecht gecommuniceerd is. Uit het klachtdossier blijkt een intensieve en voortdurende communicatie tussen klaagster en verweerster. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4503

    Klacht tegen arts in opleiding tot specialist. Verwijt dat beklaagde een foute diagnose geeft gesteld en klaagster zonder verder te onderzoeken met een acute ischemie in haar been naar huis heeft gestuurd. Toen patiënte werd onderzocht was er bij lichamelijk onderzoek (motoriek, sensibiliteit en arteriële doppler signalen) geen acute ischemie hoger dan klasse 1 aanwezig. Ook bij heropname vier dagen later waren motoriek en sensibiliteit nog altijd aanwezig. Hierdoor is er gekozen voor een uitgesteld beleid, hetgeen bij een acute limb ischemia klasse 1 ook mogelijk en geoorloofd is. Het college komt tot de conclusie dat het verwijt niet slaagt. Dat klaagster kort na ontslag wederom klachten kreeg, gevolgd door opname, onderzoek en behandeling, doet daar niet aan af. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:6 Hof van Discipline 's Gravenhage 220054

    Beklag van verzoeker tegen de beslissing van de Raad van de Orde van Advocaten is ongegrond. Artikel 4 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat de raad kan weigeren een verzoek tot inschrijving als advocaat in behandeling te nemen, als – samengevat – a) de verzoeker niet voldoet aan de in artikel 2 en 2a van die wet gestelde vereisten voor inschrijving, b) de gegronde vrees bestaat dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten, of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt of c) als de verzoeker wegens het niet op tijd behalen van de stageverklaring of het beroepsexamen van het tableau is geschrapt en het verzoek wordt ingediend binnen een door de algemene raad nader te bepalen termijn na schrapping. Deze termijn is door de algemene raad bij art. 36 van de Regeling op de advocatuur gesteld op vijf jaren. Het tweede lid van artikel 4 Advocatenwet bepaalt dat de raad ook kan weigeren om het verzoek in behandeling te nemen als het is ingediend door een verzoeker die eerder als advocaat is ingeschreven geweest en de raad van oordeel is dat de verzoeker niet voldoet aan de bij of krachtens verordening gestelde eisen om voor hernieuwde inschrijving in aanmerking te komen. In dit geval heeft de raad zijn weigering om klagers verzoek in behandeling te nemen gegrond op de hiervoor onder c) omschreven grond: klager is van het tableau geschrapt en hij heeft zijn verzoek ingediend binnen de door de algemene raad bepaalde termijn na schrapping.  Naar het oordeel van het hof heeft de raad op goede gronden geweigerd om klagers verzoek tot inschrijving als advocaat in behandeling te nemen. Hetgeen klager nog heeft aangevoerd aangaande de volgens hem niet terechte afwijzing van de Woo-verzoeken die hij bij de verschillende dekens indiende laat het hof buiten beschouwing, aangezien die discussie buiten het bestek van deze procedure valt.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4217

    Klacht tegen chirurg. Klager heeft in het verleden meerdere TIA’s gehad bij paroxismaal atriumfibrilleren, hypertensie en hypercholesterolemie. Voor een symptomatische stenose van de arteria carotis werd op 11 maart 2016 een reconstructie van de halsslagader rechts (CEA) verricht. In september 2021 werd een symptomatische stenose van de linker halsslagader vastgesteld. Klager liet weten na de CEA rechts veel problemen te hebben gehad en liever niet nog een CEA te willen ondergaan. Beklaagde legt uit dat een stent (CAS) ook mogelijk is. Deze geeft een iets hogere kans op een postoperatieve CVA maar heeft wel de voordelen van een endovasculaire ingreep. Klager verwijt beklaagde dat deze hem een te summiere uitleg heeft gegeven over de risico’s van de stent. Na korte tijd was er sprake van een occlusie. Het college overweegt dat het risico op een nieuw CVA bij het plaatsen van een stent waarschijnlijk nog altijd minder groot was dan het risico op een CVA bij niet-ingrijpen. Van een onverantwoord risico was naar het oordeel van het college bij een stent-plaatsing bij klager daarom geen sprake. Uit de dossieraantekeningen blijkt voorts dat klager uitleg heeft gekregen dat het plaatsen van een stent een iets hoger risico op een CVA gedurende de operatie zou betekenen. Klager is voorgelicht over het te verwachten beloop, complicaties, risico’s en prognose van de behandeling, waaronder cerebrale ischemie. Het college concludeert dat klager met het plaatsen van een stent akkoord is gegaan nadat hij voldoende was voorgelicht over de risico’s van de ingreep. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2022:368 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-102/AL/MN

    In een erfrechtkwestie procedeert klaagster tegen haar broer. Klacht over de advocaat van de broer die weigert om aan klaagster informatie te verstrekken over de declaraties die door hem aan een Holding zijn gezonden waarvan klaagster en haar broer beiden aandeelhouder zijn. Klaagster is geen bestuurder maar enkel aandeelhouder van de Holding. De raad overweegt dat klaagster niet de belangen van de Holding vertegenwoordigt, maar als aandeelhouder slechts een van de Holding afgeleid belang bij haar klacht heeft. De vermeende normschending door verweerder – namelijk het mogelijk ten onrechte zenden van facturen voor privé werkzaamheden aan de Holding – heeft betrekking op een norm die primair de belangen van de Holding beoogt te beschermen. Klaagster heeft daarbij in haar hoedanigheid van aandeelhouder een onvoldoende rechtstreeks belang. De raad verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:6 Raad van Discipline Amsterdam 22-966/A/MN

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4085

    De klacht gaat over de behandeling van de overleden echtgenoot (hierna: patiënt) van klaagster door beklaagde (cardioloog). Klaagster vindt dat de cardioloog patiënt niet serieus heeft genomen en hem onvolledig heeft geïnformeerd over zijn gezondheidstoestand.  Het college verklaart de klacht ongegrond. Dat de cardioloog het onderwerp “leefstijl” inclusief stressreductie herhaaldelijk naar voren bracht kan haar, gezien het belang van leefstijl voor de klachten, niet worden verweten. Aandacht voor leefstijl getuigt in beginsel zelfs van goed zorgverlenerschap. Het betekent niet dat de cardioloog patiënt en de medische oorzaak van zijn klachten niet serieus nam. Niet objectief kan worden vastgesteld dat de cardioloog woorden als “liefje” of “schatje” of anderszins minder gepaste bewoordingen heeft gebruikt bij het aanspreken van patiënt en of en in welke context het advies is gegeven een yogamatje te gebruiken. Ook kan niet objectief worden vastgesteld dat patiënt van de cardioloog geen 112 zou mogen bellen. Uit het dossier blijkt niet dat de cardioloog patiënt onvoldoende heeft geïnformeerd over de bevindingen en het daarop afgestemde beleid.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:6 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1325

    Klacht tegen een gz-psycholoog die klaagster heeft behandeld. Klaagster is behandeld wegens overspannenheid niet door de gz-psycholoog zelf, maar door een psychosociaal therapeut die haar moedertaal sprak. De klachten dat de medische behandelinformatie en de informatie over de financiële afwikkeling niet (tijdig) zijn verstrekt, zijn door het RTG gegrond verklaard, evenals de klacht dat onvoldoende duidelijk was dat klaagster niet door een BIG-geregistreerd gz-psycholoog is behandeld. Het RTG legt een berisping op. Het CTG verklaart het beroep over de behandelinformatie en de financiële afwikkeling alsmede de hoogte van de maatregel gegrond; tegen de klacht over de delegatie van werkzaamheden is geen beroep ingesteld, zodat dat klachtonderdeel gegrond blijft. Waarschuwing.