Zoekresultaten 2371-2380 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:120 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1681

    Klacht tegen coördinerend wijkverpleegkundige. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij door haar toedoen op 19 november 2021 eenzijdig uit de (thuis)zorg is gezet. Volgens klager heeft de verpleegkundige hem valselijk beschuldigd van bedreiging van zorgmedewerkers. Hij verwijt de verpleegkundige dat zij niet heeft gezorgd voor continuering van de zorg en dat zij niet aan haar wettelijke zorgplicht heeft voldaan. Klager meent dat de verpleegkundige heeft nagelaten te handelen met inachtneming van de zorgvuldigheidsnormen en gedragsregels, zoals die voor haar beroepsgroep gelden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep en geeft een overweging ten overvloede over het eenzijdig beëindigen van de zorgverlening door de zorgaanbieder.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:121 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1097

    Klacht tegen psychiater. Klager was onder behandeling bij een ontwikkelingsstoornisteam. De beklaagde psychiater heeft klager beoordeeld in het kader van een second opinion. Klager heeft de psychiater gevraagd om een verklaring af te geven inhoudende de vaststelling van zijn beperkingen (een ADHD-verklaring). Dit heeft de psychiater gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de door klager geformuleerde klachten al in een eerdere tuchtprocedure zijn beoordeeld en verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk (ne bis in idem). Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:122 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1796

    Klacht tegen een internist-nefroloog. Patiënt, geboren in 2001, was sinds 2008 bekend met een steroïdresistent nefrotisch syndroom. Hij was in november 2019 door het ziekenhuis, waar de internist werkzaam is, overgenomen van een ander ziekenhuis. Begin juni 2020 was de conclusie dat de nierfunctie van patiënt zo slecht was dat dialyse in afwachting van niertransplantatie onvermijdelijk was. De internist was begin juni 2020 de behandelaar van patiënt en heeft bij hem een dialyselijn geplaatst. Vervolgens is er met dialyseren gestart. Een maand later is patiënt plotseling overleden. Klagers (moeder, stiefvader en broers en zussen van patiënt) verwijten de internist dat hij patiënt en zijn moeder onvoldoende heeft geïnformeerd en geen toestemming van patiënt heeft verkregen om de dialyselijn te plaatsen. Daarmee zou het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt geschonden zijn. Verder wordt de internist verweten dat hij bij het plaatsen van de dialyselijn het verkeerde materiaal heeft gebruikt en dat hij daarna onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de op hem rustende zorgplicht en regiefunctie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers, uitgezonderd de moeder van patiënt, niet-ontvankelijk, en verklaart de klacht ongegrond.  In beroep is de zaak in volle omgang nogmaals voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1810

    Klacht tegen psychiater. Klagers hebben een klacht ingediend tegen de psychiater, omdat hij één van de auteurs is van een artikel waarin, kort samengevat, een analyse plaatsvindt van complotdenkers. Klagers benoemen zichzelf als personen die door hun omgeving worden beschouwd als complotdenkers, ook al hebben zij onderling verschillende denkbeelden en zien zij hun denkbeelden door de feiten bevestigd. Zij voelen zich aangesproken door wat de psychiater over complotdenkers heeft geschreven en vinden dat de psychiater klachtwaardig jegens hen heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat klagers niet zijn aan te merken als rechtstreeks belanghebbenden en verklaart de klacht niet-ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege zet de criteria om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt uiteen en verwerpt vervolgens het beroep van klagers.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:167 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-191/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Ne bis in idem. De voorzitter is op grond van het klachtdossier en (in het bijzonder) de beslissing van de raad van 15 augustus 2022 van oordeel dat de klacht die klaagster nu heeft ingediend, dezelfde is als de klacht waarover de raad in die eerdere beslissing al heeft geoordeeld. Ook in die vorige zaak heeft klaagster immers aangevoerd dat verweerder haar belangen onvoldoende heeft behartigd en dat hij ondeskundig heeft gehandeld. Die verwijten zagen op dezelfde handelingen (in dezelfde periode) als waarnaar klaagster in haar nieuwe klacht verwijst. De klacht van klaagster kan dan ook niet opnieuw aan de orde worden gesteld in een nieuwe klachtzaak. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:168 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-485/AL/GLD

    Verzet. De raad verklaart het verzet gegrond. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft niet gereageerd op een verzoek van klaagster, de wederpartij van zijn cliënte, om een berekening van de wettelijke rente te geven, terwijl hij dat wel had toegezegd. De raad is van oordeel dat hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:169 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-772/AL/GLD

    Verweerder is naar het oordeel van de raad tekortgeschoten door een onjuist advies aan klaagster te geven over de peildatum van de echtelijke woning aan klaagster. Dat heeft mogelijke gevolgen gehad voor de daarna door klaagster in het geschil met haar ex-man gemaakte keuzes. Daarnaast heeft verweerder zich ontijdig aan de zaak onttrokken. Verweerder heeft in strijd gehandeld met artikel 46 Aw en in strijd met de kernwaarde deskundigheid. De raad legt een berisping op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:163 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-417/AL/MN

    Raadsbeslissing. Verzet gegrond. Klacht ongegrond. De raad stelt vast dat verweerder klager in 2006 en 2007 als advocaat heeft bijgestaan. In een e-mail in augustus 2021 heeft klager aan verweerder verzocht om een plan van aanpak te maken in verband met een volgens klager nog openstaande vordering van de Belastingdienst en met betrekking tot in beslag genomen zaken. De raad is van oordeel dat gelet op het grote tijdsverloop en omdat niet is gebleken dat er tussen 2007 en 2021 enig contact tussen klager en verweerder is geweest, verweerder niet was gehouden om deze zaak weer op te pakken. Bovendien heeft klager al twee weken na het sturen van de e-mail aan verweerder een klacht bij de deken ingediend, waardoor verweerder ook niet de gelegenheid heeft gehad om binnen een redelijke termijn op klagers e-mail te reageren. Dat betekent dat de klacht ongegrond wordt verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:170 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-819/AL/MN

    Verweerster heeft de ex-man van klaagster bijgestaan in de echtscheiding. Op enig moment hebben partijen onderling per e-mail schikkingsonderhandelingen gevoerd en die informatie als vertrouwelijk aangemerkt. Verweerster heeft hieruit geciteerd in haar processtuk, zonder toestemming van klaagster. De raad is van oordeel dat de vaste rechtspraak over de vereiste vertrouwelijkheid bij mediationafspraken in dit specifieke geval ook gold voor verweerster. Haar cliënt is in zijn schikkingsvoorstel aan klaagster over de vertrouwelijkheid daarvan begonnen. Klaagster mocht daar dan ook rekening mee houden en kon zich daarom vrij voelen om aan hem een concreet tegenvoorstel te doen in haar e-mail. In diezelfde e-mail heeft ook zij zich op de vertrouwelijkheid daarvan beroepen. Dat haar ex-echtgenoot die informatie met verweerster heeft gedeeld, kan zo zijn en is begrijpelijk. Het had daarna op de weg van verweerster gelegen om zich af te vragen of het verstandig was om die informatie te gebruiken in de procedure. Door uit de vertrouwelijk bedoelde e-mails van partijen door de raad genoemde specifieke informatie te citeren heeft verweerster, juist in dit familiegeschil waarin de gemoederen al hoog opliepen, de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij overschreden en de gerechtvaardigde belangen van klaagster geschaad. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:164 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-455/AL/GLD

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.