ECLI:NL:TGZCTG:2023:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1810

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:116
Datum uitspraak: 19-07-2023
Datum publicatie: 19-07-2023
Zaaknummer(s): C2023/1810
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klagers hebben een klacht ingediend tegen de psychiater, omdat hij één van de auteurs is van een artikel waarin, kort samengevat, een analyse plaatsvindt van complotdenkers. Klagers benoemen zichzelf als personen die door hun omgeving worden beschouwd als complotdenkers, ook al hebben zij onderling verschillende denkbeelden en zien zij hun denkbeelden door de feiten bevestigd. Zij voelen zich aangesproken door wat de psychiater over complotdenkers heeft geschreven en vinden dat de psychiater klachtwaardig jegens hen heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat klagers niet zijn aan te merken als rechtstreeks belanghebbenden en verklaart de klacht niet-ontvankelijk. Het Centraal Tuchtcollege zet de criteria om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt uiteen en verwerpt vervolgens het beroep van klagers.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1810 van:

A., wonende te B.,

C., wonende te D.,

E., wonende te F.,

G., wonende te H.,

I., wonende te J.,

appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

K., psychiater, verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M. Kremer te Groningen.

1.   Verloop van de procedure

A., C., E., G. en I. - hierna klagers - hebben op 28 oktober 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen K. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij voorzittersbeslissing van 16 december 2022, onder nummer Z2022/5080 heeft dat College de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 31 mei 2023, waar zijn verschenen A., C. en G. en namens de psychiater zijn gemachtigde.

De heer A. heeft de standpunten van klagers en mr. Kremer heeft de standpunten van de psychiater toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.   Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.  DE OVERWEGINGEN

Klagers hebben een klacht ingediend tegen beklaagde, omdat beklaagde een van de auteurs is van een artikel in het Tijdschrift voor Psychiatrie waarin – kort samengevat – een analyse plaatsvindt van complotdenkers. Klagers benoemen zichzelf als personen die door hun omgeving worden beschouwd als complotdenkers, ook al hebben zij onderling verschillende denkbeelden en zien zij hun denkbeelden door de feiten bevestigd. Zij voelen zich aangesproken door wat beklaagde over complotdenkers heeft geschreven en vinden dat beklaagde klachtwaardig jegens hen heeft gehandeld. Hiervoor geldt het volgende.

Artikel 65, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) bepaalt dat een klacht moet worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. De secretaris van het college heeft klagers bij brief van 30 november 2022 gevraagd nader toe te lichten waarom zij van mening zijn dat zij rechtstreeks belanghebbenden zijn. In reactie hierop hebben klagers verwezen naar een beslissing van een ander tuchtcollege waarin de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: inspecteur) een klacht had ingediend tegen een zorgverlener die op sociale media uitlatingen had gedaan over de behandeling van Covid-19. Klagers stellen vervolgens dat als een psychiater in een tijdschrift voor psychiaters advies geeft over hoe om te gaan met complotdenkers, dit onmiskenbaar weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg.

De voorzitter merkt hierover het volgende op.

Het hierboven genoemde weerslagcriterium geldt voor de vraag of een klacht al dan niet betrekking heeft op een schending van de tweede tuchtnorm, zoals neergelegd in artikel 47, lid 1 onder b, van de Wet BIG. De vraag die aan klagers is gesteld, heeft echter geen betrekking op het feit of hun klacht betrekking heeft op een schending van de tweede tuchtnorm. De vraag van de secretaris had betrekking op de aanwezigheid van een rechtstreeks belang bij klagers om de onderhavige klacht in te dienen. Hiervoor is vereist dat zij rechtstreeks in hun eigen belang worden getroffen door het handelen van beklaagde.

De voorzitter is van oordeel dat dit rechtstreekse belang bij hen ontbreekt. Geen van de klagers wordt daadwerkelijk genoemd in het betreffende artikel. Daarnaast vormen klagers – zoals ze ook zelf melden in hun klaagschrift – ook geen homogene, duidelijk definieerbare groep. Het enkele feit dat klagers in hun omgeving worden beschouwd als ‘complotdenkers’, is in deze zaak onvoldoende voor de aanwezigheid van een rechtstreeks belang. In de beslissing waarnaar zij hebben verwezen in hun reactie trad, zoals hierboven al is vermeld, de inspecteur als klager op. De ontvankelijkheidskwestie die in de onderhavige zaak speelt, speelde dus niet in die zaak, nu de inspecteur op basis van artikel 65, lid 1 onder d, van de Wet BIG altijd klachtgerechtigd is.

Gezien het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.”

3.   Beoordeling van het beroep

3.1  Het beroep van klagers is in de eerste plaats gericht tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun klacht, omdat klagers niet kunnen worden beschouwd als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG. Het Centraal Tuchtcollege komt tot hetzelfde oordeel als het Regionaal Tuchtcollege en zal dat hierna uitleggen.

3.2  In artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG is te lezen dat een zaak in eerste aanleg bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhangig wordt gemaakt door indiening van een klaagschrift door:

a. een rechtstreeks belanghebbende;

b. degene die aan de beklaagde een opdracht heeft verstrekt;

c. degene bij wie of het bestuur van een instelling waarbij de beklaagde werkzaam of voor het verlenen van individuele gezondheidszorg ingeschreven is;

d. de inspecteur.

3.3  Gelet op deze bepaling kunnen klagers uitsluitend worden ontvangen in hun klacht als zij worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende. Om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, vereist de wet dat er sprake is van een belang dat rechtstreeks bij een behandeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg is betrokken. Hierbij moet allereerst worden gedacht aan een patiënt van een aan tuchtrechtspraak onderworpen beroepsbeoefenaar. Bij uitzondering kunnen ook anderen dan de patiënt als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan de naaste betrekkingen van de patiënt en aan de nabestaanden van de overleden patiënt. Onder omstandigheden zullen ook collega's van een beroepsbeoefenaar als zodanig kunnen worden beschouwd; hierbij kan worden gedacht aan het geval waarin een beroepsbeoefenaar ten laste wordt gelegd zich zo oncollegiaal te hebben gedragen dat daardoor de goede gang van zaken bij de uitoefening van individuele gezondheidszorg is verstoord.

3.4  Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klagers niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbenden. Klagers zijn geen patiënt van de psychiater en vallen evenmin onder één van de uitzonderingsgronden, zoals hiervoor genoemd. Zoals het Regionaal Tuchtcollege al heeft overwogen wordt niet het eigen belang van klagers door de analyse in het artikel van de psychiater getroffen. De stelling van klagers dat zij rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, omdat zij zichzelf zien of door hun omgeving worden gezien als complotdenkers en dat het door de psychiater geschreven artikel ernstig beledigend en/of nadelig voor hen is, maakt dit niet anders.

3.5  Het voorgaande betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en het beroep van klagers moet worden verworpen. 

4.   Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

     verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter; B.J.M. Frederiks en H. de Hek, leden-juristen en J.J. de Jong en E. J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 19 juli 2023.

Voorzitter  w.g.      Secretaris  w.g.