Zoekresultaten 1991-2000 van de 42643 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:179 Raad van Discipline Amsterdam 23-466/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:112 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-313/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft met de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het register van de burgerlijke stand in het geheel geen bemoeienis gehad, terwijl van enige onregelmatigheid van die inschrijving overigens ook niet is gebleken. Omdat de klachtonderdelen 1 en 2 feitelijke grondslag missen, zijn deze klachtonderdelen ongegrond. Voor de juistheid van het verwijt dat sprake is van een onregelmatige echtscheiding in Nederland, die niet in Burkina Faso zal worden erkend, heeft de raad geen aanknopingspunten gevonden. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:173 Raad van Discipline Amsterdam 23-582/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:136 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1842

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat de psychiater bij haar behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose. Ook meent klager dat de psychiater nader onderzoek had moeten doen naar aanleiding van lichamelijke klachten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:174 Raad van Discipline Amsterdam 23-378/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster klagers belangen niet goed heeft behartigd tijdens het viergesprek op 8 december 2022. Van het feit dat verweerster op 8 december 2022 de behandeling van klagers heeft zaak neergelegd kan haar evenmin een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:175 Raad van Discipline Amsterdam 23-389/A/A

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft in 2010 geweigerd om klager bij te staan. Klager heeft hierover op 5 december 2022 een klacht bij de deken ingediend, zodat de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege het verstrijken van de in voormeld artikel bedoelde termijn. Dat verweerder, naar aanleiding van klagers e-mail d.d. 18 november 2022 en onder verwijzing naar de brief van 13 oktober 2010, bij e-mail d.d. 22 november 2022 wederom aan klager heeft medegedeeld dat hij hem niet zou bijstaan, maakt dit niet anders.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:239 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-622/AL/OV/D

    Toewijzing verzoek van de deken ex artikel 60b Advocatenwet. Op grond van de door de deken aangevoerde feiten, die door verweerder in deze procedure niet zijn betwist, concludeert de raad dat sprake is van een ernstig disfunctioneren van verweerder. In de loop der jaren zijn er door (oud)cliënten van verweerder, rechtbanken, het Openbaar Ministerie en de Raad voor Rechtsbijstand vele klachten over verweerder ingediend. Verschillende van die klachten hebben geleid tot de oplegging van een maatregel door de raad, waaronder meerdere onvoorwaardelijke schorsingen. Uit die klachten en signalen blijkt dat verweerder voor cliënten en anderen onbereikbaar is, hij veelvuldig (ook zonder melding vooraf) niet op zittingen verschijnt en dat hij zijn afspraken niet nakomt. Verweerder heeft hierdoor in het bijzonder de belangen van zijn cliënten ernstig geschaad. Ook is hij afspraken met de deken, om tot verbetering van zijn praktijkvoering te komen en (later) over de afbouw van zijn praktijk, niet nagekomen.   Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder, in de termen van artikel 60b van de Advocatenwet, geen blijk geeft van een behoorlijke praktijkuitoefening. Daarbij komt dat verweerder veelvuldig en gedurende een lange periode door de deken op zijn disfunctioneren is gewezen en verweerder op verschillende momenten van de deken kansen en hulp heeft gekregen om zijn praktijkuitoefening te verbeteren. Gelet op de vele recente klachten en signalen heeft dat echter niet tot enige verbetering geleid. Ook de beslissingen van de raad hebben er niet toe geleid dat verweerder de situatie ten goede heeft gekeerd. Verweerder lijkt zich onvoldoende bewust van de ernst van zijn disfunctioneren en de negatieve gevolgen die zijn handelen en nalaten voor anderen kan hebben. De raad heeft er daarom geen vertrouwen in dat zijn praktijkvoering zal verbeteren.   De raad is op grond van de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat het niet langer verantwoord is dat verweerder zijn praktijk uitoefent en cliënten bijstaat. Het verzoek van de deken zal daarom worden toegewezen en verweerder zal voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk worden geschorst.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:176 Raad van Discipline Amsterdam 23-399/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster in de conclusie van antwoord van 10 januari 2023 en de conclusie van antwoord van 1 februari 2023 onwaarheden heeft verkondigd en als producties vervalste getuigenverklaringen in het geding heeft gebracht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1839

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over het handelen van de psychiater bij het opstellen van de “bevindingen geneesheer-directeur” in het kader van een verzoek voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De psychiater heeft bij haar bevindingen de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater en de door deze noodzakelijk geachte zorgvormen gevolgd. Klager verwijt de psychiater onder meer dat zij ten onrechte de diagnose “schizofrenie” heeft gesteld en volledig is voorbijgegaan aan de juistheid en zuiverheid van klagers perceptie van volkomen zintuigelijke waarneming. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-968/AL/GLD

    Verzetbeslissing; verzet ongegrond